Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 I, 0, 6,13 | als waarop de veelvoudige bona de identiteit van de menselijke
2 I, 0, 6,13 | de bescherming van zijn bona te garanderen. “Je zult
3 II, 1, 4,48| neigingen alleen “fysieke” bona, door sommigen “voor-zedelijke”
4 II, 1, 4,48| sommigen “voor-zedelijke” bona genoemd, zouden zijn. Wie
5 II, 1, 4,48| zedelijke waarde van enkele bona, waartoe de menselijke persoon
6 II, 1, 4,48| voor enkele fundamentele bona in, zonder achting waarvoor
7 II, 3, 1,65| het zijn de afzonderlijke bona (ook “categoriale “ bona
8 II, 3, 1,65| bona (ook “categoriale “ bona genoemd”). Maar naar de
9 II, 3, 1,65| theologen zou geen van deze bona, beperkt/concreet op grond
10 II, 3, 1,65| voormorele “ of “fysieke “ bona en mala, waarop de handeling
11 II, 3, 1,67| van de vrije wil met die bona en mala zoals zij door de
12 II, 4, 1,74| niet-zedelijke en voor-morele bona die men wil bereiken en
13 II, 4, 1,74| zijn, dat in staat is de bona “zeer groot” en de mala “
14 II, 4, 1,75| de waarden en de beoogde bona - oriënteert zich eerder
15 II, 4, 1,75| nagestreefde waarden of bona zouden enerzijds van morele
16 II, 4, 1,75| grond van de op zedelijke bona gerichte bedoeling van het
17 II, 4, 1,75| voor-moreel bestempelde bona direct kwetst, als zedelijk
18 II, 4, 1,75| handeling op het spel staande bona, zich richt op de zedelijke
19 II, 4, 2,77| bijzondere handeling verworven bona en vermeden mala afdoend
20 II, 4, 2,77| concrete keuze. De afweging van bona en mala die als de gevolgen
21 II, 4, 2,78| persoon, met respect voor de bona die voor haar zedelijk van
22 II, 4, 3,79| het geordende geheel van “bona voor de menselijke persoon”
23 II, 4, 3,79| de Decaloog) beschermde bona, die volgens de H. Thomas
|