Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
ziet 13
zij 94
zijde 1
zijn 584
zijnswijze 1
zijt 4
zin 50
Frequency    [«  »]
618 die
614 te
589 een
584 zijn
563 is
417 dat
361 op
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

zijn

1-500 | 501-584

    Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | voortdurend in de verleiding, zijn blik af te wenden van de 2 Inl, 0, 1,1 | 25); daarmee wordt ook zijn vermogen om de waarheid 3 Inl, 0, 1,1 | te herkennen, geschaad en zijn wil, om zich aan haar te 4 Inl, 0, 1,1 | doven. In de diepte van zijn hart bestaat altijd door 5 Inl, 0, 1,2 | stralen” (Ps. 4, 7). ~God laat zijn aanschijn in zijn volle 6 Inl, 0, 1,2 | God laat zijn aanschijn in zijn volle schoonheid stralen 7 Inl, 0, 1,2 | 1, 15), “weerschijn van zijn heerlijkheid” (Hebr. 1, 8 Inl, 0, 1,2 | mens, in het bijzonder op zijn religieuze en morele vragen, 9 Inl, 0, 1,2 | geheim van de Vader en van zijn liefde de mens volledig 10 Inl, 0, 1,2 | de mens en ontsluit hem zijn hoogste roeping1. ~Jezus 11 Inl, 0, 1,2 | doet het aangezicht van zijn Kerk oplichten, die Hij 12 Inl, 0, 1,2 | waarheid van Jezus Christus en zijn evangelie. In de Kerk leeft 13 Inl, 0, 1,3 | 3. Bij dit streven zijn de bisschoppen van de Kerk 14 Inl, 0, 1,3 | ook hen, die Christus en zijn evangelie niet kennen en 15 Inl, 0, 1,3 | evangelie van Christus en zijn Kerk zonder schuld niet 16 Inl, 0, 1,3 | een eerlijk hart zoekt, zijn onder aanroeping van het 17 Inl, 0, 1,3 | uitdrukkelijke erkenning van God zijn gekomen en zich inspannen 18 Inl, 0, 2,4 | vandaag blijkt het nodig te zijn, over de zedenleer van de 19 Inl, 0, 2,4 | blijvende geldigheid van zijn geboden afgewezen; delen 20 Inl, 0, 2,4 | beslissingen en besluiten van zijn leven autonoom inspireren. ~ 21 Inl, 0, 2,4 | menselijk samenleven in zijn algemeenheid, van de allergrootste 22 Inl, 0, 2,4 | allergrootste betekenis zijn. Hier wordt in het bijzonder 23 Inl, 0, 2,4 | mens in het hart geschreven zijn en bestanddeel zijn van 24 Inl, 0, 2,4 | geschreven zijn en bestanddeel zijn van het verbond van God 25 Inl, 0, 2,5 | preciseren, die beslissend zijn om dat het hoofd te bieden, 26 Inl, 0, 2,5 | moet noemen, zo ernstig zijn de moeilijkheden, die daaruit 27 Inl, 0, 2,5 | leven van de gelovigen in zijn grondslagen en in zijn veelvoudige 28 Inl, 0, 2,5 | in zijn grondslagen en in zijn veelvoudige inhouden als 29 Inl, 0, 2,5 | Christus en de gave van zijn Geest, die ze door de sacramenten 30 Inl, 0, 2,5 | moraaltheologen omstreden zijn. Dat is het specifieke thema 31 I, 0, 3,6 | voor ons een nuttig spoor zijn, om zijn zedenleer op een 32 I, 0, 3,6 | een nuttig spoor zijn, om zijn zedenleer op een levendige, 33 I, 0, 3,6 | antwoordde: Als je volmaakt wilt zijn, ga dan, verkoop je bezit 34 I, 0, 3,7 | verwerkelijken, heeft God zijn Kerk gewild. Inderdaad, “ 35 I, 0, 3,7 | Christus ieder individueel op zijn levensweg kan begeleiden”. 15 ~ 36 I, 0, 4,8 | om Hem te ontmoeten die zijn verkondigingswerk met deze, 37 I, 0, 4,8 | in zich heeft en die in zijn Kerk en in de wereld altijd 38 I, 0, 4,8 | toestand van de mens en zijn volle roeping. Daarom moet “ 39 I, 0, 4,8 | maatstaven en betekenissen van zijn leven - moet zich met zijn 40 I, 0, 4,8 | zijn leven - moet zich met zijn angst en onzekerheid, met 41 I, 0, 4,8 | angst en onzekerheid, met zijn zwakheid en zondigheid, 42 I, 0, 4,8 | zwakheid en zondigheid, met zijn leven en dood tot Christus 43 I, 0, 5,9 | krijgt over het motief van zijn vraag. Degoede Meester” 44 I, 0, 5,9 | Degoede Meesterwijst zijn gesprekspartner - en ons 45 I, 0, 5,9 | aantrekt en tegelijk verplicht, zijn bron heeft in God, ja God 46 I, 0, 5,10 | geheiligd werd tot einddoel van zijn leven heeft: het zijn “tot 47 I, 0, 5,10 | van zijn leven heeft: het zijntot lof der heerlijkheid” 48 I, 0, 5,10 | hij bewerkt, dat elk van zijn handelingen Diens heerlijkheid 49 I, 0, 5,10 | Hoor, op welke wijze je zijn afstraling bent. De profeet 50 I, 0, 5,10 | van God. De tien geboden zijn immers gegrondvest op de 51 I, 0, 5,10 | handelen blijft, overeenkomstig zijn eigen oproep: “Weest heilig, 52 I, 0, 5,10 | als Degene die, trouw aan zijn liefde voor de mens, hem 53 I, 0, 5,10 | liefde voor de mens, hem zijn wet schenkt (vgl. Ex. 19, 54 I, 0, 5,10 | en meer nog, om hem in zijn liefde binnen te leiden: “ 55 I, 0, 5,11 | erkennen en op grond van zijn ondoorgrondelijke heerlijkheid 56 I, 0, 5,11 | de afzonderlijke geboden zijn afgeleid en waaraan ze zijn 57 I, 0, 5,11 | zijn afgeleid en waaraan ze zijn onderworpen. Door de moraal 58 I, 0, 5,11 | volledig onthuld worden in zijn oproep: “Kom en volg Mij” ( 59 I, 0, 6,12 | wetafgestemd heeft op zijn doel. Deze natuurlijke wet 60 I, 0, 6,12 | heeft omonder alle volken zijn bijzondere eigendom”, “een 61 I, 0, 6,12 | eigendom”, “een heilig volkte zijn (vgl. Ex. 19, 5-6), dat 62 I, 0, 6,12 | vgl. Ex. 19, 5-6), dat zijn heiligheid onder alle volken 63 I, 0, 6,12 | van God zelf is: het vindt zijn volmaakte verwerkelijking 64 I, 0, 6,13 | alle geboden, die nodig zijn omhet leven te bereiken”, 65 I, 0, 6,13 | jongeman herinnert: het zijn enkele geboden, die tot 66 I, 0, 6,13 | en lichamelijk wezen in zijn betrekking met God, met 67 I, 0, 6,13 | de katholieke Kerk lezenzijn de tien geboden deel van 68 I, 0, 6,13 | van de mens. Zij brengen zijn wezenlijke plichten naar 69 I, 0, 6,13 | de grondrechten die eigen zijn aan de natuur van de menselijke 70 I, 0, 6,13 | De geboden waaraan Jezus zijn jonge gesprekspartner herinnert 71 I, 0, 6,13 | gesprekspartner herinnert zijn ervoor bestemd het welzijn 72 I, 0, 6,13 | door de bescherming van zijn bona te garanderen. “Je 73 I, 0, 6,13 | zult niet vals getuigen”, zijn zedelijke regels die als 74 I, 0, 6,13 | regels die als verboden zijn geformuleerd. De negatieve 75 I, 0, 6,13 | Augustinus -bestaat in het vrij zijn van schuldige daden: dat 76 I, 0, 6,13 | daden: dat zouden bv. moord zijn, echtbreuk, ontucht, diefstal, 77 I, 0, 6,14 | tegendeel is het geval, zoals zijn gesprek met de wetgeleerden 78 I, 0, 6,14 | profeten” (Mt. 22, 40), zijn ten diepste met elkaar verbonden 79 I, 0, 6,14 | eenheid wordt door Jezus met zijn woorden en met zijn leven 80 I, 0, 6,14 | met zijn woorden en met zijn leven getuigd: Zijn zending 81 I, 0, 6,14 | met zijn leven getuigd: Zijn zending bereikt haar hoogtepunt 82 I, 0, 6,14 | Joh. 3, 14-15), teken van zijn ondeelbare liefde tot de 83 I, 0, 6,14 | zegt: Ik bemin God!, maar zijn broeder haat, is hij een 84 I, 0, 6,14 | een leugenaar. Wie immers zijn broeder niet bemint, die 85 I, 0, 6,15 | en het Nieuwe Verbond. In zijn commentaar op de vaststelling 86 I, 0, 6,15 | die alleen maar boos is op zijn broeder, is schuldig voor 87 I, 0, 6,15 | een vrouw kijkt, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met 88 I, 0, 6,15 | brengt: Hijzelf wordt in zijn Geest tot levende en persoonlijke 89 I, 0, 6,15 | die de genade schenkt, om zijn leven en zijn liefde te 90 I, 0, 6,15 | schenkt, om zijn leven en zijn liefde te delen, en die 91 I, 0, 7 | Wanneer u volmaakt wilt zijn” (Mt. 19, 21)~ 92 I, 0, 7,16 | dit tekort gaat Jezus in zijn laatste antwoord in: Terwijl 93 I, 0, 7,16 | Wanneer je volmaakt wilt zijn, ga dan, verkoop je bezit 94 I, 0, 7,16 | armen is, van hendie arm zijn van geest”, zoals de H. 95 I, 0, 7,16 | zaligsprekingen hoort. Dit zijn allereerst beloften, waaruit 96 I, 0, 7,16 | hun oorspronkelijke diepte zijn ze zo iets als een zelfportret 97 I, 0, 7,16 | daarom uitnodigingen tot zijn navolging en tot levensgemeenschap 98 I, 0, 7,17 | de mens en de wet van God zijn niet in tegenspraak met 99 I, 0, 7,17 | leerling van Christus weet, dat zijn roeping een roeping tot 100 I, 0, 7,17 | tot vrijheid is. “Jullie zijn tot vrijheid geroepen, broeders” ( 101 I, 0, 7,17 | teweerstelt tegen degene die zijn rechtvaardiging toevertrouwt 102 I, 0, 7,17 | en alle andere geboden zijn in deze zin samengevat: 103 I, 0, 7,17 | nog niet in de eeuwigheid zijn. Deels behouden wij de zwakheid 104 I, 0, 7,17 | bereikt. Al onze zonden zijn in de doop vernietigd, maar 105 I, 0, 7,17 | geschrapt? Zou ze verdwenen zijn, dan zouden wij op aarde 106 I, 0, 7,17 | waarin we God dienen, vrij zijn, terwijl we in de mate waarin 107 I, 0, 7,17 | de zonde volgen, slaven zijn”. 27 ~ 108 I, 0, 7,18 | zolang als we op aarde zullen zijn, die echter mogelijk wordt 109 I, 0, 7,18 | antwoorden, zonen in de Zoon te zijn. ~Deze roeping tot volmaakte 110 I, 0, 7,18 | Jullie moeten volmaakt zijn, zoals ook jullie hemelse 111 I, 0, 8,19 | Jezus zelf aan te hangen, om zijn leven en zijn lot te delen, 112 I, 0, 8,19 | hangen, om zijn leven en zijn lot te delen, om deelname 113 I, 0, 8,19 | te delen, om deelname aan zijn vrije en liefhebbende gehoorzaamheid 114 I, 0, 8,20 | Jezus, in het bijzonder van zijn liefde, zoals die in de 115 I, 0, 8,20 | Het handelen van Jezus en zijn woord, zijn daden en zijn 116 I, 0, 8,20 | van Jezus en zijn woord, zijn daden en zijn geboden vormen 117 I, 0, 8,20 | zijn woord, zijn daden en zijn geboden vormen het zedelijk 118 I, 0, 8,20 | daden van Hem en vooral zijn lijden en sterven aan het 119 I, 0, 8,20 | en sterven aan het kruis zijn de levende openbaring van 120 I, 0, 8,20 | de levende openbaring van zijn liefde voor de Vader en 121 I, 0, 8,20 | bemind heeft en waarmee zijn leerlingen elkaar moeten 122 I, 0, 8,20 | naar het offergeschenk van zijn leven aan het kruis als 123 I, 0, 8,20 | kruis als getuigenis van zijn liefdetot aan de voleinding” ( 124 I, 0, 8,20 | liefde dan wanneer iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden” ( 125 I, 0, 8,20 | iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden” (Joh. 15, 13). ~ 126 I, 0, 8,20 | Hij van hem, volmaakt te zijn in het gebod van de liefde, 127 I, 0, 8,20 | gebod van de liefde, inzijngebod: zich te voegen in 128 I, 0, 8,20 | voegen in het leven van zijn totale wegschenking, de 129 I, 0, 8,20 | Wie mijn leerling wil zijn, die moet zichzelf verloochenen, 130 I, 0, 8,20 | zichzelf verloochenen, hij neme zijn kruis op zich en volge Mij” ( 131 I, 0, 8,21 | want ze raakt de mens in zijn diepste innerlijk. Leerling 132 I, 0, 8,21 | Leerling van Christus te zijn betekent aan Hem gelijk 133 I, 0, 8,21 | de leerling gelijkend op zijn Heer en gelijkvormig aan 134 I, 0, 8,21 | heilige Geest in ons. ~Door zijn inlijving in Christus wordt 135 I, 0, 8,21 | de christen lidmaat van zijn Lichaam, dat de Kerk is ( 136 I, 0, 8,21 | 3, 27): “Laten we blij zijn en dankbaar - roept de H. 137 I, 0, 8,21 | gedoopten wendend uit - wij zijn niet alleen christen geworden, 138 I, 0, 8,21 | verbaasd en verheugd: Wij zijn Christus geworden!”. 28 139 I, 0, 9,22 | charisma van het ongehuwd zijnomwille van het Rijk der 140 I, 0, 9,22 | Heer Jezus de liefde van zijn Vader ontvangt, zo geeft 141 I, 0, 9,22 | ontvangt, zo geeft hij haar op zijn beurt uit eigen beweging 142 I, 0, 9,22 | De gave van Christus is zijn Geest, waarvan de eerste “ 143 I, 0, 9,23 | zondige mens mogelijk maakt, zijn onvermogen te overzien en 144 I, 0, 9,23 | Door het geloof in Christus zijn wij gerechtvaardigd (vgl. 145 I, 0, 9,23 | van de mens te boven: ze zijn slechts mogelijk als vrucht 146 I, 0, 9,23 | een gave Gods, die door zijn genade het hart van de mens 147 I, 0, 9,24 | door de gave van God, door zijn liefde, geopend wordt. Anderzijds 148 I, 0, 9,24 | zoals de apostel Johannes in zijn eerste brief indringend 149 I, 0, 9,24 | van de liefde: “En dat is zijn gebod: wij moeten geloven 150 I, 0, 9,24 | moeten geloven in de Naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar 151 I, 0, 9,24 | Vader onderhouden heb en in zijn liefde blijf (Joh. 15, 10). 152 I, 0, 9,24 | harten.., nadat ze zelf door zijn genade tot een bezield boek, 153 I, 0, 10,25 | Het tegelijk aanwezig zijn van Christus met de mens 154 I, 0, 10,25 | Daarom heeft de Heer aan zijn leerlingen de H. Geest beloofd: 155 I, 0, 10,25 | beloofd: Hij zou hen aan zijn gebodenherinnerenen 156 I, 0, 10,25 | nieuw leven in de wereld zijn (vgl. Joh. 3, 5-8; Rom. 157 I, 0, 10,26 | uitdrukking en goedkeuring van zijn, beslist afgewezen (vgl. 158 I, 0, 10,27 | vleesgeworden Woord, brengt zijn geboden en de liefde in 159 I, 0, 10,27 | het leergezag de getuigen zijn. ~In het bijzonder is - 160 I, 0, 10,27 | tegenwoordig kenmerkend zijn en in welker omgeving zich 161 I, 0, 10,27 | te bieden, om de mens op zijn weg naar de waarheid en 162 I, 0, 10,27 | de vrijheid behulpzaam te zijn. ~ 163 II, 0, 11,28 | op een rij te zetten. Dit zijn de onderschikking van de 164 II, 0, 11,28 | onderschikking van de mens en zijn handelen aan God, aan Hem, 165 II, 0, 11,29 | vereisten die de theologie eigen zijn naar steeds geschikter manieren 166 II, 0, 11,29 | vgl. Spr. 1, 7). ~Tegelijk zijn in het kader van de post-conciliaire 167 II, 0, 11,29 | ontstaan, die onverenigbaar zijn met degezonde leer” (2 168 II, 0, 11,30 | gezonde leer”, vereist zijn; daartoe verwijs ik naar 169 II, 0, 11,30 | tweeduidigheid of vergetelheid. Dat zijn overigens die elementen, 170 II, 0, 11,30 | een kracht die in staat zijn om ook de meest omstreden 171 II, 0, 11,30 | van de Kerk van oudsher zijn taak van de onderscheiding, 172 II, 0, 11,30 | doden zal oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn 173 II, 0, 11,30 | zijn verschijning en bij zijn koningschap: verkondig het 174 II, 0, 12,31 | tegenwoordige denken over de moraal zijn, zij het ook telkens op 175 II, 0, 12,32 | bron van alle waarden zou zijn. In deze richting bewegen 176 II, 0, 12,32 | uitdrukkelijk atheïstisch zijn. Aan het geweten van het 177 II, 0, 12,32 | oordeel zou alleen daarom waar zijn, omdat het voortkomt uit 178 II, 0, 12,32 | geweten wordt niet meer in zijn oorspronkelijke staat gezien, 179 II, 0, 12,32 | geconfronteerd ziet met zijn waarheid, die van de waarheid 180 II, 0, 12,32 | anderen verschillend is. In zijn uiterste consequenties loopt 181 II, 0, 12,33 | daaraan geschonken wordt zijn belangrijke verworvenheden, 182 II, 0, 12,33 | gevonden hebben. Maar sommigen zijn zover gegaan in het overschrijden 183 II, 0, 12,33 | observaties legitiem te trekken zijn, dat zij de werkelijkheid 184 II, 0, 12,34 | Sir. 15, 14), zodat hij zijn Schepper uit eigen beslissing 185 II, 0, 12,34 | het recht bestaat, om op zijn weg van het zoeken naar 186 II, 0, 12,34 | van handelingen voor: dit zijn tendensen die in hun variëteit 187 II, 1, 1,35 | goed is, en uit kracht van zijn eigen liefde legt Hij hem 188 II, 1, 1,35 | plaatsen. Van dien aard zijn de doctrines, die aan individuen 189 II, 1, 1,36 | de vergetelheid raakten, zijn enkelen gekomen tot de theorie 190 II, 1, 1,36 | heeft en dat de mens door zijn verstand aan de eeuwige 191 II, 1, 1,37 | menselijke oorsprong zou zijn en slechts binnenwereldse 192 II, 1, 1,37 | zou dan alleen de opgave zijn van het vrije intellect. 193 II, 1, 1,37 | heil niet van betekenis zijn. ~Een zodanige uitleg van 194 II, 1, 1,37 | stellingen die onverenigbaar zijn met de katholieke leer. ~ 195 II, 1, 1,37 | Alleen zo zal het mogelijk zijn, om aan de rechtmatige aanspraken 196 II, 1, 2,38 | beslissing overlaten”, zodat hij zijn Schepper uit eigen initiatief 197 II, 1, 2,38 | Nyssa: “De geest openbaart zijn koningschap en zijn voortreffelijkheid.. 198 II, 1, 2,38 | openbaart zijn koningschap en zijn voortreffelijkheid.. daarin, 199 II, 1, 2,38 | over de andere schepsels te zijn, door de gelijkenis met 200 II, 1, 2,38 | die een beroep doet op zijn vrijheid in gehoorzaamheid 201 II, 1, 2,39 | ook de mens zelf werd aan zijn eigen zorg en verantwoordelijkheid 202 II, 1, 2,39 | Sir. 15, 14), zodat hij zijn Schepper zoekt en uit eigen 203 II, 1, 2,39 | regeert, haar vormt naar zijn verstand en wil, zo bevestigt, 204 II, 1, 2,40 | inventiviteit, die de persoon eigen zijn, en die bron en grond van 205 II, 1, 2,40 | vrije en bewuste handelen zijn. Anderzijds put het verstand 206 II, 1, 2,40 | Anderzijds put het verstand zijn waarheid en zijn gezag uit 207 II, 1, 2,40 | verstand zijn waarheid en zijn gezag uit de eeuwige wet, 208 II, 1, 2,40 | als persoon en subject van zijn handelingen ten grondslag. 209 II, 1, 2,40 | autonomie in tegenstelling zijn met de leer van de Kerk 210 II, 1, 2,41 | morele leven onderworpen zou zijn aan een absolute almacht 211 II, 1, 2,41 | die in tegenspraak zou zijn met de handhaving van zijn 212 II, 1, 2,41 | zijn met de handhaving van zijn vrijheid. Als heteronomie 213 II, 1, 2,41 | normen zou betekenen, die met zijn welzijn niets van doen hebben, 214 II, 1, 2,41 | een vorm van vervreemding zijn, tegengesteld aan de goddelijke 215 II, 1, 3,42 | gevangenschap van de passies, zijn einddoel nastreeft in een 216 II, 1, 3,42 | naarstige toeleg”. 75 ~In zijn streven naar God, Hem die “ 217 II, 1, 3,43 | volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele 218 II, 1, 3,43 | maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder 219 II, 1, 3,43 | wezens die geen personen zijn: nietvan buiten”, door 220 II, 1, 3,43 | mens de juiste richting van zijn vrije handelen te wijzen. 81 221 II, 1, 3,43 | de mens tot deelname aan zijn voorzienigheid, want Hij 222 II, 1, 3,43 | zelf, dat wil zeggen door zijn verstandige en verantwoordelijke 223 II, 1, 3,43 | voorzienigheid, omdat het van zijn kant deel heeft aan de voorzienigheid 224 II, 1, 3,44 | wet berust inderdaad op zijn autoriteit om verplichtingen 225 II, 1, 3,44 | in de mens niet aanwezig zijn, als hijzelf als opperste 226 II, 1, 3,44 | wetgever zich de norm voor zijn handelen zou stellen”. En 227 II, 1, 3,44 | hij zelf met behulp van zijn verstand maakt, in het bijzonder 228 II, 1, 3,44 | goden, die haar zo nabij zijn, als Jahwe, onze God ons 229 II, 1, 3,44 | rechtsnormen, die zo doelmatig zijn als alles in deze instructie, 230 II, 1, 3,44 | van de Heer zich vermeit, zijn wet overpeinst dag en nacht” ( 231 II, 1, 3,45 | in Jezus Christus en in zijn Geest is: het is eeninnerlijke 232 II, 1, 3,45 | terwijl Hij in de ziel zijn woning neemt, niet alleen 233 II, 1, 3,45 | worden met het beeld van zijn Zoon” (Rom. 8, 29). In dit 234 II, 1, 4,46 | menselijke geschiedenis zou zijn. In andere tijden scheen 235 II, 1, 4,46 | menselijke werkelijkheid te zijn. In deze samenhang worden 236 II, 1, 4,46 | de mens, in de verleiding zijn om hun kennis, ja zelfs 237 II, 1, 4,46 | resp. de uitbreiding van zijn vrijheid de economische, 238 II, 1, 4,46 | menselijk lichaam omvatten, zijn gesteldheid en zijn impulsen: 239 II, 1, 4,46 | omvatten, zijn gesteldheid en zijn impulsen: in tegenstelling 240 II, 1, 4,46 | zou op zichzelf beschouwd zijn eigen bestaansproject zijn. 241 II, 1, 4,46 | zijn eigen bestaansproject zijn. De mens zou niets meer 242 II, 1, 4,46 | De mens zou niets meer zijn dan zijn vrijheid! ~ 243 II, 1, 4,46 | zou niets meer zijn dan zijn vrijheid! ~ 244 II, 1, 4,47 | ontoelaatbaar veroordeeld zijn. Maar naar de mening van 245 II, 1, 4,47 | moet juist vrij de zin van zijn gedrag zelf bepalen. Dit “ 246 II, 1, 4,47 | veelvoudige grenzen van de mens in zijn lichamelijke en historische 247 II, 1, 4,47 | heeft hemaan de macht van zijn eigen beslissingovergelaten 248 II, 1, 4,47 | verstandige ontwikkeling van zijn leven. De liefde voor de 249 II, 1, 4,47 | uitsluitend respect voor zijn vrije zelfbeschikking betekenen. 250 II, 1, 4,47 | gedragswijzen die de mens eigen zijn, alsook denatuurlijke 251 II, 1, 4,48 | voor-zedelijke” bona genoemd, zouden zijn. Wie zich op deze zou beroepen, 252 II, 1, 4,48 | waarheid over de mens en zijn vrijheid. Ze is in tegenspraak 253 II, 1, 4,48 | eenheid van het menselijke zijn, welker met verstand begiftigde 254 II, 1, 4,48 | eenheidsbeginsel van het menselijke zijn; zij is het, waardoor dit - 255 II, 1, 4,48 | zintuiglijke krachten ingebonden zijn. De menselijke persoon is, 256 II, 1, 4,49 | eeuwige erfgoed. Inderdaad zijn lichaam en ziel onscheidbaar: 257 II, 1, 4,49 | opzettelijk handelende en zijn vrij overwogen doen houden 258 II, 1, 4,50 | eindbestemming noodzakelijk zijn. “De natuurlijke zedenwet 259 II, 1, 4,50 | Schepper ertoe geroepen is, zijn leven en zijn handelingen 260 II, 1, 4,50 | geroepen is, zijn leven en zijn handelingen te sturen en 261 II, 1, 4,50 | en in het bijzonder van zijn lichaam gebruik te maken 262 II, 1, 4,50 | de natuurlijke neiging om zijn fysieke leven te behouden. 263 II, 1, 4,50 | prijzenswaardig en zelfs geboden zijn, uit naastenliefde of als 264 II, 1, 4,50 | van vrijheid en natuur: ze zijn werkelijk harmonisch met 265 II, 1, 5,51 | onveranderlijkheid. “Waar zijn dan wel deze regels opgeschreven - 266 II, 1, 5,51 | schepsel opgelegd. Om zich in zijn specifieke staat te vervolmaken, 267 II, 1, 5,51 | koesteren en doen toenemen, zijn sociale contacten onderhouden, 268 II, 1, 5,51 | daar ook maar onkundig van zijn, dan kwetsen onze handelingen 269 II, 1, 5,52 | verplichten algemeen; ze zijnonveranderlijk”; 94 ze 270 II, 1, 5,52(94) | natuur van de mens geworteld zijn en die in alle met verstand 271 II, 1, 5,52 | bestemming95 geschapen zijn. Deze universele en blijvende 272 II, 1, 5,52 | het zich deze waarheid van zijn zijn tot iets eigens. De 273 II, 1, 5,52 | zich deze waarheid van zijn zijn tot iets eigens. De negatieve 274 II, 1, 5,52 | geboden van de natuurwet zijn algemeen geldig: ze verplichten 275 II, 1, 5,52 | verboden belangrijker zouden zijn dan het streven om het door 276 II, 1, 5,52 | de naastenliefde heeft in zijn dynamiek geen bovengrens, 277 II, 1, 5,52 | worden; omgekeerd echter zijn er gedragswijzen, die nooit, 278 II, 1, 5,52 | overeenkomende - oplossing kunnen zijn. Tenslotte is het altijd 279 II, 1, 5,53 | de gevangene van een van zijn culturen, maar dat hij zijn 280 II, 1, 5,53 | zijn culturen, maar dat hij zijn waardigheid als persoon 281 II, 1, 5,53 | met de diepe waarheid van zijn wezen te leven. Wie de bijzonder 282 II, 1, 5,53 | van de mens, die ook met zijn lichamelijke dimensie samenhangen, 283 II, 1, 5,53 | ten grondslag ligt, wat zijn laatste grond in Christus 284 II, 1, 5,53 | uitdrukking van deze waarheid zijn, blijven wezenlijk van kracht, 285 II, 2, 1,54 | geweten: “In het diepst van zijn geweten ontdekt de mens 286 II, 2, 1,54 | doorklinkt in de oren van zijn hart: doe dit, vermijd dat. 287 II, 2, 1,54 | door God geschreven wet in zijn hart; daaraan te gehoorzamen 288 II, 2, 1,54 | daaraan te gehoorzamen is zijn waardigheid en volgens deze 289 II, 2, 1,55 | Zulke normen -zo heet het - zijn echter niet in staat om 290 II, 2, 1,55 | situatie behulpzaam kunnen zijn, maar niet in de plaats 291 II, 2, 1,55 | bindend objectief criterium zijn voor de oordelen van het 292 II, 2, 1,55 | plaats de mens helpt om aan zijn persoonlijke en sociale 293 II, 2, 1,55 | is met God, wiens stem in zijn binnenste te horen is102 294 II, 2, 1,55 | te nemen) zou de mens tot zijn zedelijke rijpheid kunnen 295 II, 2, 1,55 | veel morele vraagstukken: zijn ingrepen zouden bij de gelovigen 296 II, 2, 1,56 | de leer van het leergezag zijn en eencreatieve” hermeneutiek 297 II, 2, 2,57 | het geweten, bijzonder in zijn specifieke verbinding met 298 II, 2, 2,57 | doen wat de wet verlangt, zijn zij zichzelf tot wet, al 299 II, 2, 2,57 | mens wordt: Getuige van zijn trouw of ontrouw jegens 300 II, 2, 2,57 | wet, dat wil zeggen van zijn natuurlijke zedelijke rechtschapenheid 301 II, 2, 2,57 | verborgen. Het richt zich met zijn getuigenis alleen tot de 302 II, 2, 2,58 | mens tot aan de wortels van zijn ziel doordringen, wanneer 303 II, 2, 2,59 | hij onthult ook, hoe het zijn functie uitoefent. Het gaat 304 II, 2, 2,59 | oordeel over de mens en zijn handelingen is: Het is een 305 II, 2, 2,59 | mens door het oordeel van zijn geweten als een goed herkent, 306 II, 2, 2,60 | die de overeenstemming van zijn beslissingen met de geboden 307 II, 2, 2,61 | ook van de slechtheid van zijn ene beslissing. Maar het 308 II, 2, 2,61 | de bereidheid om zich bij zijn handelen door haar te laten 309 II, 2, 3,62 | zonder dat het daardoor zijn waardigheid verliest. Dat 310 II, 2, 3,62 | heilige Geest verlichtzijn (Rom. 9, 1), het moetrein” 311 II, 2, 3,62 | 9, 1), het moetreinzijn (2 Tim. 1, 3), het mag “ 312 II, 2, 3,62 | van het geweten het gevolg zijn van een onoverkomelijke 313 II, 2, 3,62 | herinnert ons het Concilie -niet zijn waardigheid, omdat het, 314 II, 2, 3,62 | oprecht moet zoeken krachtens zijn roeping. ~ 315 II, 2, 3,63 | die de mens op grond van zijn bestemming rationeel kan 316 II, 2, 3,63 | over de psalm: “Wie merkt zijn eigen fouten op? Spreek 317 II, 2, 3,63 | laatste concrete oordeel zet zijn waardigheid op het spel, 318 II, 2, 3,63 | dan zal je lichaam helder zijn. Maar wanneer je oog ziek 319 II, 2, 3,63 | je hele lichaam duister zijn. Wanneer nu het licht in 320 II, 2, 3,63 | groot moet dan de duisternis zijn!” (Mt. 6, 22-23). ~ 321 II, 2, 3,64 | aandraagt die het vreemd zijn, maar het wel wijst op de 322 II, 3, 1,65 | nooit beslissende pogingen zijn, om deze fundamentele optie 323 II, 3, 1,65 | persoon zou uiten), maar het zijn de afzonderlijke bona (ook “ 324 II, 3, 1,65 | respectievelijk hun afwijzing zijn fundamentele optie tot uitdrukking 325 II, 3, 1,66 | waarbij de mens zich in zijn geheel in vrijheid aan God 326 II, 3, 1,66 | midden van de mens, uit zijnhart” (vgl. Rom. 10, 10) 327 II, 3, 1,66 | Wanneer je volmaakt wilt zijn,.. kom en volg Mij!” (Mt. 328 II, 3, 1,66 | kostbare parel, waarvoor iemand zijn hele bezit verkoopt, zijn 329 II, 3, 1,66 | zijn hele bezit verkoopt, zijn welsprekende en effectieve 330 II, 3, 1,66 | prachtige uitdrukking in zijn woorden: “Wie zijn leven 331 II, 3, 1,66 | uitdrukking in zijn woorden: “Wie zijn leven redden wil, zal het 332 II, 3, 1,66 | het verliezen; maar wie zijn leven om mijnentwil en omwille 333 II, 3, 1,66 | van de H. Paulus: “Jullie zijn tot vrijheid geroepen, broeders” ( 334 II, 3, 1,67 | goddelijke oproep volgend, zijn leven op zijn doel te richten 335 II, 3, 1,67 | oproep volgend, zijn leven op zijn doel te richten en dit met 336 II, 3, 1,67 | zedelijk ernstige materie zijn vrijheid door bewuste, in 337 II, 3, 1,67 | scheiden betekent, in strijd te zijn met de wezenlijke integriteit 338 II, 3, 1,67 | van de mens en aan elk van zijn vrije keuzen. Zeker is de 339 II, 3, 1,67 | hoeverre ze van toepassing zijn op een bepaalde situatie, 340 II, 3, 1,68 | de vraag of sommige van zijn keuzebeslissingen en van 341 II, 3, 1,68 | keuzebeslissingen en van zijn concrete handelingen met 342 II, 3, 1,68 | genade van God blijven en zijn heil bereiken, ook als enkele 343 II, 3, 1,68 | bereiken, ook als enkele van zijn gedragswijzen uit vrije 344 II, 3, 1,68 | in tegenstelling zouden zijn met de door de Kerk voorgelegde 345 II, 3, 2,69 | alleen het resultaat kan zijn van een daad die de persoon 346 II, 3, 2,69 | die met Jezus Christus en zijn Kerk verenigd wil blijven, 347 II, 3, 2,69 | zoals dematerievan zijn daden af en toe zou doen 348 II, 3, 2,69 | Vandaar dat het nodig zou zijn - zo heet het - om de zwaarte 349 II, 3, 2,70 | waarin een op grond van zijn materie ernstige daad daarom 350 II, 3, 2,70 | waardoor een mens vrij God en zijn wet alsook het verbond van 351 II, 4, 1,71 | handelingen. Juist door zijn handelingen vervolmaakt 352 II, 4, 1,71 | om uit eigen beslissing zijn Schepper te zoeken en in 353 II, 4, 1,71 | Menselijke handelingen zijn zedelijke handelingen, omdat 354 II, 4, 1,71 | die aan wording onderhevig zijn, blijven nooit identiek 355 II, 4, 1,71 | resultaat van vrije keuze, en zo zijn wij in zekere zin onze eigen 356 II, 4, 1,72 | die ieder wezen afstemt op zijn einddoel: Deze eeuwige wet 357 II, 4, 1,72 | overeenkomen en zo de uitdrukking zijn van de bewuste afstemming 358 II, 4, 1,72 | hoogste Goed, waarin de mens zijn volle en volmaakte geluk 359 II, 4, 1,72 | mens. Jezus bevestigt in zijn antwoord de overtuiging 360 II, 4, 1,72 | antwoord de overtuiging van zijn gesprekspartner: Het goede 361 II, 4, 1,72 | overeenkomt, kan weg ten leven zijn. ~De door het verstand geleide 362 II, 4, 1,72 | het door het verstand in zijn waarheid herkend wordt, 363 II, 4, 1,73 | waardoor de zedelijkheid van zijn daden gekenmerkt wordt; 364 II, 4, 1,73 | hem door genade geschonken zijn: In Jezus Christus en zijn 365 II, 4, 1,73 | zijn: In Jezus Christus en zijn Geest is de christen een “ 366 II, 4, 1,73 | schepping”, kind van God en door zijn handelingen getuigt hij 367 II, 4, 1,73 | handelingen getuigt hij van zijn overeenstemming met of zijn 368 II, 4, 1,73 | zijn overeenstemming met of zijn afwijken van het beeld van 369 II, 4, 1,73 | Rom. 8, 9), beleeft hij zijn trouw of ontrouw tegenover 370 II, 4, 1,73 | Christusvormt ons zo naar zijn beeld - schrijft de H. Cyrillus 371 II, 4, 1,73 | deugdzame leven de trekken van zijn goddelijke natuur in ons 372 II, 4, 1,73 | ons door, die in Christus zijn, wanneer wij ons in de werken 373 II, 4, 1,73 | krachtens welke de mens voor zijn handelingenverantwoordelijk” 374 II, 4, 1,74 | bijzonder van de gevolgen - van zijn handelen, van het object 375 II, 4, 1,74 | handelen, van het object van zijn handelen zelf? ~Dat is het, 376 II, 4, 1,74 | gedrag juist, resp. verkeerd zijn, naar gelang het voor alle 377 II, 4, 1,74 | niet: juist zou het gedrag zijn, dat in staat is de bona “ 378 II, 4, 1,74 | doel van de mens. Terecht zijn zij zich bewust van de noodzakelijkheid, 379 II, 4, 1,75 | genoemd - uit te werken, zijn er valse oplossingen, die 380 II, 4, 1,75 | voltrekt, inbegrepen is: deze zijn voorwaarde voor zijn zedelijk 381 II, 4, 1,75 | deze zijn voorwaarde voor zijn zedelijk goedzijn en voor 382 II, 4, 1,75 | zedelijk goedzijn en voor zijn afstemming op het laatste 383 II, 4, 1,75 | noch zedelijk onderworpen zijn aan bepaalde verplichtingen, 384 II, 4, 1,75 | verplichtingen, noch zou hij door zijn keuzen gevormd worden, ook 385 II, 4, 1,75 | ook al blijft hij voor zijn handelingen en hun gevolgen 386 II, 4, 1,75 | situatie werkelijk mogelijk zijn. ~De teleologische ethische 387 II, 4, 1,75 | culturen in tegenspraak zouden zijn met deze zedelijke waarden, 388 II, 4, 1,75 | waarden verantwoordelijk zijn, maar dit in dubbel opzicht: 389 II, 4, 1,75 | enerzijds van morele aard zijn (betrokken op eigenlijk 390 II, 4, 1,75 | betrokken personen merkbaar zijn, zoals bijvoorbeeld: Gezondheid 391 II, 4, 1,75 | goede altijd vermengd zou zijn met het kwaad en iedere 392 II, 4, 1,75 | het daarom al mogelijk zou zijn, de wil van de persoon die 393 II, 4, 1,75 | evenredigheid van de daad met zijn effecten en de onderlinge 394 II, 4, 1,75 | noodzakelijkerwijze onverenigbaar zou zijn met beslissingen, die ingaan 395 II, 4, 2,76 | blijken. ~Dergelijke theorieën zijn echter niet trouw aan de 396 II, 4, 2,76 | God en de naastenliefde zijn niet te scheiden van het 397 II, 4, 2,77 | een handeling voorzienbaar zijn, is geen geschikte methode, 398 II, 4, 2,78 | persoon stempelt. In deze zin zijn er, zoals de Catechismus 399 II, 4, 2,78 | haar zedelijk van belang zijn. De christelijke ethiek, 400 II, 4, 2,78 | werken goed en volkomen zijn, moeten wij ze met het duidelijke 401 II, 4, 3,79 | herkent het verstand in het zijn van de mens zelf, begrepen 402 II, 4, 3,79 | de mens zelf, begrepen in zijn waarheid in volle omvang, 403 II, 4, 3,79 | daarmee met inachtneming van zijn natuurlijke neigingen, zijn 404 II, 4, 3,79 | zijn natuurlijke neigingen, zijn impulsen en doelgerichtheden, 405 II, 4, 3,79 | haar voltooiïng is. dat zijn de door de geboden (van 406 II, 4, 3,80 | de menselijke handelingen zijn, die zichniet op God laten 407 II, 4, 3,80 | met het goede van de naar zijn beeld geschapen persoon 408 II, 4, 3,80 | beeld geschapen persoon zijn. Dit zijn de handelingen, 409 II, 4, 3,80 | geschapen persoon zijn. Dit zijn de handelingen, die in de 410 II, 4, 3,80 | malum) genoemd worden: Ze zijn altijd en op zichzelf reeds 411 II, 4, 3,80 | hebben - dater handelingen zijn die door zichzelf en in 412 II, 4, 3,80 | altijd ernstig ongeoorloofd zijn”. 131 Vaticanum II geeft, 413 II, 4, 3,80 | om de mens psychisch in zijn macht te krijgen; al wat 414 II, 4, 3,80 | andere dergelijke dingen zijn onmiskenbaar schandelijk. 415 II, 4, 3,80 | onmiskenbaar schandelijk. Ze zijn een aantasting van de menselijke 416 II, 4, 3,80 | hebben te verdragen. En ze zijn volledig in tegenspraak 417 II, 4, 3,80(131) | dag sommige gedragingen zijn toegestaan, die de Kerk 418 II, 4, 3,80 | werkelijkheid soms geoorloofd zijn een geringer moreel kwaad 419 II, 4, 3,80 | positief mag willen, wat in zijn wezen een overtreding van 420 II, 4, 3,81 | daden in zichzelf slecht zijn, dan kunnen een goede bedoeling 421 II, 4, 3,81 | maar niet opheffen: het zijn “onherstelbaar” slechte 422 II, 4, 3,81 | zichzelf niet af te stemmen zijn op God en op het goede van 423 II, 4, 3,81 | dievan zichzelfzonden zijn (cum iam opera ipsa peccata 424 II, 4, 3,81 | geen zonden meer zouden zijn of, een nog absurder conclusie, 425 II, 4, 3,81 | gerechtvaardigde zonden zouden zijn? “.134 ~Daarom kunnen de 426 II, 4, 3,81 | reeds in zichzelf of door zijn object zedeloze daad in 427 II, 4, 3,82 | van hun object niet op God zijn af te stemmen en diede 428 II, 4, 3,82 | menselijke persoon onwaardigzijn, staan altijd en in ieder 429 II, 4, 3,82 | dat het onmogelijk zou zijn om de bewuste keuze van 430 II, 4, 3,82 | handelen zou het onmogelijk zijn, eenobjectieve zedelijke 431 II, 4, 3,83 | naar de mens zelf, naar zijn waarheid en de daaruit voortvloeiende 432 II, 4, 3,83 | concrete menselijke handelingen zijn, die in zichzelf al slecht 433 II, 4, 3,83 | die in zichzelf al slecht zijn, blijft zij trouw aan de 434 II, 4, 3,83 | hem daarmee en bevordert zijn waardigheid en roeping. 435 II, 4, 3,83 | 6), kan de mens middels zijn goede daden zijn roeping 436 II, 4, 3,83 | middels zijn goede daden zijn roeping in vrijheid tot 437 III | Opdat het kruis van Christus zijn kracht niet zou verliezen” ( 438 III, 0, 4,84 | menselijke persoon naar zijn werkelijke welzijn. Het 439 III, 0, 4,84 | noodzakelijke goederen. Ja, er zijn nog veel bedenkelijker zaken 440 III, 0, 4,85 | zou het kruis van Christus zijn kracht verliezen.. Maar 441 III, 0, 4,85 | maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken, 442 III, 0, 4,85 | leeft deze in de volheid van zijn totale zelfgave en roept 443 III, 0, 4,86 | drama. De mens ontdekt, dat zijn vrijheid op een raadselachtige 444 III, 0, 4,87 | overige openbaart Jezus met zijn eigen bestaan en niet alleen 445 III, 0, 4,87 | hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden” ( 446 III, 0, 4,87 | hij zijn leven geeft voor zijn vrienden” (Joh. 15, 13), 447 III, 0, 4,87 | Mat. 26, 46) en geeft in zijn gehoorzaamheid aan de Vader 448 III, 0, 4,87 | gehoorzaamheid aan de Vader zijn leven aan het kruis (vgl. 449 III, 0, 4,87 | te geven en te dienen. In zijn commentaar op het vers uit 450 III, 0, 4,87 | In het huis van de Heer zijn de knechten vrij. Vrij omdat 451 III, 0, 4,87 | dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld 452 III, 0, 4,87 | gehoorzaamheid aan de wil van God. Zijn gekruisigd Lichaam is de 453 III, 0, 4,87 | vrijheid en waarheid, zoals zijn verrijzenis van de dood 454 III, 0, 5,88 | daardoor ontkracht wordt en zijn oorspronkelijkheid als zelfstandige 455 III, 0, 5,88 | zelfs in tegenspraak hiermee zijn. ~Het is nu dringend nodig, 456 III, 0, 5,88 | nieuwheid van hun geloof en zijn oordeelskracht tegenover 457 III, 0, 5,88 | apostel Paulus -, nu echter zijn jullie door de Heer licht 458 III, 0, 5,88 | de tijd, want deze dagen zijn slecht” (Eph. 8, 8-11. 15- 459 III, 0, 5,88 | levende herinnering aan zijn geboden, een waarheid, die 460 III, 0, 5,88 | grootste liefde tot God en tot zijn broeders. ~ 461 III, 0, 5,89 | dat we Hem kennen: als we zijn geboden onderhouden. Wie 462 III, 0, 5,89 | maar zich niet stoort aan zijn geboden, is een leugenaar, 463 III, 0, 5,89 | hem. Wie zich echter aan zijn woord houdt, in hem is de 464 III, 0, 5,89 | we zeker dat wein Hem zijn”. Wie zegt, dat hij in Hem 465 III, 0, 5,89 | geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen 466 III, 0, 5,89 | is” (Mt. 5, 14-16). Dat zijn vooral die van de naastenliefde ( 467 III, 0, 5,89 | Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zichzelf 468 III, 0, 5,89 | verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen” (Lc. 469 III, 0, 6,91 | onrein begeren ter wille te zijn, met de dood bedreigden, 470 III, 0, 6,91 | mee te doen, “hij offerde zijn leven voor de rechtvaardigheid 471 III, 0, 6,91 | 13), en de waarheid van zijn boodschap door het geven 472 III, 0, 6,91 | boodschap door het geven van zijn leven bevestigde. Talloze 473 III, 0, 6,91 | verraden - en al zou het zijn met het doel het eigen leven 474 III, 0, 6,92 | als dit ten koste gaat van zijn ziel ? “ (Mc. 8, 36). ~Het 475 III, 0, 6,92 | van Rome, de plaats van zijn martelaarschap, wendt: “ 476 III, 0, 6,92 | zal ik waarachtig mens zijn. Laat mij het lijden en 477 III, 0, 6,93 | mensen en de maatschappij van zijn lichtende kracht beroofd 478 III, 0, 6,93 | dagelijks bereid zouden moeten zijn te geven, ook ten koste 479 III, 0, 6,94 | zedelijke waarheden en waarden zijn, waarvoor we bereid zou 480 III, 0, 6,94 | waarvoor we bereid zou moeten zijn het leven te geven. In het 481 III, 0, 7,95 | ontoegeeflijkheid die strijdig zou zijn met een moederlijk gevoel 482 III, 0, 7,95 | mensen, aan de groei van zijn vrijheid en aan het bereiken 483 III, 0, 7,95 | en aan het bereiken van zijn zaligheid voorlegt. 150 ~ 484 III, 0, 7,95 | schenkende liefde, dat de mens op zijn morele weg nodig heeft, 485 III, 0, 7,95 | waarvoor de Heer zelf in zijn omgang met de mensen een 486 III, 0, 7,96 | tegen haar geen vrijheid kan zijn, moet de categorische, dat 487 III, 0, 7,96 | en onherhaalbaarheid van zijn wezen en zijn bestaan. Alleen 488 III, 0, 7,96 | onherhaalbaarheid van zijn wezen en zijn bestaan. Alleen in gehoorzaamheid 489 III, 0, 7,96 | bevestiging van het unieke van zijn persoon en van de mogelijkheid 490 III, 0, 7,96 | zichzelf slechte verbieden, zijn er voor niemand privileges 491 III, 0, 7,96 | Voor de zedelijke eisen zijn we allen volkomen gelijk. ~ 492 III, 0, 7,97 | menselijke persoon is en ook zijn moet153 staat toe en maakt 493 III, 0, 7,97 | gedragscodex. In deze zin zijn de zedelijke grondregels 494 III, 0, 7,97 | moeilijke omstandigheden zijn deze ambtsdragers en de 495 III, 0, 8,98 | kan worden; Reden daarvoor zijn ook de veelheid en de ernst 496 III, 0, 8,98 | zedelijk gevoel, dat van zijn kant op het religieuze gevoel 497 III, 0, 8,99 | gehoorzaamheid waaraan de mens tot zijn volledige identiteit komt, 498 III, 0, 8,99 | van de anderen te kijken zijn belangen en zijn mening 499 III, 0, 8,99 | kijken zijn belangen en zijn mening door te zetten. Dan 500 III, 0, 8,100 | gij rijk zoudt worden door zijn armoede” (2 Kor. 8, 9)”, 157


1-500 | 501-584

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License