Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | met de leugen” verwisselt (Rom. 1, 25); daarmee wordt ook
2 I, 0, 6,12 | hart geschreven wet (vgl. Rom. 2, 15), de “natuurlijke
3 I, 0, 6,13 | waarvan de samenvatting (vgl. Rom. 13, 8-10) en het fundament
4 I, 0, 6,15 | is het einde van de wet” (Rom. 10, 4), schrijft de H.
5 I, 0, 7,17 | naaste beminnen als uzelf” (Rom. 13, 8-9). Nadat de H. Augustinus
6 I, 0, 7,18 | kinderen Gods te bezitten (vgl. Rom. 8, 21), en zo in het zedelijk
7 I, 0, 8,21 | gedoopte het nieuwe leven (vgl. Rom. 6, 3-11): terwijl hij door
8 I, 0, 9,22 | Geest die ons gegeven is” (Rom. 5, 5). De H. Augustinus
9 I, 0, 9,23 | de zonde en van de dood” (Rom. 8, 2). Met deze woorden
10 I, 0, 9,23 | wij gerechtvaardigd (vgl. Rom. 3, 28): de “gerechtigheid”,
11 I, 0, 10,25 | zijn (vgl. Joh. 3, 5-8; Rom. 8, 1-13). ~De door God
12 I, 0, 10,26 | gebracht moeten worden (vgl. Rom. 12-15; 1 Kor. 11-14; Gal.
13 II | denktrant van deze wereld aan!” (Rom. 12, 2) ~De Kerk en de beoordeling
14 II, 1, 3,45 | leven in Christus Jezus” (Rom. 8, 2). Over deze wet schrijft
15 II, 1, 3,45 | het beeld van zijn Zoon” (Rom. 8, 29). In dit plan ligt
16 II, 1, 4 | in het hart geschreven” (Rom. 2, 15)~
17 II, 2, 1,54 | geoordeeld worden (vgl. Rom. 2, 14-16)”. 101 ~Daarom
18 II, 2, 2,57 | of ook wel vrijspreken” (Rom. 2, 14-15). ~Naar de woorden
19 II, 2, 2,59 | aanklagen of verdedigen (vgl. Rom. 2, 15). De uitdrukking “
20 II, 2, 2,59 | oordelen, door Christus Jezus” (Rom. 2, 16). ~Het oordeel van
21 II, 2, 3,62 | heilige Geest verlicht” zijn (Rom. 9, 1), het moet “rein”
22 II, 2, 3,62 | wat goed is en volmaakt” (Rom. 12, 20). ~De vermaning
23 II, 2, 3,64 | denken te vernieuwen” (vgl. Rom. 12, 2). In werkelijkheid
24 II, 2, 3,64 | wat goed en volmaakt is” (Rom. 12, 2), is weliswaar de
25 II, 3, 1,66 | gehoorzaamheid van het geloof (vgl. Rom. 16, 26), waarbij de mens
26 II, 3, 1,66 | mens, uit zijn “hart” (vgl. Rom. 10, 10) en is en is vandaar
27 II, 3, 1,66 | Mt. 12, 33-35; Lc. 6, 45; Rom. 8, 5-8; Gal. 5, 22). In
28 II, 4, 1,73 | onder vele broeders is (vgl. Rom. 8, 9), beleeft hij zijn
29 II, 4, 2,76 | beminnen als zichzelf (vgl. Rom. 13, 8-10), zwakt hij daarmee
30 II, 4, 2,78 | met recht veroordeeld” (Rom. 3, 8)”. 128 ~De reden waarom
31 II, 4, 3 | opdat goed ontstaat (vgl. Rom. 3, 8).~
32 II, 4, 3,80 | daaruit zou volgen (vgl. Rom. 3, 8); dat wil zeggen dat
33 III, 0, 4,85 | Hem gevallig en volmaakt. (Rom. 2, 12). Haar duidelijke
34 III, 0, 9,102| kwade, dat ik niet wil” (Rom. 7. 15. 19). ~Waar komt
35 III, 0, 9,105| Jezus Christus, onze Heer! (Rom. 7, 24-25). ~Hetzelfde besef
36 III, 0, 10,107| waarde van een “godsdienst” (Rom. 12, 1; vgl. Phil. 3, 3),
|