Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | de psalmist: “Heer, laat Uw aangezicht over ons stralen” (
2 Inl, 0, 1,2 | het goede zien? Heer, laat Uw aanschijn over ons stralen” (
3 I, 0, 5,10 | betekent: in mijn handelen is uw majesteit het meest wonderbaar,
4 I, 0, 5,10 | majesteit het meest wonderbaar, uw wijsheid wordt in het verstand
5 I, 0, 5,10 | herken ik de geheimen van uw kennis. Ken dus jezelf,
6 I, 0, 5,10 | woorden: “Ik ben Jahwe, uw God, die u uit Egypte heeft
7 I, 0, 5,10 | heilig, want Ik, de Heer uw God, ben heilig” (Lev. 19,
8 I, 0, 5,10 | binnen te leiden: “Ik ga in uw midden; Ik ben uw God, en
9 I, 0, 5,10 | ga in uw midden; Ik ben uw God, en u bent mijn volk” (
10 I, 0, 5,10 | Jahwe alleen. Gij moet Jahwe uw God beminnen met heel uw
11 I, 0, 5,10 | uw God beminnen met heel uw hart, met heel uw ziel en
12 I, 0, 5,10 | met heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten.
13 I, 0, 5,10 | met heel uw ziel en met al uw krachten. De geboden die
14 I, 0, 5,10 | voorschrijf, moet ge in uw hart prenten. Ge moet er
15 I, 0, 5,10 | prenten. Ge moet er met uw kinderen telkens opnieuw
16 I, 0, 6,13 | de mens “Ik ben de Heer uw God” betekent. Het kan dus
17 I, 0, 6,13 | naastenliefde is: “Bemin uw naaste als uzelf” (Mt. 19,
18 I, 0, 7,17 | zin samengevat: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf” (
19 II, 0, 11,30 | bemoedig, in een woord, geef uw onderricht met groot geduld.
20 II, 0, 11,30 | bij dit alles, aanvaard uw lijden, doe het werk van
21 II, 0, 11,30 | evangelist, wijd u geheel aan uw dienst!” (2 Tim. 4, 1-5;
22 II, 1, 3,42 | vraag zegt hij: Heer, laat uw aanschijn over ons lichten!
23 II, 2, 3,62 | christenen met de woorden: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld.
24 II, 3, 1,66 | fundamentele zin: “Ik ben Jahwe, uw God..” (Ex. 20, 2), die
25 III, 0, 4,85 | vermanend schrijft: “Stemt uw gedrag niet af op deze wereld;
26 III, 0, 5,88 | dus zorgvuldig op, hoe u uw leven leidt, niet dwaas,
27 III, 0, 5,89 | in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen voor het oog
28 III, 0, 5,89 | van de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw
29 III, 0, 5,89 | uw goede werken zien en uw Vader verheerlijken die
30 III, 0, 6,91 | niet, dan zal ik niet aan uw handen ontsnappen. Maar
31 III, 0, 6,91 | het niet te doen, en in uw handen te vallen, dan te
32 III, 0, 9,105| mijn standvastigheid uit uw blik voortkomt? “Verbergt
33 III, 0, 9,105| blik voortkomt? “Verbergt U uw gezicht dan ben ik ontsteld” (
|