Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 II, 3, 1,65| symptomen daarvoor. Onmiddellijk object van deze handelingen is -
2 II, 3, 2,70| een ernstige materie als object heeft en die bovendien bij
3 II, 4, 1,72| uitdrukking brengt. Wanneer het object van de concrete handeling
4 II, 4, 1,74| van zijn handelen, van het object van zijn handelen zelf? ~
5 II, 4, 1,75| begrip van wat men het “object” van het zedelijk handelen
6 II, 4, 2 | Het object van de vrije menselijke
7 II, 4, 2,78| vrije wil redelijk gekozen object afhankelijk, zoals ook de
8 II, 4, 2,78| Thomas aantoont. 126 Om het object van een handeling, dat haar
9 II, 4, 2,78| persoon verplaatsen. Het object van de wilsdaad is immers
10 II, 4, 2,78| liefde, te kennen. Onder “object” van een bepaalde zedelijke
11 II, 4, 2,78| toestand veroorzaken. Het object is het onmiddellijke doel
12 II, 4, 2,78| handeling afhangt van haar object resp. van de vraag of dit
13 II, 4, 2,78| resp. van de vraag of dit object op God, Hem dus, die “alleen “
14 II, 4, 2,78| daarom goed, wanneer haar object overeenkomt met het goed
15 II, 4, 2,78| christelijke ethiek, die voor het object van zedelijke handelingen
16 II, 4, 2,78| worden. De krachtens haar object goede menselijke handeling
17 II, 4, 3,79| naar hun species - hun “object” - als zedelijk slecht te
18 II, 4, 3,79| het morele oordeel is het object van de menselijke handeling
19 II, 4, 3,80| alleen al op grond van hun object, onafhankelijk van de verdere
20 II, 4, 3,80| omstandigheden, vanwege hun object altijd ernstig ongeoorloofd
21 II, 4, 3,81| in zichzelf of door zijn object zedeloze daad in een “subjectief”
22 II, 4, 3,82| echter die op grond van hun object niet op God zijn af te stemmen
23 II, 4, 3,82| bedoeling. ~De leer van het object als bron van de zedelijkheid
|