Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 2,4 | in kwesties van de moraal mag mengen om de “gewetens te
2 I, 0, 6,12 | heiligheid onder alle volken mag laten stralen (vgl. Wijsh.
3 I, 0, 6,13 | hebben (en geen christen mag iets daarmee van doen hebben),
4 I, 0, 10,26 | Gal. 5, 6). ~Geen scheur mag de harmonie tussen geloof
5 II, 0, 11,29 | zeggen de geloofswaarheden, mag niet verwisseld worden met
6 II, 1, 1 | kennis van goed en kwaad mag je niet eten” (Gen. 2, 17)~
7 II, 1, 1,35 | Van alle bomen van de tuin mag je eten, maar van de boom
8 II, 1, 1,35 | kennis van goed en kwaad mag je niet eten; want als je
9 II, 1, 1,35 | vergaande vrijheid, want hij mag “van alle bomen van de tuin”
10 II, 1, 3,45 | wet van de “nieuwe”, dan mag men toch niet vergeten dat
11 II, 2, 3,62 | zijn (2 Tim. 1, 3), het mag “het woord van God niet
12 II, 4, 3 | in zichzelf slechte”: Men mag geen kwaad doen, opdat goed
13 II, 4, 3,80 | zeggen dat men niet positief mag willen, wat in zijn wezen
14 III, 0, 4,84 | een zedelijke waarheid nog mag erkennen. Voor iedereen
15 III, 0, 6,92 | omlaaggehaald of vervormd mag worden, hoe de moeilijkheden
16 III, 0, 8,99 | van rechten, die niemand mag schenden: noch het individu,
17 III, 0, 8,99 | meerderheid in de maatschappij mag dit niet doen: tegen de
18 III, 0, 9,102| hij ook gerechtvaardigd mag zijn, mag menen, dat hij
19 III, 0, 9,102| gerechtvaardigd mag zijn, mag menen, dat hij vrij is van
20 III, 0, 9,102| van de geboden, niemand mag dat lichtzinnige en door
21 III, 0, 9,104| rechtvaardiging er ook zijn mag, hij ziet een bevestiging
|