Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,3 | Christus en zijn evangelie niet kennen en zelfs niet iets van God
2 I, 0, 5,10 | de hele wet doet God zich kennen als Degene die “alleen goed
3 I, 0, 7,17 | eisen van de geboden laat kennen, de onontbeerlijke bodem
4 II, 0, 11,30 | van de menselijke persoon kennen? - kunnen samengevat worden
5 II, 0, 12 | Dan zult u de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (
6 II, 0, 12,34 | Dan zult ge de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (
7 II, 1, 1,35 | zelf de geboden van God kan kennen en aannemen. En hij is in
8 II, 1, 2,38 | zonder iemand als heer te kennen, vrij alles doet: hij regeert
9 II, 1, 2,38 | stap voor stap moet leren kennen, gebruiken en vormen”. 66 ~
10 II, 1, 3,43 | waarheid steeds beter kan leren kennen. 78 ~Het Concilie verwijst
11 II, 1, 3,44 | De mens kan goed en kwaad kennen dankzij dat onderscheid
12 II, 1, 3,44 | vermaning, om haar te leren kennen, te overdenken en in praktijk
13 II, 1, 4,46 | In tegenstelling daarmee kennen andere moraaltheologen,
14 II, 2, 3,63 | die wij nog niet kunnen kennen en die toch schuld blijft,
15 II, 3, 1,67 | in zich slecht verbieden, kennen geen legitieme uitzondering;
16 II, 4, 2,78 | oorspronkelijke liefde, te kennen. Onder “object” van een
17 III, 0, 4,86 | treedt, om de andere te leren kennen en van hem te houden. 138
18 III, 0, 4,87 | Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij
19 III, 0, 5,89 | Hierdoor weten we dat we Hem kennen: als we zijn geboden onderhouden.
20 III, 0, 9,102| Jullie worden als God en kennen goed en kwaad” (Gen. 3,
21 III, 0, 11,112| goddelijke wet niet kunnen kennen en volgen, als ook tegen
|