Chapter, Thema, Paragraph, Number

 1 I, 0,  3,6   |     Welke? Jezus antwoordde: Je zult niet doden, je zult niet
 2 I, 0,  3,6   |          Je zult niet doden, je zult niet echtbreken, je zult
 3 I, 0,  3,6   |        zult niet echtbreken, je zult niet stelen, je zult geen
 4 I, 0,  3,6   |         je zult niet stelen, je zult geen vals getuigenis afleggen:
 5 I, 0,  3,6   |      vader en je moeder! En: Je zult je naaste liefhebben als
 6 I, 0,  5,10  |          uit het slavenhuis. Ge zult buiten Mij geen andere goden
 7 I, 0,  6,13  |   naaste; “Jezus antwoordde: Je zult niet doden, je zult niet
 8 I, 0,  6,13  |          Je zult niet doden, je zult niet echtscheiden, je zult
 9 I, 0,  6,13  |      zult niet echtscheiden, je zult niet stelen, je zult niet
10 I, 0,  6,13  |         je zult niet stelen, je zult niet vals getuigen, eer
11 I, 0,  6,13  |      vader en je moeder! En: Je zult je naaste liefhebben als
12 I, 0,  6,13  |         bona te garanderen. “Je zult niet doden, je zult niet
13 I, 0,  6,13  |          Je zult niet doden, je zult niet echtbreken, je zult
14 I, 0,  6,13  |        zult niet echtbreken, je zult niet stelen, je zult niet
15 I, 0,  6,13  |         je zult niet stelen, je zult niet vals getuigen”, zijn
16 I, 0,  6,14  |           Handel daarnaar en ge zult leven” (Lc. 10, 28). Tekenend
17 I, 0,  6,15  |         Zo wordt het gebod “Gij zult niet doden” tot een oproep
18 I, 0,  6,15  |         de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; wie echter iemand
19 I, 0,  6,15  |   gehoord dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken. Ik echter
20 I, 0,  7,17  |   vervuld. Want de geboden: Gij zult niet echtbreken, gij zult
21 I, 0,  7,17  |       zult niet echtbreken, gij zult niet doden, gij zult niet
22 I, 0,  7,17  |        gij zult niet doden, gij zult niet stelen, gij zult niet
23 I, 0,  7,17  |       gij zult niet stelen, gij zult niet begeren! en alle andere
24 I, 0,  7,17  |        deze zin samengevat: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf” (
25 II, 0, 12    |                             Dan zult u de waarheid kennen, en
26 II, 0, 12,34 |      woorden van Christus: “Dan zult ge de waarheid kennen, en
27 II, 1,  2,40 |        kennis van goed en kwaad zult ge niet eten; want als je
28 II, 1,  5,52 | onderhoudt dan de geboden!.. Je zult niet doden, je zult niet
29 II, 1,  5,52 |          Je zult niet doden, je zult niet echtbreken, je zult
30 II, 1,  5,52 |        zult niet echtbreken, je zult niet stelen, je zult niet
31 II, 1,  5,52 |         je zult niet stelen, je zult niet vals getuigen” (Mt.
32 III, 0,  4,86|          Dat gij gelijk aan God zult worden” (Gen. 3, 5). De
33 III, 0,  4,87|   authentieke vrijheid is: “Dan zult ge de waarheid kennen en