1-500 | 501-618
Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | bijzondere wijze in de mens die naar het beeld en de gelijkenis
2 Greet | de vrijheid van de mens, die op deze wijze ertoe gebracht
3 Inl, 0, 1,1 | op aanstichten van Satan, die “een leugenaar en de vader
4 Inl, 0, 1,1 | beslissendste gevechten, namelijk die in het hart en in het geweten,
5 Inl, 0, 1,2 | schittering van de waarheid, die in het binnenste van de
6 Inl, 0, 1,2 | van zijn Kerk oplichten, die Hij in de hele wereld uitzendt,
7 Inl, 0, 1,2 | geschiedenis en de inspanningen, die de mensen bij het zoeken
8 Inl, 0, 1,3 | deze houding van de Kerk, die zich, “ervaren in de kwesties
9 Inl, 0, 1,3 | ervaren in de kwesties die de mensen betreffen”, 5
10 Inl, 0, 1,3 | allen insluit, ook hen, die Christus en zijn evangelie
11 Inl, 0, 1,3 | hulp ter zaligheid aan hen die zonder schuld nog niet tot
12 Inl, 0, 1,3 | gave door Hem verleend, die elke mens verlicht, opdat
13 Inl, 0, 2,4 | ontwikkeld en aangeboden die rekening houdt met de gevarieerde
14 Inl, 0, 2,4 | overlevering van de Kerk als die van de geschiedenis van
15 Inl, 0, 2,4 | in herinnering te roepen, die in de huidige context het
16 Inl, 0, 2,4 | gemeenschap een situatie ontstaan die met betrekking tot de zedelijke
17 Inl, 0, 2,4 | invloed van denkrichtingen, die tenslotte de menselijke
18 Inl, 0, 2,4 | houdingen tegenover vragen, die voor de Kerk en voor het
19 Inl, 0, 2,4 | Bezitten de geboden van God, die de mens in het hart geschreven
20 Inl, 0, 2,5 | een encycliek te schrijven die - zoals ik in de op 1 augustus
21 Inl, 0, 2,5 | en grondiger de problemen die de eigenlijke grondslagen
22 Inl, 0, 2,5 | behandelen moet, grondslagen, die door enkele richtingen van
23 Inl, 0, 2,5 | broeders in het bisschopsambt, die met mij de verantwoordelijkheid
24 Inl, 0, 2,5 | van de leer te preciseren, die beslissend zijn om dat het
25 Inl, 0, 2,5 | ernstig zijn de moeilijkheden, die daaruit voortkomen voor
26 Inl, 0, 2,5 | eraan vooraf te laten gaan, die een volledige en systematische
27 Inl, 0, 2,5 | de gave van zijn Geest, die ze door de sacramenten en
28 Inl, 0, 2,5 | verheldering van problemen, die onder de ethici en moraaltheologen
29 Inl, 0, 2,5 | thema van deze encycliek, die de bedoeling heeft om met
30 Inl, 0, 2,5 | tonen van de antwoorden die zich tegen deze leer richten. ~
31 I, 0, 3,7 | wij iedere mens herkennen die, bewust of onbewust, tot
32 I, 0, 3,7 | een vraag naar de regels, die gevolgd moeten worden, als
33 I, 0, 3,7 | en de innerlijke impuls, die de vrijheid in beweging
34 I, 0, 3,7 | verhevenheid van de roeping, die de gelovigen in Christus
35 I, 0, 4,8 | het hart komt de vraag, die de rijke jongeling aan Jezus
36 I, 0, 4,8 | Nazareth richt, een vraag, die voor het leven van iedere
37 I, 0, 4,8 | Hij is een vrome jood, die zogezegd in de schaduw van
38 I, 0, 4,8 | behoefte om Hem te ontmoeten die zijn verkondigingswerk met
39 I, 0, 4,8 | de Meester, de Verrezene, die het leven in zich heeft
40 I, 0, 4,8 | het leven in zich heeft en die in zijn Kerk en in de wereld
41 I, 0, 4,8 | roeping. Daarom moet “de mens die zichzelf ten diepste wil
42 I, 0, 5,9 | hart zich wenden tot Hem, die “alleen de Goede” is: “Niemand
43 I, 0, 5,9 | God, ja God zelf is. Hij, die alleen waardig is “met heel
44 I, 0, 5,10 | Kerk gelooft, dat de mens, die naar het beeld van God geschapen,
45 I, 0, 5,10 | mens geprezen. Terwijl ik, die U in de geheimste gedachten
46 I, 0, 5,10 | Ik ben Jahwe, uw God, die u uit Egypte heeft geleid,
47 I, 0, 5,10 | God zich kennen als Degene die “alleen goed is”; als Degene
48 I, 0, 5,10 | alleen goed is”; als Degene die, ondanks de zonde van de
49 I, 0, 5,10 | Lev. 19, 2); als Degene die, trouw aan zijn liefde voor
50 I, 0, 5,10 | is volgens de verklaring die het boek Deuteronomium over
51 I, 0, 5,10 | uw krachten. De geboden die ik u heden voorschrijf,
52 I, 0, 5,10 | weerspiegelen: “Voor hem die God liefheeft is het voldoende
53 I, 0, 5,10 | voldoende hem te bevallen die hij liefheeft; hij hoeft
54 I, 0, 5,11 | eerste tafel” van de geboden, die oproept, God als de enige
55 I, 0, 5,11 | want God alleen is Degene die goed is. Dat is het getuigenis
56 I, 0, 5,11 | van de heilige Schrift, die op elke van haar bladzijden
57 I, 0, 5,11 | openbaart en meedeelt, in Hem die de rijke jongeling met de
58 I, 0, 6,12 | van de wet van de zonde, die dit hart had misvormd (vgl.
59 I, 0, 6,12 | van de Bergrede - de rede die de rijkste en de volledigste
60 I, 0, 6,12 | de leerlingen: “En ieder die omwille van mijn Naam huizen
61 I, 0, 6,13 | Meester verder over de geboden die onderhouden moeten worden; “
62 I, 0, 6,13 | geboden van de Decaloog, die betrekking hebben op de
63 I, 0, 6,13 | bedoeling heeft, alle geboden, die nodig zijn om “het leven
64 I, 0, 6,13 | het zijn enkele geboden, die tot de zogenaamde “tweede
65 I, 0, 6,13 | persoon tot uitdrukking, die “het enige schepsel is,
66 I, 0, 6,13 | indirect, ook de grondrechten die eigen zijn aan de natuur
67 I, 0, 6,13 | zijn zedelijke regels die als verboden zijn geformuleerd.
68 I, 0, 6,14 | zonder de naastenliefde die concreet wordt in het onderhouden
69 I, 0, 6,14 | zijn broeder niet bemint, die hij ziet, kan God niet beminnen,
70 I, 0, 6,14 | kan God niet beminnen, die hij niet ziet” (1 Joh. 4,
71 I, 0, 6,14 | verkondiging van Christus die in de gelijkenis van de
72 I, 0, 6,15 | 15. In de bergrede die de Magna Charta is van de
73 I, 0, 6,15 | gaat het ook met de wet: die wet die door Mozes is gegeven
74 I, 0, 6,15 | ook met de wet: die wet die door Mozes is gegeven is
75 I, 0, 6,15 | is zinnebeeld van de wet. Die wet is waarlijk een afschrift
76 I, 0, 6,15 | oproep tot zorgzame liefde, die het leven van de naaste
77 I, 0, 6,15 | uitdaging tot een reine blik die in staat is de bruidsbetekenis
78 I, 0, 6,15 | gerecht. Maar Ik zeg u: ieder die alleen maar boos is op zijn
79 I, 0, 6,15 | levende en persoonlijke wet die tot navolging uitnodigt,
80 I, 0, 6,15 | tot navolging uitnodigt, die de genade schenkt, om zijn
81 I, 0, 6,15 | zijn liefde te delen, en die de kracht biedt, om in beslissingen
82 I, 0, 7,16 | bevredigt de jongeman niet, die Jezus vraagt: “Al deze geboden
83 I, 0, 7,16 | verlangen naar een volheid, die boven de legalistische uitleg
84 I, 0, 7,16 | van de armen is, van hen “die arm zijn van geest”, zoals
85 I, 0, 7,16 | perspectieven van de volmaaktheid, die tot de zaligsprekingen hoort.
86 I, 0, 7,17 | niettemin zeker, dat de ijver, die de jongeman tegenover de
87 I, 0, 7,17 | begrijpen: de jongeman, die alle geboden heeft opgevolgd,
88 I, 0, 7,17 | De volmaaktheid vraagt die rijpheid in de zelfgave,
89 I, 0, 7,17 | teweerstelt tegen degene die zijn rechtvaardiging toevertrouwt
90 I, 0, 7,17 | de mens van de geboden, die integendeel in dienst staan
91 I, 0, 7,17 | beweren, behalve iemand die aanmatigend en daarom de
92 I, 0, 7,18 | we op aarde zullen zijn, die echter mogelijk wordt gemaakt
93 I, 0, 7,18 | wordt gemaakt door de genade die het ons toestaat de volle
94 I, 0, 7,18 | enige, ondeelbare liefde, die uit eigen impuls naar volmaaktheid
95 I, 0, 8,19 | 13). ~Het is Jezus zelf, die het initiatief neemt en
96 I, 0, 8,19 | volk Israël God volgde, die het door de woestijn in
97 I, 0, 8,19 | van het geloof Hem volgt, die de vleesgeworden Wijsheid
98 I, 0, 8,19 | 12); Hij is de Herder, die de schapen leidt en voedt (
99 I, 0, 8,19 | Joh. 14, 6), Hij is degene die tot de Vader voert zodat
100 I, 0, 8,19 | het navolgen van de Zoon, die “het evenbeeld van de onzichtbare
101 I, 0, 8,20 | liefde voor Hem, een liefde die zich uit liefde tot God
102 I, 0, 8,20 | bijzonder van zijn liefde, zoals die in de voetwassing een symbolische
103 I, 0, 8,20 | verlangt Jezus, door allen die Hem volgen, nagevolgd worden.
104 I, 0, 8,20 | Jezus verder met de woorden die vooruitwijzen naar het offergeschenk
105 I, 0, 8,20 | Meester, de liefde van Hem, die “tot aan de voleinding”
106 I, 0, 8,20 | van iedere mens verlangt, die zich wil begeven in de navolging
107 I, 0, 8,20 | mijn leerling wil zijn, die moet zichzelf verloochenen,
108 I, 0, 8,21 | Hem gelijk worden, Hem, die zich tot knecht gemaakt
109 I, 0, 8,21 | Christus in het hart van hem die gelooft (vgl. Eph. 3, 17),
110 I, 0, 8,21 | van de totale zelfgave, die wij naar het gebod van Jezus -
111 I, 0, 9,22 | Mt. 19, 10). En Jezus, die zich op bijzondere wijze
112 I, 0, 9,22 | verrassende mogelijkheid, die voor de mens door de genade
113 I, 0, 9,22 | alleen krachtens een gave die hij ontvangen heeft. Zoals
114 I, 0, 9,22 | harten door de heilige Geest die ons gegeven is” (Rom. 5,
115 I, 0, 9,22 | zich af: “Is het de liefde die ons de geboden doet onderhouden,
116 I, 0, 9,22 | onderhouden van de geboden die de liefde doet ontstaan?
117 I, 0, 9,23 | van de heilsgeschiedenis, die zich in Christus vervuld
118 I, 0, 9,23 | opvoedende rol van de wet, die het de zondige mens mogelijk
119 I, 0, 9,23 | 28): de “gerechtigheid”, die de wet vereist, maar die
120 I, 0, 9,23 | die de wet vereist, maar die zij aan niemand kan schenken,
121 I, 0, 9,23 | vrucht van een gave Gods, die door zijn genade het hart
122 I, 0, 9,24 | Het is een mogelijkheid, die voor de mens uitsluitend
123 I, 0, 9,24 | liefde komt van God. Iedereen die liefheeft is een kind van
124 I, 0, 9,24 | 15, 10). De H. Thomas, die de kern van de morele boodschap
125 I, 0, 10,25 | is altijd alleen Christus die het volle en beslissende
126 I, 0, 10,25 | antwoord geeft. De Meester die de geboden van God leert,
127 I, 0, 10,25 | de geboden van God leert, die tot navolging uitnodigt
128 I, 0, 10,26 | Dat blijkt uit de brieven, die de door de heilige Geest
129 I, 0, 10,26 | van de geboden bevatten, die onder de verschillende culturele
130 I, 0, 10,26 | en Jac.). De apostelen die opdracht hadden gekregen
131 I, 0, 10,26 | De eerste christenen, die zowel uit het joodse volk
132 I, 0, 10,26 | de christenen aangetast die geloofswaarheden afwijzen
133 I, 0, 10,26 | vertekenen, maar ook door hen die de zedelijke verplichtingen
134 I, 0, 10,26 | van het hart en de daden die daar de uitdrukking en goedkeuring
135 I, 0, 10,26 | Kerk het optreden van hen die met hun leerstellingen of
136 I, 0, 10,27 | opgave (vgl. Mt. 28, 19-20) die op het ambt van hun opvolgers
137 I, 0, 10,27 | Kerk de Schrift en geeft die door als getuigenis van “
138 I, 0, 10,27 | des Heren. De Geest zelf, die aan het begin van de openbaring
139 I, 0, 10,27 | stroom van de traditie, die door de grote traditie van
140 I, 0, 10,27 | probleemstellingen betreft die voor de discussie over vragen
141 II, 0, 11,28 | handelen aan God, aan Hem, die “alleen goed” is; de samenhang
142 II, 0, 11,28 | navolging van Christus, die voor de mens de perspectieven
143 II, 0, 11,28 | steeds gedacht aan de woorden die Jezus tot de rijke jongeling
144 II, 0, 11,28 | in de leer, analoog aan die op het gebied van de geloofswaarheden. ~
145 II, 0, 11,28 | bijstand van de heilige Geest, die haar in de hele waarheid
146 II, 0, 11,29 | moraaltheologie”, een wetenschap die de goddelijke openbaring
147 II, 0, 11,29 | aanvaardt en ondervraagt en die tegelijk voldoet aan de
148 II, 0, 11,29 | moraaltheologie is een reflexie die de “moraliteit”, dat wil
149 II, 0, 11,29 | handelingen en van de persoon, die ze voltrekt, tot inhoud
150 II, 0, 11,29 | handelen bestaat in Hem, die “alleen goed is” en die
151 II, 0, 11,29 | die “alleen goed is” en die de mens doordat Hij zich
152 II, 0, 11,29 | van de moraaltheologie, die, rijker gevoed uit de leer
153 II, 0, 11,29 | de methoden en vereisten die de theologie eigen zijn
154 II, 0, 11,29 | denk- en oordeelswijze, die in de geestescultuur tot
155 II, 0, 11,29 | inspanning van veel theologen, die zich door de bemoediging
156 II, 0, 11,29 | reflexies over geloofswaarheden, die men moet geloven en in het
157 II, 0, 11,29 | in het leven toepassen en die door hen in een aan het
158 II, 0, 11,29 | echte “Vreze des Heren, die het begin der kennis is” (
159 II, 0, 11,29 | christelijke moraal ontstaan, die onverenigbaar zijn met de “
160 II, 0, 11,30 | de principes voorleggen die voor de onderscheiding van
161 II, 0, 11,30 | daartoe verwijs ik naar die elementen van de zedenleer
162 II, 0, 11,30 | de zedenleer van de Kerk, die vandaag bijzonder bloot
163 II, 0, 11,30 | vergetelheid. Dat zijn overigens die elementen, waarvan het “
164 II, 0, 11,30 | menselijk bestaan (afhangt), die sinds onheuglijke tijden
165 II, 0, 11,30 | in de fundamentele vraag, die de jongeman in het evangelie
166 II, 0, 11,30 | leven te winnen?” De Kerk, die door Jezus uitgezonden werd
167 II, 0, 11,30 | een licht en een kracht die in staat zijn om ook de
168 II, 0, 11,30 | God en van Christus Jezus die levenden en doden zal oordelen,
169 II, 0, 11,30 | aanschaffen naar eigen smaak, die hun naar de mond praten.
170 II, 0, 12,31 | persoon alsook voor de achting die de weg van het geweten toekomt
171 II, 0, 12,32 | bewegen zich doctrines, die elke zin voor transcendentie
172 II, 0, 12,32 | zedelijk oordeel toegeschreven, die categorisch en onfeilbaar
173 II, 0, 12,32 | ziet met zijn waarheid, die van de waarheid van de anderen
174 II, 0, 12,32 | vormen het uitgangspunt voor die denkrichtingen, die beweren
175 II, 0, 12,32 | voor die denkrichtingen, die beweren dat er een tegenstrijdigheid
176 II, 0, 12,33 | wetenschappelijke disciplines die onder de naam “menswetenschappen”
177 II, 0, 12,33 | maatschappelijke conditioneringen die het beleven van de menselijke
178 II, 0, 12,33 | gebondenheden en de aandacht die daaraan geschonken wordt
179 II, 0, 12,33 | belangrijke verworvenheden, die op verschillende terreinen
180 II, 0, 12,33 | overschrijden van de conclusies, die uit deze observaties legitiem
181 II, 0, 12,34 | Voor onze tijdgenoten, die de vrijheid “hoogachten
182 II, 0, 12,34 | voor: dit zijn tendensen die in hun variëteit overeenstemmen
183 II, 0, 12,34 | kritische toets onderwerpen, die geschikt is niet alleen
184 II, 0, 12,34 | toetsen, een afhankelijkheid, die haar helderste en bindendste
185 II, 1, 1,35 | geroepen is, de zedenwet die God aan de mensen geeft,
186 II, 1, 1,35 | volle verwerkelijking. God, die alleen goed is, weet precies
187 II, 1, 1,35 | en nog minder schakelt ze die uit, integendeel, ze garandeert
188 II, 1, 1,35 | richtingen in de ethiek, die een verondersteld conflict
189 II, 1, 1,35 | aard zijn de doctrines, die aan individuen of aan sociale
190 II, 1, 1,35 | zulk een morele autonomie, die praktisch haar absolute
191 II, 1, 1,36 | brengen van zedelijke normen, die betrekking hebben op bepaalde “
192 II, 1, 1,36 | rechtmatige verlangens staan, die overigens goeddeels tot
193 II, 1, 1,36 | van de zedelijke normen die tot het gebied van de natuurlijke
194 II, 1, 1,36 | zedelijke eisen bevestigen, die voortkomen uit de natuurlijke
195 II, 1, 1,36 | natuurlijke zedenwet en die zich slechts als verplichting
196 II, 1, 1,36 | van de zedelijke normen, die zich richten op de juiste
197 II, 1, 1,36 | uitdrukking van een wet die de mens autonoom aan zichzelf
198 II, 1, 1,36 | autonoom aan zichzelf gaf en die haar bron uitsluitend in
199 II, 1, 1,36 | geenszins God zien, alleen in die zin, dat het menselijk verstand
200 II, 1, 1,36 | de eeuwige wet deelheeft, die hij zelf niet vaststelt. ~
201 II, 1, 1,37 | tussen een zedelijke orde die van menselijke oorsprong
202 II, 1, 1,37 | vert.) aan te bieden; die met waarlijk “objectieve”,
203 II, 1, 1,37 | iedereen ziet, tot stellingen die onverenigbaar zijn met de
204 II, 1, 1,37 | door stellingen te schaden, die voortkomen uit een vals
205 II, 1, 2,38 | Vaticanum II de “ware vrijheid” die een “verheven kenmerk van
206 II, 1, 2,38 | werd de menselijke natuur, die geschapen is om heerseres
207 II, 1, 2,38 | verantwoordelijke opgave, die een beroep doet op zijn
208 II, 1, 2,38 | wetten en waarden hebben, die de mens stap voor stap moet
209 II, 1, 2,40 | creativiteit en inventiviteit, die de persoon eigen zijn, en
210 II, 1, 2,40 | de persoon eigen zijn, en die bron en grond van haar vrije
211 II, 1, 2,40 | gezag uit de eeuwige wet, die niets anders dan de goddelijke
212 II, 1, 2,40 | is zij tegelijk de wet die de mens eigen is. De natuurwet
213 II, 1, 2,40 | voor een creatieve vrijheid die al naar gelang van de historische
214 II, 1, 2,41 | almacht buiten de mens, die in tegenspraak zou zijn
215 II, 1, 2,41 | van normen zou betekenen, die met zijn welzijn niets van
216 II, 1, 2,41 | de goddelijke openbaring, die hem de eisen en oproepen
217 II, 1, 2,41 | nabijheid van God erkennen, die “in allen aanwezig is” (
218 II, 1, 3 | Gelukkig de man die vreugde vindt in de wet
219 II, 1, 3,42 | zijn streven naar God, Hem die “alleen goed is”, moet de
220 II, 1, 3,42 | zien?” En als antwoord op die vraag zegt hij: Heer, laat
221 II, 1, 3,43 | verstand of de wil van God, die gebiedt om de natuurlijke
222 II, 1, 3,43 | de goddelijke wijsheid, die alles beweegt naar het geboden
223 II, 1, 3,43 | liefde. Het is dus God zelf die de hele schepping liefheeft
224 II, 1, 3,43 | anders dan voor de wezens die geen personen zijn: niet “
225 II, 1, 3,44 | de eeuwige wet zelf is, die hun is ingeplant die het
226 II, 1, 3,44 | is, die hun is ingeplant die het verstand gebruiken,
227 II, 1, 3,44 | het verstand gebruiken, en die hen voert tot het verschuldigde
228 II, 1, 3,44 | Schepper zelf en van de God die de hele wereld regeert”. 83 ~
229 II, 1, 3,44 | verstand, krachtens de wet die God aan het uitverkoren
230 II, 1, 3,44 | grote natie heeft wel goden, die haar zo nabij zijn, als
231 II, 1, 3,44 | wetten en rechtsnormen, die zo doelmatig zijn als alles
232 II, 1, 3,44 | alles in deze instructie, die ik u vandaag voorleg?” (
233 II, 1, 3,44 | dankbaarheid en verering vinden, die het uitverkoren volk tegenover
234 II, 1, 3,44 | brengen: “Gelukkig de man die niet treedt in het overleg
235 II, 1, 3,44 | de kring van de spotters; die veeleer in de wet van de
236 II, 1, 3,45 | geschenk de nieuwe wet, die de “voltooiïng” van de wet
237 II, 1, 3,45 | en wel de heilige Geest, die, terwijl Hij in de ziel
238 II, 1, 4,46 | zo kunnen sommige ethici, die beroepshalve zich moeten
239 II, 1, 4,46 | houden, maar ze verstaan die vaak in tegenspraak of tegenstelling
240 II, 1, 4,46 | materiële en biologische natuur, die zij stap voor stap zou moeten
241 II, 1, 4,47 | worden verdedigd, speciaal in die, welke het gebied van de
242 II, 1, 4,47 | gedragsmodellen en de betekenissen die deze in een bepaalde cultuur
243 II, 1, 4,47 | mechanismen van de gedragswijzen die de mens eigen zijn, alsook
244 II, 1, 4,48 | moet de ware betrekking die tussen vrijheid en menselijke
245 II, 1, 4,48 | kwesties inneemt. ~Een vrijheid die aanspraak maakt op absoluutheid,
246 II, 1, 4,48 | de menselijke persoon - die door zichzelf bevestigd
247 II, 1, 4,49 | 49. Een leer die de zedelijke handeling scheidt
248 II, 1, 4,49 | bestreden dwalingen heropleven, die de menselijke persoon reduceren
249 II, 1, 4,49 | 10). Deze vervloeking - die door het Concilie van Trente
250 II, 1, 4,49(88) | Oude en Nieuwe Testament, die velen aan het lichaam gebonden
251 II, 1, 4,50 | menselijke persoon”, 89 die de persoon zelf in de eenheid
252 II, 1, 4,50 | andere specifieke kenmerken, die voor het bereiken van haar
253 II, 1, 4,50 | doelstellingen, rechten en plichten, die steunen op de lichamelijke
254 II, 1, 4,50 | liggen in de waardigheid die de menselijke persoon eigen
255 II, 1, 4,50 | dat wil zeggen “als ziel die zich uitdrukt in het lichaam
256 II, 1, 4,50 | authentieke verwerkelijking, die van de andere kant altijd
257 II, 1, 4,50 | van de lichamelijkheid, die haar menselijke betekenis
258 II, 1, 5,51 | in het hart van de mens, die de gerechtigheid bewerkt,
259 II, 1, 5,51 | bekijken. 93 ~De tegenstelling die sommigen hebben ingebracht
260 II, 1, 5,51 | filosofische theorieën, die in de moderne cultuur een
261 II, 1, 5,51 | van haar vrije handelingen die getuigen van de universaliteit
262 II, 1, 5,51 | God de liefde, “de band die alles samenhoudt en volkomen
263 II, 1, 5,52 | Zulke positieve geboden die bevelen om bepaalde handelingen
264 II, 1, 5,52 | tijdperken der geschiedenis, die voor “dezelfde roeping en
265 II, 1, 5,52(94) | de onveranderlijke wetten die in de bepalende elementen
266 II, 1, 5,52(94) | de mens geworteld zijn en die in alle met verstand begiftigde
267 II, 1, 5,52 | gaat inderdaad om verboden, die een handeling semper et
268 II, 1, 5,52 | verboden, geboden te overtreden die allen en tot elke prijs
269 II, 1, 5,52 | af van de omstandigheden, die niet alle van te voren al
270 II, 1, 5,52 | echter zijn er gedragswijzen, die nooit, in geen enkele situatie,
271 II, 1, 5,52 | geleerd, dat gedragswijzen die verboden worden door de
272 II, 1, 5,53 | zedelijkheid” 96 te twijfelen, die voor alle mensen van vandaag
273 II, 1, 5,53 | gelden, zoals ze reeds voor die van het verleden gegolden
274 II, 1, 5,53 | verstandige bepalingen, die ooit in het verleden, zonder
275 II, 1, 5,53 | blijvende elementen van de mens, die ook met zijn lichamelijke
276 II, 1, 5,53 | onbegrijpelijk laten worden, die Jezus juist daar maakte
277 II, 1, 5,53 | grond in Christus heeft, die dezelfde is gisteren, vandaag
278 II, 1, 5,53 | Hij is het “Begin”, die, nadat Hij de menselijke
279 II, 1, 5,53 | gezocht en gevonden worden, die voor de verschillende culturele
280 II, 1, 5,53 | omstandigheden het passendst is, die in staat is om de historische
281 II, 1, 5,53 | zedenwet ontvouwt zich - zoals die van het geloofsgoed (depositum
282 II, 1, 5,53 | eeuwen heen: de normen, die de uitdrukking van deze
283 II, 1, 5,53(100) | van de Kerk is gelijk aan die van de geloofsleer: vgl.
284 II, 1, 5,53(100) | zedenleer gelden de woorden die Johannes XXIII bij de opening
285 II, 2, 1,54 | ontdekt de mens een wet, die hij zichzelf niet stelt,
286 II, 2, 1,54 | gehoorzamen, en waarvan de stem, die hem steeds weer oproept
287 II, 2, 1,54 | nauw samen met de opvatting die men over het zedelijk geweten
288 II, 2, 1,54 | bovengenoemde culturele stromingen, die vrijheid en wet tegenover
289 II, 2, 1,54 | en van elkaar scheiden en die vrijheid op afgodische manier
290 II, 2, 1,54 | instantie, een opvatting die zich geheel verwijdert van
291 II, 2, 1,55 | een algemene oriëntering, die in de eerste plaats de mens
292 II, 2, 1,55 | onthullen ze de complexiteit die het verschijnsel van het
293 II, 2, 1,55 | de persoonlijke opgaven, die God hem toevertrouwt. ~Met
294 II, 2, 1,55 | te categorische positie die het leergezag inneemt in
295 II, 2, 1,56 | oplossingen te motiveren, die in tegenstelling met de
296 II, 2, 1,56 | gebod. ~Er is wel niemand die niet begrijpen zal dat met
297 II, 2, 2,57 | tekst uit de Romeinenbrief die ons het wezen van de natuurwet
298 II, 2, 2,57 | wet: “Wanneer de heidenen, die de wet niet hebben, uit
299 II, 2, 2,58 | zichzelf, maar als boodschap die van God komt, zoals een
300 II, 2, 2,59 | Het gaat om “gedachten” die de heidenen met betrekking
301 II, 2, 2,59 | dezelfde tekst, als over “die dag, waarop God volgens
302 II, 2, 2,60 | ze is ertoe geroepen om die te horen en uit te drukken.
303 II, 2, 2,60 | objectieve norm diep ingegrift, die de overeenstemming van zijn
304 II, 2, 2,60 | verboden staaft en vereist, die aan het menselijk gedrag
305 II, 2, 2,61 | uit in “oordeels”-daden, die de waarheid over het goede
306 II, 2, 2,61 | laatste instantie van de mens, die hun subject is - laat zich
307 II, 2, 3,62 | samenvatting van de leer, die de Kerk in de loop van eeuwen
308 II, 2, 3,62 | niet ophoudt in naam van die waarheid van het goede te
309 II, 2, 3,63 | de “objectieve” waarheid, die de mens op grond van zijn
310 II, 2, 3,63 | voltrokken handeling met die eerste gelijk te stellen
311 II, 2, 3,63 | eerste gelijk te stellen die krachtens het oordeel van
312 II, 2, 3,63 | begane kwaad kan de persoon die het begaat weliswaar niet
313 II, 2, 3,63 | 13). Er bestaat schuld die wij nog niet kunnen kennen
314 II, 2, 3,63 | nog niet kunnen kennen en die toch schuld blijft, omdat
315 II, 2, 3,64 | bestaat erin de waarheid die Christus is te verkondigen
316 II, 2, 3,64 | beginselen van de zedelijke orde die uit de natuur zelf van de
317 II, 2, 3,64 | autoriteit van de Kerk, die zich over morele vraagstukken
318 II, 2, 3,64 | geen waarheden aandraagt die het vreemd zijn, maar het
319 II, 2, 3,64 | wel wijst op de waarheden, die het al moest bezitten, terwijl
320 II, 2, 3,64 | moest bezitten, terwijl het die, uitgaande van de oorspronkelijke
321 II, 3, 1,65 | van enkele beslissingen die aan het hele zedelijke leven
322 II, 3, 1,65 | fundamentele vrijheid”, die dieper ligt en anders is
323 II, 3, 1,65 | een “fundamentele optie”, die gerealiseerd wordt door
324 II, 3, 1,65 | gerealiseerd wordt door die fundamentele vrijheid, door
325 II, 3, 1,65 | afzonderlijke handelingen die uit deze optie voortkomen
326 II, 3, 1,65 | gedragswijze aan de andere kant, die pas na een technische afweging
327 II, 3, 1,65 | niet volgens de criteria die voor de menselijke handelingen
328 II, 3, 1,66 | fundamentele beslissing, die het zedelijk leven kenmerkt
329 II, 3, 1,66 | zedelijk leven kenmerkt en die met de vrijheid tegenover
330 II, 3, 1,66 | uw God..” (Ex. 20, 2), die doordat hij de veelvoudige
331 II, 3, 1,66 | karakter van de beslissing, die het Rijk Gods vraagt. De
332 II, 3, 1,66 | geloofsdaden en beslissingen, die men fundamentele optie kan
333 II, 3, 1,66 | vermaning klinken de woorden die eraan voorafgaan door: “
334 II, 3, 1,66 | een fundamentele optie - die, volgens de boven aangeduide
335 II, 3, 1,67 | tegenstelling met de bijbelse leer, die de fundamentele optie als
336 II, 3, 1,67 | de vrijheid verstaat en die deze beslissing ten diepste
337 II, 3, 1,67 | uitdrukkelijk de mogelijkheden die zij actualiseert in acht
338 II, 3, 1,67 | rationele doelgerichtheid die inherent is aan het handelen
339 II, 3, 1,67 | inhouden, resp. een intentie die niet beantwoordt aan een
340 II, 3, 1,67 | in van de vrije wil met die bona en mala zoals zij door
341 II, 3, 1,67 | daarentegen, dat wil zeggen die, die zekere concrete handelingen
342 II, 3, 1,67 | daarentegen, dat wil zeggen die, die zekere concrete handelingen
343 II, 3, 1,67 | gehoorzaamt en de handeling die zij verbiedt achterwege
344 II, 3, 1,68 | alleen door de ontrouw jegens die fundamentele optie verloren,
345 II, 3, 1,68 | doodzonde beledigt hij God, die hem de wet gegeven heeft,
346 II, 3, 1,68 | alleen door de ontrouw, die de mens het geloof zelf
347 II, 3, 2,69 | oppositie tegen de wet van God, die het verlies van de heiligmakende
348 II, 3, 2,69 | resultaat kan zijn van een daad die de persoon in haar totaliteit
349 II, 3, 2,69 | theologen zou de doodzonde, die de mens van God scheidt,
350 II, 3, 2,69 | aanvaarden, dat een christen, die met Jezus Christus en zijn
351 II, 3, 2,70 | zonde een doodzonde is, die een ernstige materie als
352 II, 3, 2,70 | materie als object heeft en die bovendien bij volle bewustzijn
353 II, 3, 2,70 | weloverwogen toestemming van hem die de daad volbracht, niet
354 II, 3, 2,70 | duistere situaties bestaan, die invloed zouden kunnen hebben
355 II, 3, 2,70 | categorie, zoals precies die van de “optio fundamentalis”,
356 II, 3, 2,70 | en de weloverwogen keuze, die deze (fundamentele optie-vert.)
357 II, 3, 2,70 | traditie van de Kerk noemen wij die daad een doodzonde, waardoor
358 II, 3, 2,70 | werkelijkheid, een of andere zaak, die in tegenspraak is met de
359 II, 4, 1,71 | mens en de wet van God, die haar diepste en levende
360 II, 4, 1,71 | zich als mens, als mens die geroepen is om uit eigen
361 II, 4, 1,71 | de slechtheid van de mens die die handelingen voltrekt,
362 II, 4, 1,71 | slechtheid van de mens die die handelingen voltrekt, uitdrukken
363 II, 4, 1,71 | opzicht de persoon zelf, die ze voltrekt, en bepalen
364 II, 4, 1,71 | constateert: “Alle wezens die aan wording onderhevig zijn,
365 II, 4, 1,71 | onze keuze de vorm geven, die wij willen”. 121 ~
366 II, 4, 1,72 | Gods wijsheid vastgesteld, die ieder wezen afstemt op zijn
367 II, 4, 1,72 | het door Hem geboden is, die “alleen de Goede” is, is
368 II, 4, 1,72 | van de goddelijke geboden, die het menselijk welzijn beschermen.
369 II, 4, 1,72 | beschermen. Alleen een handeling, die met het goede overeenkomt,
370 II, 4, 1,73 | daden gekenmerkt wordt; aan die daden komt het toe uitdrukking
371 II, 4, 1,73 | consequente overeenstemming met die waardigheid en roeping,
372 II, 4, 1,73 | waardigheid en roeping, die hem door genade geschonken
373 II, 4, 1,73 | van het beeld van de Zoon, die de Eerstgeborene onder vele
374 II, 4, 1,73 | beeld straalt in ons door, die in Christus zijn, wanneer
375 II, 4, 1,73(123) | schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit
376 II, 4, 1,73 | subjectivistische dimensie, die alleen van de bedoeling
377 II, 4, 1,73 | rechtvaardige en goede Rechter, die het goede beloont en het
378 II, 4, 1,74 | stromingen geopenbaard, die een zorgvuldige verheldering
379 II, 4, 1,74 | doelen en met de waarden die hij voorheeft te realiseren.
380 II, 4, 1,74 | niet-zedelijke en voor-morele bona die men wil bereiken en de daarmee
381 II, 4, 1,74 | niet-zedelijke en voor-morele waarden die men wil respecteren. Voor
382 II, 4, 1,74 | katholieke moraaltheologen die deze opvatting volgen, zouden
383 II, 4, 1,75 | zijn er valse oplossingen, die vooral met een gebrekkig
384 II, 4, 1,75 | wil in de concrete keuzen, die hij voltrekt, inbegrepen
385 II, 4, 1,75 | opvatting van de vrijheid, die van de feitelijke voorwaarden
386 II, 4, 1,75 | te voorschijn te brengen, die enkel en alleen voortkomen
387 II, 4, 1,75 | of het “kleinere kwaad”, die in een bijzondere situatie
388 II, 4, 1,75 | bepaalbare gedragswijzen, die onder alle omstandigheden
389 II, 4, 1,75 | nuttigheden en schadelijkheden, die zowel voor de handelende
390 II, 4, 1,75 | zijn, de wil van de persoon die ze kiest, als zedelijk “
391 II, 4, 1,75 | wijze zou een handeling die, in tegenspraak met een
392 II, 4, 1,75 | op de zedelijke waarden die in de gegeven situatie voor
393 II, 4, 1,75 | zou zijn met beslissingen, die ingaan tegen bepaalde afzonderlijke
394 II, 4, 1,75 | bepaalde gedragswijzen, die in de traditionele moraal
395 II, 4, 2,76 | willekeurige plichtenmoraal, die onmenselijk zou blijken. ~
396 II, 4, 2,76 | keuze van gedragswijzen, die ingaan tegen de geboden
397 II, 4, 2,76 | casuïstiek ontwikkeld heeft, die erop bedacht is, in enkele
398 II, 4, 2,76 | morele negatieve geboden, die zonder uitzondering verplichten,
399 II, 4, 2,76 | handeling te verrichten die tegen het geloof of de deugd
400 II, 4, 2,77 | schriftgeleerden en farizeeën, die zonder naar het hart te
401 II, 4, 2,77 | afweging van bona en mala die als de gevolgen van een
402 II, 4, 2,77 | voorzienbare gevolgen horen tot die omstandigheden van de daad,
403 II, 4, 2,77 | omstandigheden van de daad, die weliswaar de zwaarte van
404 II, 4, 2,77 | proporties vaststellen, die van een waardering afhangen,
405 II, 4, 2,78 | louter fysieke orde verstaan, die beoordeeld zouden moeten
406 II, 4, 2,78 | doel van een vrije keuze, die de wilsakt van de handelende
407 II, 4, 2,78 | object op God, Hem dus, die “alleen “de Goede” is, afgestemd
408 II, 4, 2,78 | met respect voor de bona die voor haar zedelijk van belang
409 II, 4, 2,78 | De christelijke ethiek, die voor het object van zedelijke
410 II, 4, 3,79 | Daarom moet men de opvatting, die typisch is voor teleologische
411 II, 4, 3,79 | voorzienbare gevolgen van die handelingen voor alle betrokken
412 II, 4, 3,79 | impulsen en doelgerichtheden, die altijd ook een geestelijke
413 II, 4, 3,79 | dimensie bezitten: Precies die zaken vormen de inhoud van
414 II, 4, 3,79 | voor de menselijke persoon” die zich in dienst stellen van
415 II, 4, 3,79 | Decaloog) beschermde bona, die volgens de H. Thomas de
416 II, 4, 3,80 | menselijke handelingen zijn, die zich “niet op God laten
417 II, 4, 3,80 | Dit zijn de handelingen, die in de morele overlevering
418 II, 4, 3,80 | de invloed te ontkennen die de omstandigheden en vooral
419 II, 4, 3,80 | dat “er handelingen zijn die door zichzelf en in zichzelf,
420 II, 4, 3,80 | samenhang met de eerbied, die de menselijke persoon verdient,
421 II, 4, 3,80 | werpen meer een smet op hen die zich zo gedragen dan op
422 II, 4, 3,80 | zich zo gedragen dan op hen die het onrecht hebben te verdragen.
423 II, 4, 3,80(131) | gedragingen zijn toegestaan, die de Kerk vroeger als in zich
424 II, 4, 3,81 | onherstelbaar” slechte handelingen, die op zichzelf en in zichzelf
425 II, 4, 3,81 | het oog op de handelingen die “van zichzelf” zonden zijn (
426 II, 4, 3,82 | is. De handelingen echter die op grond van hun object
427 II, 4, 3,82 | God zijn af te stemmen en die “de menselijke persoon onwaardig”
428 II, 4, 3,82 | acht nemen van de normen, die zulke handelingen verbieden
429 II, 4, 3,82 | trouw aan deze geboden af, die uitdrukking van gehoorzaamheid
430 II, 4, 3,82 | bepaalde norm vast te stellen, die zonder uitzondering verplicht:
431 II, 4, 3,83 | menselijke handelingen zijn, die in zichzelf al slecht zijn,
432 II, 4, 3,83 | uiteengezette theorieën, die indruisen tegen deze waarheid,
433 II, 4, 3,83 | fascinerende schittering van die waarheid laten zien, die
434 II, 4, 3,83 | die waarheid laten zien, die Jezus Christus zelf is.
435 II, 4, 3,83 | Christus zelf is. In Hem, die de Waarheid is (vgl. Joh.
436 II, 4, 3,83 | jegens de goddelijke wet, die in het gebod van de liefde
437 III, 0, 4,84 | De fundamentele vraag, die de bovengenoemde moraaltheorieën
438 III, 0, 4,84 | indringende manier stellen, is die naar de relatie tussen de
439 III, 0, 4,84 | leidt “slechts de vrijheid, die zich aan de waarheid onderwerpt,
440 III, 0, 4,84 | van de bijzondere eisen die aan de zending van de Kerk
441 III, 0, 4,84 | radeloosheid van een mens, die vaak niet meer weet, wie
442 III, 0, 4,84 | in de wijsheid van God, die de mens door middel van
443 III, 0, 4,85 | het antwoord op de vraag die tegenwoordig zoveel mensen
444 III, 0, 4,85 | worden ? De Kerk maakt zich die opvatting over het geweten
445 III, 0, 4,85 | over het geweten eigen, die de apostel Paulus van de
446 III, 0, 4,85 | dwaasheid, maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel
447 III, 0, 4,86 | zeggen geschonken vrijheid, die als kiem ontvangen en op
448 III, 0, 4,87 | zelfgave, verwezenlijkt. Hij die zegt: “Geen groter liefde
449 III, 0, 4,87 | Jezus de koninklijke weg die de Kerk dag voor dag moet
450 III, 0, 4,87 | Zoek niet een vrijheid die je weg brengt van het huis
451 III, 0, 4,87 | verantwoordelijkheid van de Mensenzoon die niet gekomen is om zich
452 III, 0, 5,88 | schadelijker dichotomie, die het geloof scheidt van de
453 III, 0, 5,88 | tegenover een mentaliteit die vaak op ingrijpende en verregaande
454 III, 0, 5,88 | werken van de duisternis, die geen vrucht brengen, maar
455 III, 0, 5,88 | een som van uitspraken, die door het verstand aangenomen
456 III, 0, 5,88 | zijn geboden, een waarheid, die geleefd moet worden. Een
457 III, 0, 5,88 | geloof is een beslissing, die een beroep doet op de hele
458 III, 0, 5,88 | gelovigen met Jezus Christus die de Weg de Waarheid en het
459 III, 0, 5,89 | ze licht geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook
460 III, 0, 5,89 | en uw Vader verheerlijken die in de hemel is” (Mt. 5,
461 III, 0, 5,89 | 14-16). Dat zijn vooral die van de naastenliefde (vgl.
462 III, 0, 5,89 | en van de ware vrijheid die zich in het zichzelf geven
463 III, 0, 5,89 | Jezus het gedaan heeft, die aan het kruis “van de Kerk
464 III, 0, 5,89 | getuigenis van de leerling, die opgeroepen wordt, dezelfde
465 III, 0, 5,89 | het voorbeeld van Christus die ons heeft bemind en zich
466 III, 0, 6,90 | onvoorwaardelijke achting voor die onopgeefbare eisen, die
467 III, 0, 6,90 | die onopgeefbare eisen, die uit de persoonlijke waardigheid
468 III, 0, 6,90 | normen verdedigde eisen, die de in zich slechte handelingen
469 III, 0, 6,90 | proportionalistische” ethische theorieën, die het bestaan van negatieve
470 III, 0, 6,90 | normen ontkennen: normen die bepaalde gedragingen betreffen
471 III, 0, 6,90 | gedragingen betreffen en die zonder uitzondering gelden,
472 III, 0, 6,91 | heilige wet van God tegen, die met de vrijwillige aanvaarding
473 III, 0, 6,91 | onrechtvaardige rechters, die haar in het geval, dat ze
474 III, 0, 6,91 | Dan. 13, 22-23). Susanna, die er de voorkeur aan geeft “
475 III, 0, 6,91 | van de kerker opgesloten, die gekomen was om getuigenis
476 III, 0, 6,91 | Jacobus (vgl. Hand. 12, 1-2), die als martelaren stierven
477 III, 0, 6,91 | volgden zij de Heer Jezus, die voor Kajafas en Pilatus “
478 III, 0, 6,91 | het Hem ter beschikking, die hen van de dood kon bevrijden (
479 III, 0, 6,91 | voorbeelden van talrijke heiligen, die de zedelijke waarheid gepreekt
480 III, 0, 6,92 | Het is een waardigheid die nooit, ook niet met goede
481 III, 0, 6,92 | en zelfs nog meer bij hem die het onrecht begaat, dan
482 III, 0, 6,92 | onrecht begaat, dan bij degene die het ondergaat. 144 Het martelaarschap
483 III, 0, 6,93 | verwijt worden aan al degenen die de wet overschrijden (vgl.
484 III, 0, 6,93 | opklinken: “Wee jullie, die het slechte goed en het
485 III, 0, 6,93 | het goede slecht noemt, die de duisternis tot licht
486 III, 0, 6,93 | licht tot duisternis maakt, die het bittere zoet en het
487 III, 0, 6,93 | veelvuldige moeilijkheden, die de trouw aan de absoluutheid
488 III, 0, 6,94 | van de goddelijke logos, die in het hele mensengeslacht
489 III, 0, 7,95 | van de zedelijke geboden die op zichzelf staande slechte
490 III, 0, 7,95 | maatschappij: een ontoegeeflijkheid die strijdig zou zijn met een
491 III, 0, 7,95 | zendingsopdracht als lerares, die ze als trouwe bruid van
492 III, 0, 7,95 | trouwe bruid van Christus, die de Waarheid in Persoon is,
493 III, 0, 7,95 | gehoorzaamheid aan de waarheid, die Christus is, wiens beeld
494 III, 0, 7,95 | eeuwige wijsheid van God, die ons in Christus bereikt,
495 III, 0, 7,95 | morele weg nodig heeft, die vaak vanwege zwakheden en
496 III, 0, 7,96 | voor een echte democratie, die alleen in de gelijkheid
497 III, 0, 7,96 | van de zedelijke normen die het in zichzelf slechte
498 III, 0, 7,97 | eerste plaats de negatieve, die het doen van kwaad verbieden,
499 III, 0, 7,97 | bepaalde eisen verbonden, die zowel de publieke machten
500 III, 0, 7,97 | schenden. Alleen een moraal, die normen erkent, die altijd
1-500 | 501-618 |