1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1531
Chapter, Thema, Paragraph, Number
501 II, 1, 2,41 | God van het Al belijden en de heiligheid van de wet
502 II, 1, 3,42 | gehoorzaamheid in de waarheid en beantwoordt aan de waardigheid
503 II, 1, 3,42 | hij handelt in welbewuste en vrije keuze, persoonlijk
504 II, 1, 3,42 | nl. van binnenuit bewogen en aangezet, en niet door een
505 II, 1, 3,42 | binnenuit bewogen en aangezet, en niet door een blinde innerlijke
506 II, 1, 3,42 | vrije keuze van het goede en zich verzekert van de juiste
507 II, 1, 3,42 | hulpmiddelen, daadwerkelijk en in naarstige toeleg”. 75 ~
508 II, 1, 3,42 | beslissing het goede doen en het kwade mijden. Maar daartoe
509 II, 1, 3,42 | kwade kunnen onderscheiden. En dat gebeurt vooral dankzij
510 II, 1, 3,42 | laat ons het goede zien?” En als antwoord op die vraag
511 II, 1, 3,43 | goddelijke, eeuwige, objectieve en universele wet is, waardoor
512 II, 1, 3,43 | raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele wereld en
513 II, 1, 3,43 | en liefde, de hele wereld en de gang van de menselijke
514 II, 1, 3,43 | samenleving ordent, leidt en beheert. God maakt de mens
515 II, 1, 3,43 | natuurlijke orde in acht te nemen, en verbiedt om haar te verstoren”; 79
516 II, 1, 3,43 | het geboden doel toe”. 80 En de wijsheid van God is voorzorg,
517 II, 1, 3,43 | hele schepping liefheeft en in de meest letterlijke,
518 II, 1, 3,43 | zeggen door zijn verstandige en verantwoordelijke zorg,
519 II, 1, 3,43 | voorzienigheid door voor zichzelf en voor de anderen te voorzien;
520 II, 1, 3,43 | zedelijk geboden handeling en tot het geboden doel: deze
521 II, 1, 3,44 | Thomas over de natuurwet en haar in haar moraalverkondiging
522 II, 1, 3,44 | van het menselijk verstand en van de menselijke wil aan
523 II, 1, 3,44 | menselijke wil aan Gods wijsheid en wet op de voorgrond geplaatst.
524 II, 1, 3,44 | afzonderlijke mensen geschreven en gebeiteld is, daar zij het
525 II, 1, 3,44 | gebiedt, het goede te doen en ons verbiedt om te zondigen”,
526 II, 1, 3,44 | hebben, als het niet de stem en de uitleg van een hoger
527 II, 1, 3,44 | was, waaraan onze geest en onze vrijheid zich moeten
528 II, 1, 3,44 | leggen, rechten te verlenen en bepaalde gedragingen te
529 II, 1, 3,44 | zijn handelen zou stellen”. En hij zegt afsluitend: “Daaruit
530 II, 1, 3,44 | het verstand gebruiken, en die hen voert tot het verschuldigde
531 II, 1, 3,44 | het verschuldigde handelen en het verschuldigde doel;
532 II, 1, 3,44 | intellect van de Schepper zelf en van de God die de hele wereld
533 II, 1, 3,44 | regeert”. 83 ~De mens kan goed en kwaad kennen dankzij dat
534 II, 1, 3,44 | dat onderscheid van goed en kwaad, dat hij zelf met
535 II, 1, 3,44 | de goddelijke openbaring en door het geloof verlichte
536 II, 1, 3,44 | God als bijzonder geschenk en teken van de uitverkiezing
537 II, 1, 3,44 | teken van de uitverkiezing en van het goddelijk verbond
538 II, 1, 3,44 | van het goddelijk verbond en tegelijk als garantie voor
539 II, 1, 3,44 | zegen van God te ontvangen en te beleven. Zo kon Mozes
540 II, 1, 3,44 | zonen van Israël wenden en hun vragen: “Immers, welke
541 II, 1, 3,44 | grote natie bezit wel wetten en rechtsnormen, die zo doelmatig
542 II, 1, 3,44 | gevoelens van lof, dankbaarheid en verering vinden, die het
543 II, 1, 3,44 | leren kennen, te overdenken en in praktijk te brengen te
544 II, 1, 3,44 | zijn wet overpeinst dag en nacht” (Ps. 1, 1-2). “De
545 II, 1, 3,44 | wet van Jahwe is volmaakt: en behoedt de ziel voor verdwalen,
546 II, 1, 3,45 | hele goed van de openbaring en hoedt het met liefde en
547 II, 1, 3,45 | en hoedt het met liefde en behandelt het met religieus
548 II, 1, 3,45 | van God in Jezus Christus en in zijn Geest is: het is
549 II, 1, 3,45 | wet van de volmaaktheid en de vrijheid (vgl. 2 Kor.
550 II, 1, 3,45 | heilige Geest genoemd worden.. en wel de heilige Geest, die,
551 II, 1, 3,45 | over wat we doen moeten.. en maakt ons genegen om te
552 II, 1, 3,45 | onderscheiden van de natuurwet en in het heilsplan de “oude”
553 II, 1, 3,45 | toch niet vergeten dat deze en andere nuttige onderscheiden
554 II, 1, 3,45 | wet, waarvan de Auteur een en dezelfde God is, zoals de
555 II, 1, 3,45 | geschiedenis ontfermt over de mens en over de wereld, sluiten
556 II, 1, 3,45 | integendeel, ze steunen en doordringen elkaar wederzijds.
557 II, 1, 3,45 | hebben allemaal hun bron en hun einddoel in het wijze
558 II, 1, 3,45 | hun einddoel in het wijze en liefdevolle eeuwige plan,
559 II, 1, 4,46 | conflict tussen vrijheid en wet wordt vandaag opnieuw
560 II, 1, 4,46 | kracht inzake de natuurwet en in het bijzonder inzake
561 II, 1, 4,46 | de debatten over natuur en vrijheid de geschiedenis
562 II, 1, 4,46 | begeleid; in de Renaissance en Reformatie hebben deze debatten
563 II, 1, 4,46 | conflict - tussen vrijheid en natuur een structureel element
564 II, 1, 4,46 | constanten, de lichamelijke en psychische impulsen en de
565 II, 1, 4,46 | lichamelijke en psychische impulsen en de maatschappelijke druk
566 II, 1, 4,46 | psychosociale mechanismen behandeld. En zo kunnen sommige ethici,
567 II, 1, 4,46 | onderzoek van handelingen en opvattingen van de mens,
568 II, 1, 4,46 | concrete menselijke gedrag en aan de meningen van de meerderheid
569 II, 1, 4,46 | tegenstelling met de materiële en biologische natuur, die
570 II, 1, 4,46 | dimensie van de natuur vergeten en haar integriteit loochenen.
571 II, 1, 4,46 | voor het menselijk handelen en kunnen gereduceerd: zij
572 II, 1, 4,46 | aangezien zij begrenzing en ontkenning van de vrijheid
573 II, 1, 4,46 | maatschappelijke, culturele en ook zedelijke waarden zouden
574 II, 1, 4,46 | betekenen: alles wat in de mens en in de wereld buiten de vrijheid
575 II, 1, 4,46 | omvatten, zijn gesteldheid en zijn impulsen: in tegenstelling
576 II, 1, 4,46 | dus de “cultuur” als werk en produkt van de vrijheid.
577 II, 1, 4,46 | gereduceerd kunnen worden en behandeld als een voortdurend
578 II, 1, 4,46 | door zichzelf definieert en dat men haar maakt tot scheppende
579 II, 1, 4,46 | scheppende instantie van haarzelf en van haar waarden. Op deze
580 II, 1, 4,47 | tegenwerping van het fysicisme en naturalisme gemaakt: deze
581 II, 1, 4,47 | waarde hebben toegekend en zich aangematigd, op dit
582 II, 1, 4,47 | gebied van de seksuele ethiek en de huwelijksmoraal betreffen.
583 II, 1, 4,47 | met de mens als een vrij en verstandig wezen, noch met
584 II, 1, 4,47 | mens in zijn lichamelijke en historische levensomstandigheden.
585 II, 1, 4,47 | letten op de gedragsmodellen en de betekenissen die deze
586 II, 1, 4,47 | bepaalde cultuur krijgen. En vooral zou het het fundamentele
587 II, 1, 4,47 | fundamentele gebod van de Gods- en de naastenliefde moeten
588 II, 1, 4,47 | beslissing” overgelaten en verwacht van hem een zelfstandige,
589 II, 1, 4,47 | de naaste zou voor alles en uitsluitend respect voor
590 II, 1, 4,48 | betrekking die tussen vrijheid en menselijke natuur bestaat,
591 II, 1, 4,48 | ontbloot van iedere zin en morele waarde, zolang de
592 II, 1, 4,48 | project. De menselijke natuur en het lichaam blijken dientengevolge
593 II, 1, 4,48 | persoon, het menselijk subject en de menselijke handeling
594 II, 1, 4,48 | spanning tussen de vrijheid en de reductionistisch begrepen
595 II, 1, 4,48 | de waarheid over de mens en zijn vrijheid. Ze is in
596 II, 1, 4,48 | lichaam is. 86 De geestelijke en onsterfelijke ziel is het
597 II, 1, 4,48 | ook aan, dat het verstand en de vrije wil in alle lichamelijke
598 II, 1, 4,48 | wil in alle lichamelijke en zintuiglijke krachten ingebonden
599 II, 1, 4,48 | aan zichzelf overgedragen en juist in de eenheid van
600 II, 1, 4,48 | juist in de eenheid van ziel en lichaam is zij het subject
601 II, 1, 4,48 | het licht van het verstand en de ondersteuning van de
602 II, 1, 4,48 | tekenen, de uitdrukking en de belofte van de zelfgave
603 II, 1, 4,48 | persoon van nature neigt. En aangezien de menselijke
604 II, 1, 4,48 | een bepaalde geestelijke en lichamelijke structuur omvat,
605 II, 1, 4,48 | de persoon als einddoel en nooit als louter middel
606 II, 1, 4,48 | louter middel lief te hebben en te respecteren, wezenlijk
607 II, 1, 4,48 | vervalt tot relativisme en willekeur. ~
608 II, 1, 4,49 | leer van de Heilige Schrift en de overlevering. Een dergelijke
609 II, 1, 4,49 | betekenis van het lichaam en van de op dat lichaam betrekking
610 II, 1, 4,49 | dronkaards, lasteraars en oplichters” uitgesloten
611 II, 1, 4,49 | Inderdaad zijn lichaam en ziel onscheidbaar: in de
612 II, 1, 4,49 | de opzettelijk handelende en zijn vrij overwogen doen
613 II, 1, 4,49(88) | apostolische brief over vergeving en boete in de zending van
614 II, 1, 4,49(88) | andere plaatsen uit het Oude en Nieuwe Testament, die velen
615 II, 1, 4,50 | betrekking op de eigenlijke en oorspronkelijke natuur van
616 II, 1, 4,50 | zelf in de eenheid van ziel en lichaam is in de eenheid
617 II, 1, 4,50 | als biologische voorkeuren en van alle andere specifieke
618 II, 1, 4,50 | natuurlijke zedenwet drukt uit en schrijft voor de doelstellingen,
619 II, 1, 4,50 | doelstellingen, rechten en plichten, die steunen op
620 II, 1, 4,50 | steunen op de lichamelijke en geestelijke natuur van de
621 II, 1, 4,50 | geroepen is, zijn leven en zijn handelingen te sturen
622 II, 1, 4,50 | zijn handelingen te sturen en te regelen en in het bijzonder
623 II, 1, 4,50 | te sturen en te regelen en in het bijzonder van zijn
624 II, 1, 4,50 | lichaam gebruik te maken en daarover te beschikken”. 90
625 II, 1, 4,50 | Bijvoorbeeld: oorsprong en fundament van de verplichting
626 II, 1, 4,50 | menselijke persoon eigen is, en niet louter in de natuurlijke
627 II, 1, 4,50 | toegestaan, prijzenswaardig en zelfs geboden zijn, uit
628 II, 1, 4,50 | uitdrukt in het lichaam en als lichaam dat van een
629 II, 1, 4,50(90) | voor het beginnende leven en de waarde van de voortplanting
630 II, 1, 4,50 | op de menselijke persoon en haar authentieke verwerkelijking,
631 II, 1, 4,50 | van de andere kant altijd en uitsluitend binnen het kader
632 II, 1, 4,50 | afwijst, dan dient zij de mens en wijst hem de weg van de
633 II, 1, 4,50 | een scheiding van vrijheid en natuur: ze zijn werkelijk
634 II, 1, 4,50 | harmonisch met elkaar verweven en ten diepste met elkaar verbonden. ~
635 II, 1, 5,51 | conflict tussen vrijheid en natuur heeft ook invloed
636 II, 1, 5,51 | vooral op haar universaliteit en onveranderlijkheid. “Waar
637 II, 1, 5,51 | iedere juiste wet gedicteerd en gaat zij over in het hart
638 II, 1, 5,51 | ieder met verstand begiftigd en in de geschiedenis levend
639 II, 1, 5,51 | moet de mens het goede doen en het kwade laten, over het
640 II, 1, 5,51 | laten, over het doorgeven en het instandhouden van het
641 II, 1, 5,51 | waarneembare wereld koesteren en doen toenemen, zijn sociale
642 II, 1, 5,51 | vrijheid van de individuen en de aan allen gemeenschappelijke
643 II, 1, 5,51 | persoon tot uitdrukking brengt en de grondslagen voor haar
644 II, 1, 5,51 | haar fundamentele rechten en plichten legt, is zij in
645 II, 1, 5,51 | haar geboden universeel, en haar autoriteit strekt zich
646 II, 1, 5,51 | tegenspraak met de eenmaligheid en de onherhaalbaarheid van
647 II, 1, 5,51 | gemeenschap van de personen op en verwerkelijken met de genade
648 II, 1, 5,51 | band die alles samenhoudt en volkomen maakt” (Kol. 3,
649 II, 1, 5,52 | 52. Het is altijd en voor allen juist en goed,
650 II, 1, 5,52 | altijd en voor allen juist en goed, God te dienen, Hem
651 II, 1, 5,52 | passende verering te bewijzen en de ouders te eren, zoals
652 II, 1, 5,52 | handelingen te volbrengen en bepaalde gedragswijzen te
653 II, 1, 5,52 | die voor “dezelfde roeping en dezelfde goddelijke bestemming” 95
654 II, 1, 5,52(94) | de goddelijke openbaring en ook, op eigen terrein, de
655 II, 1, 5,52(94) | van de mens geworteld zijn en die in alle met verstand
656 II, 1, 5,52 | geschapen zijn. Deze universele en blijvende wetten beantwoorden
657 II, 1, 5,52 | het praktische verstand en worden door het oordeel
658 II, 1, 5,52 | bezit: door de handelingen en de daarmee overeenstemmende
659 II, 1, 5,52 | geldig: ze verplichten allen en ieder afzonderlijk altijd
660 II, 1, 5,52 | ieder afzonderlijk altijd en onder alle omstandigheden.
661 II, 1, 5,52 | roeping tot leven met God en tot gemeenschap met de naaste
662 II, 1, 5,52 | te overtreden die allen en tot elke prijs verplichten
663 II, 1, 5,52 | verplichten om in niemand en vooral niet in zichzelf
664 II, 1, 5,52 | negatieve geboden altijd en onder alle omstandigheden
665 II, 1, 5,52 | het gebod van de Gods- en van de naastenliefde heeft
666 II, 1, 5,52 | worden door de in het Oude en het Nieuwe Testament in
667 II, 1, 5,53 | mens voor historiciteit en cultuur verleidt sommigen
668 II, 1, 5,53 | onveranderlijkheid van de natuurwet en daarmee aan het bestaan
669 II, 1, 5,53 | alle mensen van vandaag en van de toekomst gelden,
670 II, 1, 5,53 | voor allen een universele en altijddurende geldigheid
671 II, 1, 5,53 | is de maat van de cultuur en de voorwaarde, dat de mens
672 II, 1, 5,53 | leven. Wie de bijzonder en blijvende elementen van
673 II, 1, 5,53 | daar maakte waar de sociale en culturele tijdsomstandigheden
674 II, 1, 5,53 | tijdsomstandigheden de oorspronkelijke zin en de rol van enkele zedelijke
675 II, 1, 5,53 | dezelfde is gisteren, vandaag en in eeuwigheid”. 97 Hij is
676 II, 1, 5,53 | haar in haar basiselementen en in haar dynamisme van Gods-
677 II, 1, 5,53 | haar dynamisme van Gods- en naastenliefde voorgoed verlicht. 98 ~
678 II, 1, 5,53 | moet voor de universeel en voortdurend geldende zedelijke
679 II, 1, 5,53 | een formulering gezocht en gevonden worden, die voor
680 II, 1, 5,53 | tot uitdrukking te brengen en haar waarheid begrijpelijk
681 II, 1, 5,53 | waarheid begrijpelijk te maken en authentiek uit te leggen.
682 II, 1, 5,53 | preciezer worden gedefinieerd en bepaald; de beslissing van
683 II, 1, 5,53 | leergezag wordt voorbereid en begeleid door het streven
684 II, 1, 5,53 | streven naar verstaanbaarheid en formulering, eigen aan het
685 II, 1, 5,53 | denken van de gelovigen en het theologische onderzoek. 100 ~
686 II, 1, 5,53(100) | Filius, cap. 4: DS, 3020, en can. 4: DS, 3024. Ook voor
687 II, 1, 5,53(100) | men moet deze veilige en onveranderlijke leer, waaraan
688 II, 1, 5,53(100) | zo”n manier onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze
689 II, 1, 5,53(100) | men echter dezelfde zin en betekenis moet behouden.”:
690 II, 2 | II Geweten en waarheid~
691 II, 2, 1,54 | de vrijheid van de mens en de wet van God heeft haar
692 II, 2, 1,54 | waaraan hij moet gehoorzamen, en waarvan de stem, die hem
693 II, 2, 1,54 | om het goede te beminnen en het kwade te vermijden,
694 II, 2, 1,54 | gehoorzamen is zijn waardigheid en volgens deze zal hij zelf
695 II, 2, 1,54 | betrekking tussen vrijheid en wet verstaat, tenslotte
696 II, 2, 1,54 | stromingen, die vrijheid en wet tegenover elkaar stellen
697 II, 2, 1,54 | tegenover elkaar stellen en van elkaar scheiden en die
698 II, 2, 1,54 | stellen en van elkaar scheiden en die vrijheid op afgodische
699 II, 2, 1,54 | overgeleverde positie van de Kerk en haar leergezag. ~
700 II, 2, 1,55 | gezamenlijkheid te omvatten en er rekening mee te houden;
701 II, 2, 1,55 | de personen kunnen treden en hun taak overnemen, om een
702 II, 2, 1,55 | van de menselijke natuur en haar betekenis voor het
703 II, 2, 1,55 | om aan zijn persoonlijke en sociale leven een geregelde
704 II, 2, 1,55 | het totale psychologische en affectieve terrein en met
705 II, 2, 1,55 | psychologische en affectieve terrein en met de veelvoudige invloeden
706 II, 2, 1,55 | van de maatschappelijke en culturele omgeving van de
707 II, 2, 1,55 | als wel tot een creatief en verantwoordelijk op zich
708 II, 2, 1,56 | rechtvaardiging van deze en soortgelijke houdingen hebben
709 II, 2, 1,56 | houden met de omstandigheden en de situatie, legitiem uitzonderingen
710 II, 2, 1,56 | algemene regels invoeren en zo toestaan om in de praktijk,
711 II, 2, 1,56 | universeel geldende voorschrift en de norm van het individuele
712 II, 2, 1,56 | feitelijk ten laatste over goed en kwaad zou beslissen. Krachtens
713 II, 2, 1,56 | leer van het leergezag zijn en een “creatieve” hermeneutiek
714 II, 2, 1,56 | de vrijheid van de mens en de wet van God in twijfel
715 II, 2, 1,56 | betrekking tussen vrijheid en wet maakt een beoordeling
716 II, 2, 2,57 | terwijl hun gedachten hen over en weer beschuldigen of ook
717 II, 2, 2,57 | alleen tot de persoon zelf. En alleen de persoon op haar
718 II, 2, 2,58 | wet, het eerste Voorbeeld en het laatste Doel van de
719 II, 2, 2,58 | het ware de heraut van God en de bode, en wat het zegt,
720 II, 2, 2,58 | heraut van God en de bode, en wat het zegt, beveelt het
721 II, 2, 2,58 | van de koning afkondigt. En daar komt de bindende kracht
722 II, 2, 2,58 | van God zelf, wiens stem en wiens oordeel het innerlijk
723 II, 2, 2,58 | op in een onontkoombare en ondoordringbare eenzaamheid,
724 II, 2, 2,58 | de stem van God. Daarin en nergens anders in ligt het
725 II, 2, 2,58 | in ligt het hele geheim en de hele waardigheid van
726 II, 2, 2,59 | zedelijk oordeel over de mens en zijn handelingen is: Het
727 II, 2, 2,59 | God of daarvan afwijken. En juist over het oordeel over
728 II, 2, 2,59 | oordeel over de handelingen en tegelijk over hun initiator
729 II, 2, 2,59 | het goede moet liefhebben en het kwade vermijden, op
730 II, 2, 2,59 | onderscheiding van goed en kwaad tot uitdrukking brengt,
731 II, 2, 2,59 | natuurwet de objectieve en universele aanspraken van
732 II, 2, 2,59 | op het individuele geval en wordt zo voor de mens tot
733 II, 2, 2,59 | goed herkent, dat hem hier en nu gegeven is. Het universele
734 II, 2, 2,59 | universele karakter van de wet en van de verplichting wordt
735 II, 2, 2,59 | een bewuste handeling voor en verwezenlijkt “de toepassing
736 II, 2, 2,60 | Zoals de natuurwet zelf en iedere praktische kennis,
737 II, 2, 2,60 | zekerheid over de juistheid en goedheid van een bepaalde
738 II, 2, 2,60 | intellectuele instantie en de autoriteit van haar stem
739 II, 2, 2,60 | autoriteit van haar stem en van haar oordeel komen voort
740 II, 2, 2,60 | waarheid over zedelijk goed en kwaad: ze is ertoe geroepen
741 II, 2, 2,60 | geroepen om die te horen en uit te drukken. Op deze
742 II, 2, 2,60 | goddelijke wet”, de universele en objectieve norm van de zedelijkheid,
743 II, 2, 2,60 | autoriteit van de natuurwet en van de praktische verhouding
744 II, 2, 2,60 | aantrekkingskracht ervaart en waarvan zij de geboden aanneemt:
745 II, 2, 2,60 | geweten is geen autonome en exclusieve instantie om
746 II, 2, 2,60 | om te beslissen wat goed en wat slecht is; veeleer is
747 II, 2, 2,60 | beslissingen met de geboden en verboden staaft en vereist,
748 II, 2, 2,60 | geboden en verboden staaft en vereist, die aan het menselijk
749 II, 2, 2,61 | van het geweten praktisch en concreet erkend, wat leidt
750 II, 2, 2,61 | voor het volbrachte goed en het bedreven kwaad. Wanneer
751 II, 2, 2,61 | een onderpand van de hoop en van het erbarmen: terwijl
752 II, 2, 2,61 | vragen, het goede te doen en onophoudelijk met Gods genade
753 II, 2, 2,61 | de band tussen vrijheid en waarheid. Daarom drukt het
754 II, 2, 2,61 | het goede weerspiegelen, en niet in willekeurige “beslissingen”.
755 II, 2, 2,61 | willekeurige “beslissingen”. En de rijpheid en verantwoordelijkheid
756 II, 2, 2,61 | beslissingen”. En de rijpheid en verantwoordelijkheid van
757 II, 2, 2,61 | verantwoordelijkheid van deze oordelen - en in laatste instantie van
758 II, 2, 2,61 | zoeken naar de waarheid en aan de bereidheid om zich
759 II, 2, 3 | Naar het ware en goede zoeken~
760 II, 2, 3,62 | moeite doet om naar het ware en goede te zoeken, en het
761 II, 2, 3,62 | ware en goede te zoeken, en het geweten door gewenning
762 II, 2, 3,62 | naar de waarheid zoeken en overeenkomstig deze waarheid
763 II, 2, 3,62 | Hem bevalt, wat goed is en volmaakt” (Rom. 12, 20). ~
764 II, 2, 3,62 | mens zich niet bewust is en waar hij alleen niet uit
765 II, 2, 3,63 | waarde van de met het ware en zuivere geweten voltrokken
766 II, 2, 3,63 | het vervolmaakt hem niet en helpt hem niet om hem te
767 II, 2, 3,63 | wij nog niet kunnen kennen en die toch schuld blijft,
768 II, 2, 3,63 | moeite voor doet om het ware en goede te zoeken, en als
769 II, 2, 3,63 | ware en goede te zoeken, en als het geweten als gevolg
770 II, 2, 3,64 | voortdurende bekering tot het ware en goede te maken. Daarmee
771 II, 2, 3,64 | maar “om ons te veranderen en ons denken te vernieuwen” (
772 II, 2, 3,64 | werkelijkheid is het tot de Heer en tot de liefde bekeerde “
773 II, 2, 3,64 | maken wat God van u wil en wat goed is: wat Hem bevalt,
774 II, 2, 3,64 | wat Hem bevalt, wat goed en volmaakt is” (Rom. 12, 2),
775 II, 2, 3,64 | connaturaliteit” tussen de mens en het waarlijk goede is absoluut
776 II, 2, 3,64 | connaturaliteit schiet wortel en ontplooit zich in de deugdzame
777 II, 2, 3,64 | mens zelf: in de wijsheid en de andere kardinale deugden
778 II, 2, 3,64 | andere kardinale deugden en, nog fundamenteler, in de
779 II, 2, 3,64 | van het geloof, de hoop en de liefde. in deze zin heeft
780 II, 2, 3,64 | de christenen in de Kerk en haar leergezag, zoals het
781 II, 2, 3,64 | van hun geweten de heilige en zekere leer van de Kerk
782 II, 2, 3,64 | Christus is te verkondigen en getrouw uiteen te zetten
783 II, 2, 3,64 | getrouw uiteen te zetten en tevens de beginselen van
784 II, 2, 3,64 | haar gezag te verkondigen en te bevestigen”. 111 ~De
785 II, 2, 3,64 | de waarheid, maar altijd en alleen vrijheid “in” de
786 II, 2, 3,64 | in dienst van het geweten en helpt het om niet heen en
787 II, 2, 3,64 | en helpt het om niet heen en weer gedreven te worden
788 II, 2, 3,64 | mensen” (vgl. Eph. 4, 14), en niet weg te raken van de
789 II, 2, 3,64 | de waarheid te bereiken en in haar te blijven. ~
790 II, 3 | Fundamentele beslissing en concrete gedragswijzen~
791 II, 3, 1,65 | van de menswetenschappen en ook de theologie aanleiding
792 II, 3, 1,65 | analyse van haar natuur en haar dynamiek te ontwikkelen.
793 II, 3, 1,65 | ook oordeel over zichzelf en besluit over de vraag of
794 II, 3, 1,65 | afzonderlijke beslissingen plaats en ontplooiïng kunnen vinden. ~
795 II, 3, 1,65 | betrekking tussen persoon en handeling voor. Ze spreken
796 II, 3, 1,65 | vrijheid”, die dieper ligt en anders is dan de keuzevrijheid:
797 II, 3, 1,65 | zichzelf totaal beslist, en dit niet door bepaalde en
798 II, 3, 1,65 | en dit niet door bepaalde en bewuste keuze, of op het
799 II, 3, 1,65 | maar op “transcendente” en “athematische” wijze. De
800 II, 3, 1,65 | alleen maar beperkte/concrete en nooit beslissende pogingen
801 II, 3, 1,65 | tussen de fundamentele optie en de vrije keuze van concreet
802 II, 3, 1,65 | zij het zedelijk “goede” en “slechte” uitdrukkelijk
803 II, 3, 1,65 | zichzelf, tot de anderen en tot de dingen van de wereld
804 II, 3, 1,65 | afhankelijk orde van goed en kwaad aan de ene, en de
805 II, 3, 1,65 | goed en kwaad aan de ene, en de concrete gedragswijze
806 II, 3, 1,65 | voormorele “ of “fysieke “ bona en mala, waarop de handeling
807 II, 3, 1,65 | verkeerd worden beoordeeld. En dat gaat zover dat een concreet
808 II, 3, 1,65 | een louter natuurgebeuren en niet volgens de criteria
809 II, 3, 1,66 | zedelijk leven kenmerkt en die met de vrijheid tegenover
810 II, 3, 1,66 | openbarende God met verstand en wil volledig te onderwerpen”.112
811 II, 3, 1,66 | hart” (vgl. Rom. 10, 10) en is en is vandaar geroepen,
812 II, 3, 1,66 | vgl. Rom. 10, 10) en is en is vandaar geroepen, het
813 II, 3, 1,66 | doordat hij de veelvoudige en verschillende afzonderlijke
814 II, 3, 1,66 | van totaliteit, eenheid en diepte verzekert. De fundamentele
815 II, 3, 1,66 | volmaakt wilt zijn,.. kom en volg Mij!” (Mt. 19, 21) -:
816 II, 3, 1,66 | van de schat in de akker en van de kostbare parel, waarvoor
817 II, 3, 1,66 | verkoopt, zijn welsprekende en effectieve beelden voor
818 II, 3, 1,66 | beelden voor het radicale en onvoorwaardelijke karakter
819 II, 3, 1,66 | zijn leven om mijnentwil en omwille van het evangelie
820 II, 3, 1,66 | De oproep van Jezus “kom en volg Mij” betekent de grootst
821 II, 3, 1,66 | lofprijzing van de vrijheid en bevestigt tegelijkertijd
822 II, 3, 1,66 | tegelijkertijd de waarheid en verplichting van geloofsdaden
823 II, 3, 1,66 | verplichting van geloofsdaden en beslissingen, die men fundamentele
824 II, 3, 1,66 | bevrijd. Blijft dus sterk en laat u niet opnieuw het
825 II, 3, 1,66 | de knechtschap bedreigd. En precies dat slaat op een
826 II, 3, 1,67 | fundamentele optie als een echte en eigenlijke beslissing van
827 II, 3, 1,67 | van de vrijheid verstaat en die deze beslissing ten
828 II, 3, 1,67 | op zijn doel te richten en dit met de hulp van de genade
829 II, 3, 1,67 | naar de wil, de wijsheid en de wet van God richt. Er
830 II, 3, 1,67 | zich altijd door bewuste en vrije keuzen verwerkelijkt.
831 II, 3, 1,67 | actualiseert in acht te nemen en de concretiseringen waarin
832 II, 3, 1,67 | het handelen van de mens en aan elk van zijn vrije keuzen.
833 II, 3, 1,67 | handelwijze, met de waardigheid en de integrale roeping van
834 II, 3, 1,67 | de vrije wil met die bona en mala zoals zij door de natuurwet
835 II, 3, 1,67 | natuurwet als het te volgen goed en het te mijden kwaad worden
836 II, 3, 1,67 | de zedenwet gehoorzaamt en de handeling die zij verbiedt
837 II, 3, 1,68 | van zijn keuzebeslissingen en van zijn concrete handelingen
838 II, 3, 1,68 | de genade van God blijven en zijn heil bereiken, ook
839 II, 3, 1,68 | gedragswijzen uit vrije beslissing en in een ernstige zaak, beslist
840 II, 3, 1,68 | een ernstige zaak, beslist en ernstig in tegenstelling
841 II, 3, 1,68 | hem de wet gegeven heeft, en maakt hij zich dus jegens
842 II, 3, 1,68 | heiligmakende genade”, de “liefde” en de “eeuwige zaligheid”. 114 “
843 II, 3, 2 | Doodzonde en dagelijkse zonde~
844 II, 3, 2,69 | onderscheid tussen doodzonden en dagelijkse zonden te onderwerpen
845 II, 3, 2,69 | de heiligmakende genade - en, in geval van de dood in
846 II, 3, 2,69 | hetzelfde is als de keuze en niet in overdachte bewustheid
847 II, 3, 2,69 | die met Jezus Christus en zijn Kerk verenigd wil blijven,
848 II, 3, 2,69 | blijven, zo gemakkelijk en steeds weer doodzonden kan
849 II, 3, 2,69 | materie” van zijn daden af en toe zou doen vermoeden. ~
850 II, 3, 2,69 | God radicaal te verbreken en zich daarna door oprechte
851 II, 3, 2,70 | paenitentia heeft het belang en de blijvende actualiteit
852 II, 3, 2,70 | onderscheid tussen doodzonden en dagelijkse zonden, overeenkomstig
853 II, 3, 2,70 | van de Kerk, beklemtoond. En de bisschoppensynode van
854 II, 3, 2,70 | Trente over het bestaan en de natuur van doodzonden
855 II, 3, 2,70 | de natuur van doodzonden en dagelijkse zonden bekrachtigd,
856 II, 3, 2,70 | materie als object heeft en die bovendien bij volle
857 II, 3, 2,70 | bovendien bij volle bewustzijn en weloverwogen toestemming
858 II, 3, 2,70 | daarvoor “het volle bewustzijn en weloverwogen toestemming”.
859 II, 3, 2,70 | men dan een uitdrukkelijke en formele belediging van God
860 II, 3, 2,70 | naaste of een impliciete en niet overdachte afwijzing
861 II, 3, 2,70 | wanneer de mens bewust en vrij om welke reden dan
862 II, 3, 2,70 | liefde voor de mensheid en voor de hele schepping:
863 II, 3, 2,70 | verwijdert zich zo van God en verliest de liefde. De fundamentele
864 II, 3, 2,70 | psychologisch vlak veel complexe en duistere situaties bestaan,
865 II, 3, 2,70 | van de fundamentele optie en de weloverwogen keuze, die
866 II, 3, 2,70 | waardoor een mens vrij God en zijn wet alsook het verbond
867 II, 3, 2,70 | geschapene). Dit kan op directe en formele manier gebeuren,
868 II, 3, 2,70 | afgodenverering, afvalligheid van God en goddeloosheid, of op gelijkwaardige
869 II, 4, 1 | Teleologie en teleologisme~
870 II, 4, 1,71 | de vrijheid van de mens en de wet van God, die haar
871 II, 4, 1,71 | van God, die haar diepste en levende zetel heeft in het
872 II, 4, 1,71 | het zedelijk geweten, uit en verwerkelijkt zich in de
873 II, 4, 1,71 | zijn Schepper te zoeken en in een toebehoren aan Hem
874 II, 4, 1,71 | toebehoren aan Hem vrij tot volle en zalige voleinding te komen. 119 ~
875 II, 4, 1,71 | handelingen voltrekt, uitdrukken en bepalen. 120 Ze roepen niet
876 II, 4, 1,71 | persoon zelf, die ze voltrekt, en bepalen haar geestelijk
877 II, 4, 1,71 | aangezien het niet eeuwig en onveranderlijk is, onophoudelijk
878 II, 4, 1,71 | resultaat van vrije keuze, en zo zijn wij in zekere zin
879 II, 4, 1,71 | scheppen, zoals we willen, en ons met onze keuze de vorm
880 II, 4, 1,72 | alsook - op alomvattende en volmaakte wijze - door de
881 II, 4, 1,72 | van de mensen overeenkomen en zo de uitdrukking zijn van
882 II, 4, 1,72 | waarin de mens zijn volle en volmaakte geluk vindt. De
883 II, 4, 1,72 | waarde van een handeling en het laatste doel van de
884 II, 4, 1,72 | noodzakelijke voorwaarde voor, en de weg naar de zaligheid: “
885 II, 4, 1,72 | Het antwoord van Jezus en het refereren aan de geboden
886 II, 4, 1,72 | handelingen op het waarlijk goede en het bewuste streven naar
887 II, 4, 1,72 | persoon op het laatste doel en de overeenstemming van de
888 II, 4, 1,72 | herkend wordt, bevestigt en tot uitdrukking brengt.
889 II, 4, 1,72 | deze handeling onze wil en ons zelf zedelijk slecht
890 II, 4, 1,72 | ons zelf zedelijk slecht en brengt ons daarmee in tegenstelling
891 II, 4, 1,73 | Dankzij de openbaring van God en van het geloof weet de christen
892 II, 4, 1,73 | overeenstemming met die waardigheid en roeping, die hem door genade
893 II, 4, 1,73 | zijn: In Jezus Christus en zijn Geest is de christen
894 II, 4, 1,73 | schepping”, kind van God en door zijn handelingen getuigt
895 II, 4, 1,73 | het geschenk van de Geest en opent zich, of sluit hij
896 II, 4, 1,73 | van aanschouwing, liefde en zaligheid met God de Vader,
897 II, 4, 1,73 | zaligheid met God de Vader, Zoon en heilige Geest. 123 Christus “
898 II, 4, 1,73 | dat door de heiliging en de gerechtigheid en het
899 II, 4, 1,73 | heiliging en de gerechtigheid en het goede en deugdzame leven
900 II, 4, 1,73 | gerechtigheid en het goede en deugdzame leven de trekken
901 II, 4, 1,73(123) | voor allen is gestorven en daar er voor alle mensenslechts
902 II, 4, 1,73 | omdat het uit de vrije en bewuste afstemming van het
903 II, 4, 1,73 | op God, het hoogste goed en laatste doel (telos) van
904 II, 4, 1,73 | door het verstand geleide en vrije, bewuste en overwogen
905 II, 4, 1,73 | geleide en vrije, bewuste en overwogen afstemming, krachtens
906 II, 4, 1,73 | handelingen “verantwoordelijk” is en onderworpen aan het oordeel
907 II, 4, 1,73 | van God, de rechtvaardige en goede Rechter, die het goede
908 II, 4, 1,73 | Rechter, die het goede beloont en het kwade straft, zoals
909 II, 4, 1,74 | van de omstandigheden - en in het bijzonder van de
910 II, 4, 1,74 | bronnen van de moraliteit”. En juist met het oog op dit
911 II, 4, 1,74 | weer vernieuwde -culturele en theologische stromingen
912 II, 4, 1,74 | handelende nagestreefde doelen en met de waarden die hij voorheeft
913 II, 4, 1,74 | afweging van de niet-zedelijke en voor-morele bona die men
914 II, 4, 1,74 | bona die men wil bereiken en de daarmee overeenstemmende
915 II, 4, 1,74 | overeenstemmende niet-zedelijke en voor-morele waarden die
916 II, 4, 1,74 | is de bona “zeer groot” en de mala “zeer klein te maken”. ~
917 II, 4, 1,74 | hebben met utilitarisme en pragmatisme, waarbij de
918 II, 4, 1,74 | leven te rechtvaardigen en hun normen vast te stellen.
919 II, 4, 1,74 | normen vast te stellen. En het onderzoek naar deze
920 II, 4, 1,74 | deze argumenten is legitiem en noodzakelijk, aangezien
921 II, 4, 1,74 | met de eisen van dialoog en samenwerking met de niet-katholieken
922 II, 4, 1,74 | met de niet-katholieken en de niet-gelovigen, speciaal
923 II, 4, 1,75 | voor zijn zedelijk goedzijn en voor zijn afstemming op
924 II, 4, 1,75 | de waarheid van het goede en van haar bestemming door
925 II, 4, 1,75 | hij voor zijn handelingen en hun gevolgen verantwoordelijk.
926 II, 4, 1,75 | ontleende terminologieën en geesteshoudingen - “consequentialisme”
927 II, 4, 1,75 | voorschijn te brengen, die enkel en alleen voortkomen uit de
928 II, 4, 1,75 | afweging van de waarden en de beoogde bona - oriënteert
929 II, 4, 1,75 | evenredigheid tussen de goede en slechte effecten, met het
930 II, 4, 1,75 | zedelijke waarden door verstand en openbaring aangetoond worden;
931 II, 4, 1,75 | onder alle omstandigheden en in alle culturen in tegenspraak
932 II, 4, 1,75 | medemensen, gerechtigheid enz.) en, in een ander opzicht, van
933 II, 4, 1,75 | betrokken op nuttigheden en schadelijkheden, die zowel
934 II, 4, 1,75 | bijvoorbeeld: Gezondheid en haar aantasting, psychische
935 II, 4, 1,75 | vermengd zou zijn met het kwaad en iedere goede werking met
936 II, 4, 1,75 | voorzienbare werkingen of gevolgen en hun verhouding tot elkaar (
937 II, 4, 1,75 | de daad met zijn effecten en de onderlinge effecten zou
938 II, 4, 1,75 | onderlinge effecten zou enkel en alleen de voor-morele orde
939 II, 4, 1,75 | hoogste waarden van liefde en wijsheid beslissen, zonder
940 II, 4, 1,75 | laatste als steeds relatieve en aan uitzonderingen onderhevige
941 II, 4, 2,76 | terecht naar, de technische en economische activiteit te
942 II, 4, 2,76 | berekening van de hulpbronnen en de winsten, de werkwijzen
943 II, 4, 2,76 | de winsten, de werkwijzen en hun effecten. Ze willen
944 II, 4, 2,76 | van een voluntaristische en willekeurige plichtenmoraal,
945 II, 4, 2,76 | ze menen dat ze de vrije en weloverwogen keuze van gedragswijzen,
946 II, 4, 2,76 | geboden van de goddelijke en van de natuurwet, als zedelijk
947 II, 4, 2,76 | waarin de wet onbepaald was en dus ook de absolute geldigheid
948 II, 4, 2,76 | Naam van God, de Schepper en Heer, voorgelegde en geleerde
949 II, 4, 2,76 | Schepper en Heer, voorgelegde en geleerde zedelijke geboden
950 II, 4, 2,76 | zedelijke geboden te erkennen en te respecteren. 125 Wanneer
951 II, 4, 2,76 | aangezien hij hun eisen en gewicht duidelijk maakt.
952 II, 4, 2,76 | maakt. De liefde tot God en de naastenliefde zijn niet
953 II, 4, 2,76 | Bloed van Jezus Christus en in de gave van de Geest
954 II, 4, 2,76 | vgl. Hand. 4, 19; 5, 29) en daarvoor ook het martelaarschap
955 II, 4, 2,76 | zoals de heilige mannen en vrouwen van het Oude en
956 II, 4, 2,76 | en vrouwen van het Oude en Nieuwe Testament het gedaan
957 II, 4, 2,77 | rekening met de bedoeling en de gevolgen van het menselijk
958 II, 4, 2,77 | met de schriftgeleerden en farizeeën, die zonder naar
959 II, 4, 2,77 | handeling verworven bona en vermeden mala afdoend in
960 II, 4, 2,77 | keuze. De afweging van bona en mala die als de gevolgen
961 II, 4, 2,77 | het is, om alle gevolgen en alle in voor-morele zin
962 II, 4, 2,78 | ons zedelijk volmaakter en helpt het ons, ons laatste
963 II, 4, 2,78 | van een gepaste wil. Kort en goed, de goede bedoeling
964 II, 4, 2,78 | afgestemd kan worden of niet en zo de volmaaktheid van de
965 II, 4, 2,78 | krijgt dan haar laatste en beslissende volkomenheid,
966 II, 4, 2,78 | patroon van de moraaltheologen en biechtvaders: “Het is niet
967 II, 4, 2,78 | Opdat onze werken goed en volkomen zijn, moeten wij
968 II, 4, 3,79 | typisch is voor teleologische en proportionalistische theorieën,
969 II, 4, 3,79 | element dat voorrang heeft en beslissend is voor het morele
970 II, 4, 3,79 | beslist, of zij op het goede en op het laatste doel, dat
971 II, 4, 3,79 | waarheid in volle omvang, en daarmee met inachtneming
972 II, 4, 3,79 | neigingen, zijn impulsen en doelgerichtheden, die altijd
973 II, 4, 3,79 | inhoud van de natuurwet en daarmee het geordende geheel
974 II, 4, 3,79 | het goede, dat zij zelf en dat haar voltooiïng is.
975 II, 4, 3,80 | genoemd worden: Ze zijn altijd en op zichzelf reeds slecht,
976 II, 4, 3,80 | bedoelingen van de handelende en van de omstandigheden. Daarom
977 II, 4, 3,80 | ontkennen die de omstandigheden en vooral de bedoelingen op
978 II, 4, 3,80 | handelingen zijn die door zichzelf en in zichzelf, onafhankelijk
979 II, 4, 3,80 | uitroeiïng, abortus, euthanasie en vrijwillige zelfmoord; al
980 II, 4, 3,80 | verminking, lichamelijke en geestelijke foltering, pogingen
981 II, 4, 3,80 | prostitutie, handel in meisjes en minderjarigen; schandelijke
982 II, 4, 3,80 | winst-werktuigen worden behandeld en niet als vrije en verantwoordelijke
983 II, 4, 3,80 | behandeld en niet als vrije en verantwoordelijke personen:
984 II, 4, 3,80 | verantwoordelijke personen: dit alles en andere dergelijke dingen
985 II, 4, 3,80 | de menselijke beschaving en zij werpen meer een smet
986 II, 4, 3,80 | onrecht hebben te verdragen. En ze zijn volledig in tegenspraak
987 II, 4, 3,80 | zichzelf slechte handelingen en met het oog op contraceptieve
988 II, 4, 3,80 | de morele orde betekent en dus mensonwaardig is, ook
989 II, 4, 3,80 | maatschappij te verdedigen en te bevorderen”. 133 ~
990 II, 4, 3,81 | handelingen, die op zichzelf en in zichzelf niet af te stemmen
991 II, 4, 3,81 | af te stemmen zijn op God en op het goede van de menselijke
992 II, 4, 3,82 | op God zijn af te stemmen en die “de menselijke persoon
993 II, 4, 3,82 | onwaardig” zijn, staan altijd en in ieder geval tegenover
994 II, 4, 3,82 | zulke handelingen verbieden en semper et pro semper, dat
995 II, 4, 3,82 | bijbelse moraal van het Verbond en van de geboden, de liefde
996 II, 4, 3,82 | van de geboden, de liefde en de overige deugden. De zedelijke
997 II, 4, 3,82 | uitdrukking van gehoorzaamheid en liefde is. En daarom - we
998 II, 4, 3,82 | gehoorzaamheid en liefde is. En daarom - we herhalen het
999 II, 4, 3,82 | zedelijke orde” 135 aan te nemen en een of andere door inhoudelijke
1000 II, 4, 3,82 | uitzondering verplicht: en dat tot schade van de broederlijkheid
1-500 | 501-1000 | 1001-1500 | 1501-1531 |