1-500 | 501-584
Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | voortdurend in de verleiding, zijn blik af te wenden van de
2 Inl, 0, 1,1 | 25); daarmee wordt ook zijn vermogen om de waarheid
3 Inl, 0, 1,1 | te herkennen, geschaad en zijn wil, om zich aan haar te
4 Inl, 0, 1,1 | doven. In de diepte van zijn hart bestaat altijd door
5 Inl, 0, 1,2 | stralen” (Ps. 4, 7). ~God laat zijn aanschijn in zijn volle
6 Inl, 0, 1,2 | God laat zijn aanschijn in zijn volle schoonheid stralen
7 Inl, 0, 1,2 | 1, 15), “weerschijn van zijn heerlijkheid” (Hebr. 1,
8 Inl, 0, 1,2 | mens, in het bijzonder op zijn religieuze en morele vragen,
9 Inl, 0, 1,2 | geheim van de Vader en van zijn liefde de mens volledig
10 Inl, 0, 1,2 | de mens en ontsluit hem zijn hoogste roeping”1. ~Jezus
11 Inl, 0, 1,2 | doet het aangezicht van zijn Kerk oplichten, die Hij
12 Inl, 0, 1,2 | waarheid van Jezus Christus en zijn evangelie. In de Kerk leeft
13 Inl, 0, 1,3 | 3. Bij dit streven zijn de bisschoppen van de Kerk
14 Inl, 0, 1,3 | ook hen, die Christus en zijn evangelie niet kennen en
15 Inl, 0, 1,3 | evangelie van Christus en zijn Kerk zonder schuld niet
16 Inl, 0, 1,3 | een eerlijk hart zoekt, zijn onder aanroeping van het
17 Inl, 0, 1,3 | uitdrukkelijke erkenning van God zijn gekomen en zich inspannen
18 Inl, 0, 2,4 | vandaag blijkt het nodig te zijn, over de zedenleer van de
19 Inl, 0, 2,4 | blijvende geldigheid van zijn geboden afgewezen; delen
20 Inl, 0, 2,4 | beslissingen en besluiten van zijn leven autonoom inspireren. ~
21 Inl, 0, 2,4 | menselijk samenleven in zijn algemeenheid, van de allergrootste
22 Inl, 0, 2,4 | allergrootste betekenis zijn. Hier wordt in het bijzonder
23 Inl, 0, 2,4 | mens in het hart geschreven zijn en bestanddeel zijn van
24 Inl, 0, 2,4 | geschreven zijn en bestanddeel zijn van het verbond van God
25 Inl, 0, 2,5 | preciseren, die beslissend zijn om dat het hoofd te bieden,
26 Inl, 0, 2,5 | moet noemen, zo ernstig zijn de moeilijkheden, die daaruit
27 Inl, 0, 2,5 | leven van de gelovigen in zijn grondslagen en in zijn veelvoudige
28 Inl, 0, 2,5 | in zijn grondslagen en in zijn veelvoudige inhouden als
29 Inl, 0, 2,5 | Christus en de gave van zijn Geest, die ze door de sacramenten
30 Inl, 0, 2,5 | moraaltheologen omstreden zijn. Dat is het specifieke thema
31 I, 0, 3,6 | voor ons een nuttig spoor zijn, om zijn zedenleer op een
32 I, 0, 3,6 | een nuttig spoor zijn, om zijn zedenleer op een levendige,
33 I, 0, 3,6 | antwoordde: Als je volmaakt wilt zijn, ga dan, verkoop je bezit
34 I, 0, 3,7 | verwerkelijken, heeft God zijn Kerk gewild. Inderdaad, “
35 I, 0, 3,7 | Christus ieder individueel op zijn levensweg kan begeleiden”. 15 ~
36 I, 0, 4,8 | om Hem te ontmoeten die zijn verkondigingswerk met deze,
37 I, 0, 4,8 | in zich heeft en die in zijn Kerk en in de wereld altijd
38 I, 0, 4,8 | toestand van de mens en zijn volle roeping. Daarom moet “
39 I, 0, 4,8 | maatstaven en betekenissen van zijn leven - moet zich met zijn
40 I, 0, 4,8 | zijn leven - moet zich met zijn angst en onzekerheid, met
41 I, 0, 4,8 | angst en onzekerheid, met zijn zwakheid en zondigheid,
42 I, 0, 4,8 | zwakheid en zondigheid, met zijn leven en dood tot Christus
43 I, 0, 5,9 | krijgt over het motief van zijn vraag. De “goede Meester”
44 I, 0, 5,9 | De “goede Meester” wijst zijn gesprekspartner - en ons
45 I, 0, 5,9 | aantrekt en tegelijk verplicht, zijn bron heeft in God, ja God
46 I, 0, 5,10 | geheiligd werd tot einddoel van zijn leven heeft: het zijn “tot
47 I, 0, 5,10 | van zijn leven heeft: het zijn “tot lof der heerlijkheid”
48 I, 0, 5,10 | hij bewerkt, dat elk van zijn handelingen Diens heerlijkheid
49 I, 0, 5,10 | Hoor, op welke wijze je zijn afstraling bent. De profeet
50 I, 0, 5,10 | van God. De tien geboden zijn immers gegrondvest op de
51 I, 0, 5,10 | handelen blijft, overeenkomstig zijn eigen oproep: “Weest heilig,
52 I, 0, 5,10 | als Degene die, trouw aan zijn liefde voor de mens, hem
53 I, 0, 5,10 | liefde voor de mens, hem zijn wet schenkt (vgl. Ex. 19,
54 I, 0, 5,10 | en meer nog, om hem in zijn liefde binnen te leiden: “
55 I, 0, 5,11 | erkennen en op grond van zijn ondoorgrondelijke heerlijkheid
56 I, 0, 5,11 | de afzonderlijke geboden zijn afgeleid en waaraan ze zijn
57 I, 0, 5,11 | zijn afgeleid en waaraan ze zijn onderworpen. Door de moraal
58 I, 0, 5,11 | volledig onthuld worden in zijn oproep: “Kom en volg Mij” (
59 I, 0, 6,12 | wet” afgestemd heeft op zijn doel. Deze natuurlijke wet
60 I, 0, 6,12 | heeft om “onder alle volken zijn bijzondere eigendom”, “een
61 I, 0, 6,12 | eigendom”, “een heilig volk” te zijn (vgl. Ex. 19, 5-6), dat
62 I, 0, 6,12 | vgl. Ex. 19, 5-6), dat zijn heiligheid onder alle volken
63 I, 0, 6,12 | van God zelf is: het vindt zijn volmaakte verwerkelijking
64 I, 0, 6,13 | alle geboden, die nodig zijn om “het leven te bereiken”,
65 I, 0, 6,13 | jongeman herinnert: het zijn enkele geboden, die tot
66 I, 0, 6,13 | en lichamelijk wezen in zijn betrekking met God, met
67 I, 0, 6,13 | de katholieke Kerk lezen “zijn de tien geboden deel van
68 I, 0, 6,13 | van de mens. Zij brengen zijn wezenlijke plichten naar
69 I, 0, 6,13 | de grondrechten die eigen zijn aan de natuur van de menselijke
70 I, 0, 6,13 | De geboden waaraan Jezus zijn jonge gesprekspartner herinnert
71 I, 0, 6,13 | gesprekspartner herinnert zijn ervoor bestemd het welzijn
72 I, 0, 6,13 | door de bescherming van zijn bona te garanderen. “Je
73 I, 0, 6,13 | zult niet vals getuigen”, zijn zedelijke regels die als
74 I, 0, 6,13 | regels die als verboden zijn geformuleerd. De negatieve
75 I, 0, 6,13 | Augustinus -bestaat in het vrij zijn van schuldige daden: dat
76 I, 0, 6,13 | daden: dat zouden bv. moord zijn, echtbreuk, ontucht, diefstal,
77 I, 0, 6,14 | tegendeel is het geval, zoals zijn gesprek met de wetgeleerden
78 I, 0, 6,14 | profeten” (Mt. 22, 40), zijn ten diepste met elkaar verbonden
79 I, 0, 6,14 | eenheid wordt door Jezus met zijn woorden en met zijn leven
80 I, 0, 6,14 | met zijn woorden en met zijn leven getuigd: Zijn zending
81 I, 0, 6,14 | met zijn leven getuigd: Zijn zending bereikt haar hoogtepunt
82 I, 0, 6,14 | Joh. 3, 14-15), teken van zijn ondeelbare liefde tot de
83 I, 0, 6,14 | zegt: Ik bemin God!, maar zijn broeder haat, is hij een
84 I, 0, 6,14 | een leugenaar. Wie immers zijn broeder niet bemint, die
85 I, 0, 6,15 | en het Nieuwe Verbond. In zijn commentaar op de vaststelling
86 I, 0, 6,15 | die alleen maar boos is op zijn broeder, is schuldig voor
87 I, 0, 6,15 | een vrouw kijkt, heeft in zijn hart reeds echtbreuk met
88 I, 0, 6,15 | brengt: Hijzelf wordt in zijn Geest tot levende en persoonlijke
89 I, 0, 6,15 | die de genade schenkt, om zijn leven en zijn liefde te
90 I, 0, 6,15 | schenkt, om zijn leven en zijn liefde te delen, en die
91 I, 0, 7 | Wanneer u volmaakt wilt zijn” (Mt. 19, 21)~
92 I, 0, 7,16 | dit tekort gaat Jezus in zijn laatste antwoord in: Terwijl
93 I, 0, 7,16 | Wanneer je volmaakt wilt zijn, ga dan, verkoop je bezit
94 I, 0, 7,16 | armen is, van hen “die arm zijn van geest”, zoals de H.
95 I, 0, 7,16 | zaligsprekingen hoort. Dit zijn allereerst beloften, waaruit
96 I, 0, 7,16 | hun oorspronkelijke diepte zijn ze zo iets als een zelfportret
97 I, 0, 7,16 | daarom uitnodigingen tot zijn navolging en tot levensgemeenschap
98 I, 0, 7,17 | de mens en de wet van God zijn niet in tegenspraak met
99 I, 0, 7,17 | leerling van Christus weet, dat zijn roeping een roeping tot
100 I, 0, 7,17 | tot vrijheid is. “Jullie zijn tot vrijheid geroepen, broeders” (
101 I, 0, 7,17 | teweerstelt tegen degene die zijn rechtvaardiging toevertrouwt
102 I, 0, 7,17 | en alle andere geboden zijn in deze zin samengevat:
103 I, 0, 7,17 | nog niet in de eeuwigheid zijn. Deels behouden wij de zwakheid
104 I, 0, 7,17 | bereikt. Al onze zonden zijn in de doop vernietigd, maar
105 I, 0, 7,17 | geschrapt? Zou ze verdwenen zijn, dan zouden wij op aarde
106 I, 0, 7,17 | waarin we God dienen, vrij zijn, terwijl we in de mate waarin
107 I, 0, 7,17 | de zonde volgen, slaven zijn”. 27 ~
108 I, 0, 7,18 | zolang als we op aarde zullen zijn, die echter mogelijk wordt
109 I, 0, 7,18 | antwoorden, zonen in de Zoon te zijn. ~Deze roeping tot volmaakte
110 I, 0, 7,18 | Jullie moeten volmaakt zijn, zoals ook jullie hemelse
111 I, 0, 8,19 | Jezus zelf aan te hangen, om zijn leven en zijn lot te delen,
112 I, 0, 8,19 | hangen, om zijn leven en zijn lot te delen, om deelname
113 I, 0, 8,19 | te delen, om deelname aan zijn vrije en liefhebbende gehoorzaamheid
114 I, 0, 8,20 | Jezus, in het bijzonder van zijn liefde, zoals die in de
115 I, 0, 8,20 | Het handelen van Jezus en zijn woord, zijn daden en zijn
116 I, 0, 8,20 | van Jezus en zijn woord, zijn daden en zijn geboden vormen
117 I, 0, 8,20 | zijn woord, zijn daden en zijn geboden vormen het zedelijk
118 I, 0, 8,20 | daden van Hem en vooral zijn lijden en sterven aan het
119 I, 0, 8,20 | en sterven aan het kruis zijn de levende openbaring van
120 I, 0, 8,20 | de levende openbaring van zijn liefde voor de Vader en
121 I, 0, 8,20 | bemind heeft en waarmee zijn leerlingen elkaar moeten
122 I, 0, 8,20 | naar het offergeschenk van zijn leven aan het kruis als
123 I, 0, 8,20 | kruis als getuigenis van zijn liefde “tot aan de voleinding” (
124 I, 0, 8,20 | liefde dan wanneer iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden” (
125 I, 0, 8,20 | iemand zijn leven geeft voor zijn vrienden” (Joh. 15, 13). ~
126 I, 0, 8,20 | Hij van hem, volmaakt te zijn in het gebod van de liefde,
127 I, 0, 8,20 | gebod van de liefde, in “zijn” gebod: zich te voegen in
128 I, 0, 8,20 | voegen in het leven van zijn totale wegschenking, de
129 I, 0, 8,20 | Wie mijn leerling wil zijn, die moet zichzelf verloochenen,
130 I, 0, 8,20 | zichzelf verloochenen, hij neme zijn kruis op zich en volge Mij” (
131 I, 0, 8,21 | want ze raakt de mens in zijn diepste innerlijk. Leerling
132 I, 0, 8,21 | Leerling van Christus te zijn betekent aan Hem gelijk
133 I, 0, 8,21 | de leerling gelijkend op zijn Heer en gelijkvormig aan
134 I, 0, 8,21 | heilige Geest in ons. ~Door zijn inlijving in Christus wordt
135 I, 0, 8,21 | de christen lidmaat van zijn Lichaam, dat de Kerk is (
136 I, 0, 8,21 | 3, 27): “Laten we blij zijn en dankbaar - roept de H.
137 I, 0, 8,21 | gedoopten wendend uit - wij zijn niet alleen christen geworden,
138 I, 0, 8,21 | verbaasd en verheugd: Wij zijn Christus geworden!”. 28
139 I, 0, 9,22 | charisma van het ongehuwd zijn “omwille van het Rijk der
140 I, 0, 9,22 | Heer Jezus de liefde van zijn Vader ontvangt, zo geeft
141 I, 0, 9,22 | ontvangt, zo geeft hij haar op zijn beurt uit eigen beweging
142 I, 0, 9,22 | De gave van Christus is zijn Geest, waarvan de eerste “
143 I, 0, 9,23 | zondige mens mogelijk maakt, zijn onvermogen te overzien en
144 I, 0, 9,23 | Door het geloof in Christus zijn wij gerechtvaardigd (vgl.
145 I, 0, 9,23 | van de mens te boven: ze zijn slechts mogelijk als vrucht
146 I, 0, 9,23 | een gave Gods, die door zijn genade het hart van de mens
147 I, 0, 9,24 | door de gave van God, door zijn liefde, geopend wordt. Anderzijds
148 I, 0, 9,24 | zoals de apostel Johannes in zijn eerste brief indringend
149 I, 0, 9,24 | van de liefde: “En dat is zijn gebod: wij moeten geloven
150 I, 0, 9,24 | moeten geloven in de Naam van zijn Zoon Jezus Christus en elkaar
151 I, 0, 9,24 | Vader onderhouden heb en in zijn liefde blijf (Joh. 15, 10).
152 I, 0, 9,24 | harten.., nadat ze zelf door zijn genade tot een bezield boek,
153 I, 0, 10,25 | Het tegelijk aanwezig zijn van Christus met de mens
154 I, 0, 10,25 | Daarom heeft de Heer aan zijn leerlingen de H. Geest beloofd:
155 I, 0, 10,25 | beloofd: Hij zou hen aan zijn geboden “herinneren” en
156 I, 0, 10,25 | nieuw leven in de wereld zijn (vgl. Joh. 3, 5-8; Rom.
157 I, 0, 10,26 | uitdrukking en goedkeuring van zijn, beslist afgewezen (vgl.
158 I, 0, 10,27 | vleesgeworden Woord, brengt zijn geboden en de liefde in
159 I, 0, 10,27 | het leergezag de getuigen zijn. ~In het bijzonder is -
160 I, 0, 10,27 | tegenwoordig kenmerkend zijn en in welker omgeving zich
161 I, 0, 10,27 | te bieden, om de mens op zijn weg naar de waarheid en
162 I, 0, 10,27 | de vrijheid behulpzaam te zijn. ~
163 II, 0, 11,28 | op een rij te zetten. Dit zijn de onderschikking van de
164 II, 0, 11,28 | onderschikking van de mens en zijn handelen aan God, aan Hem,
165 II, 0, 11,29 | vereisten die de theologie eigen zijn naar steeds geschikter manieren
166 II, 0, 11,29 | vgl. Spr. 1, 7). ~Tegelijk zijn in het kader van de post-conciliaire
167 II, 0, 11,29 | ontstaan, die onverenigbaar zijn met de “gezonde leer” (2
168 II, 0, 11,30 | gezonde leer”, vereist zijn; daartoe verwijs ik naar
169 II, 0, 11,30 | tweeduidigheid of vergetelheid. Dat zijn overigens die elementen,
170 II, 0, 11,30 | een kracht die in staat zijn om ook de meest omstreden
171 II, 0, 11,30 | van de Kerk van oudsher zijn taak van de onderscheiding,
172 II, 0, 11,30 | doden zal oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn
173 II, 0, 11,30 | zijn verschijning en bij zijn koningschap: verkondig het
174 II, 0, 12,31 | tegenwoordige denken over de moraal zijn, zij het ook telkens op
175 II, 0, 12,32 | bron van alle waarden zou zijn. In deze richting bewegen
176 II, 0, 12,32 | uitdrukkelijk atheïstisch zijn. Aan het geweten van het
177 II, 0, 12,32 | oordeel zou alleen daarom waar zijn, omdat het voortkomt uit
178 II, 0, 12,32 | geweten wordt niet meer in zijn oorspronkelijke staat gezien,
179 II, 0, 12,32 | geconfronteerd ziet met zijn waarheid, die van de waarheid
180 II, 0, 12,32 | anderen verschillend is. In zijn uiterste consequenties loopt
181 II, 0, 12,33 | daaraan geschonken wordt zijn belangrijke verworvenheden,
182 II, 0, 12,33 | gevonden hebben. Maar sommigen zijn zover gegaan in het overschrijden
183 II, 0, 12,33 | observaties legitiem te trekken zijn, dat zij de werkelijkheid
184 II, 0, 12,34 | Sir. 15, 14), zodat hij zijn Schepper uit eigen beslissing
185 II, 0, 12,34 | het recht bestaat, om op zijn weg van het zoeken naar
186 II, 0, 12,34 | van handelingen voor: dit zijn tendensen die in hun variëteit
187 II, 1, 1,35 | goed is, en uit kracht van zijn eigen liefde legt Hij hem
188 II, 1, 1,35 | plaatsen. Van dien aard zijn de doctrines, die aan individuen
189 II, 1, 1,36 | de vergetelheid raakten, zijn enkelen gekomen tot de theorie
190 II, 1, 1,36 | heeft en dat de mens door zijn verstand aan de eeuwige
191 II, 1, 1,37 | menselijke oorsprong zou zijn en slechts binnenwereldse
192 II, 1, 1,37 | zou dan alleen de opgave zijn van het vrije intellect.
193 II, 1, 1,37 | heil niet van betekenis zijn. ~Een zodanige uitleg van
194 II, 1, 1,37 | stellingen die onverenigbaar zijn met de katholieke leer. ~
195 II, 1, 1,37 | Alleen zo zal het mogelijk zijn, om aan de rechtmatige aanspraken
196 II, 1, 2,38 | beslissing overlaten”, zodat hij zijn Schepper uit eigen initiatief
197 II, 1, 2,38 | Nyssa: “De geest openbaart zijn koningschap en zijn voortreffelijkheid..
198 II, 1, 2,38 | openbaart zijn koningschap en zijn voortreffelijkheid.. daarin,
199 II, 1, 2,38 | over de andere schepsels te zijn, door de gelijkenis met
200 II, 1, 2,38 | die een beroep doet op zijn vrijheid in gehoorzaamheid
201 II, 1, 2,39 | ook de mens zelf werd aan zijn eigen zorg en verantwoordelijkheid
202 II, 1, 2,39 | Sir. 15, 14), zodat hij zijn Schepper zoekt en uit eigen
203 II, 1, 2,39 | regeert, haar vormt naar zijn verstand en wil, zo bevestigt,
204 II, 1, 2,40 | inventiviteit, die de persoon eigen zijn, en die bron en grond van
205 II, 1, 2,40 | vrije en bewuste handelen zijn. Anderzijds put het verstand
206 II, 1, 2,40 | Anderzijds put het verstand zijn waarheid en zijn gezag uit
207 II, 1, 2,40 | verstand zijn waarheid en zijn gezag uit de eeuwige wet,
208 II, 1, 2,40 | als persoon en subject van zijn handelingen ten grondslag.
209 II, 1, 2,40 | autonomie in tegenstelling zijn met de leer van de Kerk
210 II, 1, 2,41 | morele leven onderworpen zou zijn aan een absolute almacht
211 II, 1, 2,41 | die in tegenspraak zou zijn met de handhaving van zijn
212 II, 1, 2,41 | zijn met de handhaving van zijn vrijheid. Als heteronomie
213 II, 1, 2,41 | normen zou betekenen, die met zijn welzijn niets van doen hebben,
214 II, 1, 2,41 | een vorm van vervreemding zijn, tegengesteld aan de goddelijke
215 II, 1, 3,42 | gevangenschap van de passies, zijn einddoel nastreeft in een
216 II, 1, 3,42 | naarstige toeleg”. 75 ~In zijn streven naar God, Hem die “
217 II, 1, 3,43 | volgens het raadsbesluit van zijn wijsheid en liefde, de hele
218 II, 1, 3,43 | maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder
219 II, 1, 3,43 | wezens die geen personen zijn: niet “van buiten”, door
220 II, 1, 3,43 | mens de juiste richting van zijn vrije handelen te wijzen. 81
221 II, 1, 3,43 | de mens tot deelname aan zijn voorzienigheid, want Hij
222 II, 1, 3,43 | zelf, dat wil zeggen door zijn verstandige en verantwoordelijke
223 II, 1, 3,43 | voorzienigheid, omdat het van zijn kant deel heeft aan de voorzienigheid
224 II, 1, 3,44 | wet berust inderdaad op zijn autoriteit om verplichtingen
225 II, 1, 3,44 | in de mens niet aanwezig zijn, als hijzelf als opperste
226 II, 1, 3,44 | wetgever zich de norm voor zijn handelen zou stellen”. En
227 II, 1, 3,44 | hij zelf met behulp van zijn verstand maakt, in het bijzonder
228 II, 1, 3,44 | goden, die haar zo nabij zijn, als Jahwe, onze God ons
229 II, 1, 3,44 | rechtsnormen, die zo doelmatig zijn als alles in deze instructie,
230 II, 1, 3,44 | van de Heer zich vermeit, zijn wet overpeinst dag en nacht” (
231 II, 1, 3,45 | in Jezus Christus en in zijn Geest is: het is een “innerlijke
232 II, 1, 3,45 | terwijl Hij in de ziel zijn woning neemt, niet alleen
233 II, 1, 3,45 | worden met het beeld van zijn Zoon” (Rom. 8, 29). In dit
234 II, 1, 4,46 | menselijke geschiedenis zou zijn. In andere tijden scheen
235 II, 1, 4,46 | menselijke werkelijkheid te zijn. In deze samenhang worden
236 II, 1, 4,46 | de mens, in de verleiding zijn om hun kennis, ja zelfs
237 II, 1, 4,46 | resp. de uitbreiding van zijn vrijheid de economische,
238 II, 1, 4,46 | menselijk lichaam omvatten, zijn gesteldheid en zijn impulsen:
239 II, 1, 4,46 | omvatten, zijn gesteldheid en zijn impulsen: in tegenstelling
240 II, 1, 4,46 | zou op zichzelf beschouwd zijn eigen bestaansproject zijn.
241 II, 1, 4,46 | zijn eigen bestaansproject zijn. De mens zou niets meer
242 II, 1, 4,46 | De mens zou niets meer zijn dan zijn vrijheid! ~
243 II, 1, 4,46 | zou niets meer zijn dan zijn vrijheid! ~
244 II, 1, 4,47 | ontoelaatbaar veroordeeld zijn. Maar naar de mening van
245 II, 1, 4,47 | moet juist vrij de zin van zijn gedrag zelf bepalen. Dit “
246 II, 1, 4,47 | veelvoudige grenzen van de mens in zijn lichamelijke en historische
247 II, 1, 4,47 | heeft hem “aan de macht van zijn eigen beslissing” overgelaten
248 II, 1, 4,47 | verstandige ontwikkeling van zijn leven. De liefde voor de
249 II, 1, 4,47 | uitsluitend respect voor zijn vrije zelfbeschikking betekenen.
250 II, 1, 4,47 | gedragswijzen die de mens eigen zijn, alsook de “natuurlijke
251 II, 1, 4,48 | voor-zedelijke” bona genoemd, zouden zijn. Wie zich op deze zou beroepen,
252 II, 1, 4,48 | waarheid over de mens en zijn vrijheid. Ze is in tegenspraak
253 II, 1, 4,48 | eenheid van het menselijke zijn, welker met verstand begiftigde
254 II, 1, 4,48 | eenheidsbeginsel van het menselijke zijn; zij is het, waardoor dit -
255 II, 1, 4,48 | zintuiglijke krachten ingebonden zijn. De menselijke persoon is,
256 II, 1, 4,49 | eeuwige erfgoed. Inderdaad zijn lichaam en ziel onscheidbaar:
257 II, 1, 4,49 | opzettelijk handelende en zijn vrij overwogen doen houden
258 II, 1, 4,50 | eindbestemming noodzakelijk zijn. “De natuurlijke zedenwet
259 II, 1, 4,50 | Schepper ertoe geroepen is, zijn leven en zijn handelingen
260 II, 1, 4,50 | geroepen is, zijn leven en zijn handelingen te sturen en
261 II, 1, 4,50 | en in het bijzonder van zijn lichaam gebruik te maken
262 II, 1, 4,50 | de natuurlijke neiging om zijn fysieke leven te behouden.
263 II, 1, 4,50 | prijzenswaardig en zelfs geboden zijn, uit naastenliefde of als
264 II, 1, 4,50 | van vrijheid en natuur: ze zijn werkelijk harmonisch met
265 II, 1, 5,51 | onveranderlijkheid. “Waar zijn dan wel deze regels opgeschreven -
266 II, 1, 5,51 | schepsel opgelegd. Om zich in zijn specifieke staat te vervolmaken,
267 II, 1, 5,51 | koesteren en doen toenemen, zijn sociale contacten onderhouden,
268 II, 1, 5,51 | daar ook maar onkundig van zijn, dan kwetsen onze handelingen
269 II, 1, 5,52 | verplichten algemeen; ze zijn “onveranderlijk”; 94 ze
270 II, 1, 5,52(94) | natuur van de mens geworteld zijn en die in alle met verstand
271 II, 1, 5,52 | bestemming” 95 geschapen zijn. Deze universele en blijvende
272 II, 1, 5,52 | het zich deze waarheid van zijn zijn tot iets eigens. De
273 II, 1, 5,52 | zich deze waarheid van zijn zijn tot iets eigens. De negatieve
274 II, 1, 5,52 | geboden van de natuurwet zijn algemeen geldig: ze verplichten
275 II, 1, 5,52 | verboden belangrijker zouden zijn dan het streven om het door
276 II, 1, 5,52 | de naastenliefde heeft in zijn dynamiek geen bovengrens,
277 II, 1, 5,52 | worden; omgekeerd echter zijn er gedragswijzen, die nooit,
278 II, 1, 5,52 | overeenkomende - oplossing kunnen zijn. Tenslotte is het altijd
279 II, 1, 5,53 | de gevangene van een van zijn culturen, maar dat hij zijn
280 II, 1, 5,53 | zijn culturen, maar dat hij zijn waardigheid als persoon
281 II, 1, 5,53 | met de diepe waarheid van zijn wezen te leven. Wie de bijzonder
282 II, 1, 5,53 | van de mens, die ook met zijn lichamelijke dimensie samenhangen,
283 II, 1, 5,53 | ten grondslag ligt, wat zijn laatste grond in Christus
284 II, 1, 5,53 | uitdrukking van deze waarheid zijn, blijven wezenlijk van kracht,
285 II, 2, 1,54 | geweten: “In het diepst van zijn geweten ontdekt de mens
286 II, 2, 1,54 | doorklinkt in de oren van zijn hart: doe dit, vermijd dat.
287 II, 2, 1,54 | door God geschreven wet in zijn hart; daaraan te gehoorzamen
288 II, 2, 1,54 | daaraan te gehoorzamen is zijn waardigheid en volgens deze
289 II, 2, 1,55 | Zulke normen -zo heet het - zijn echter niet in staat om
290 II, 2, 1,55 | situatie behulpzaam kunnen zijn, maar niet in de plaats
291 II, 2, 1,55 | bindend objectief criterium zijn voor de oordelen van het
292 II, 2, 1,55 | plaats de mens helpt om aan zijn persoonlijke en sociale
293 II, 2, 1,55 | is met God, wiens stem in zijn binnenste te horen is” 102
294 II, 2, 1,55 | te nemen) zou de mens tot zijn zedelijke rijpheid kunnen
295 II, 2, 1,55 | veel morele vraagstukken: zijn ingrepen zouden bij de gelovigen
296 II, 2, 1,56 | de leer van het leergezag zijn en een “creatieve” hermeneutiek
297 II, 2, 2,57 | het geweten, bijzonder in zijn specifieke verbinding met
298 II, 2, 2,57 | doen wat de wet verlangt, zijn zij zichzelf tot wet, al
299 II, 2, 2,57 | mens wordt: Getuige van zijn trouw of ontrouw jegens
300 II, 2, 2,57 | wet, dat wil zeggen van zijn natuurlijke zedelijke rechtschapenheid
301 II, 2, 2,57 | verborgen. Het richt zich met zijn getuigenis alleen tot de
302 II, 2, 2,58 | mens tot aan de wortels van zijn ziel doordringen, wanneer
303 II, 2, 2,59 | hij onthult ook, hoe het zijn functie uitoefent. Het gaat
304 II, 2, 2,59 | oordeel over de mens en zijn handelingen is: Het is een
305 II, 2, 2,59 | mens door het oordeel van zijn geweten als een goed herkent,
306 II, 2, 2,60 | die de overeenstemming van zijn beslissingen met de geboden
307 II, 2, 2,61 | ook van de slechtheid van zijn ene beslissing. Maar het
308 II, 2, 2,61 | de bereidheid om zich bij zijn handelen door haar te laten
309 II, 2, 3,62 | zonder dat het daardoor zijn waardigheid verliest. Dat
310 II, 2, 3,62 | heilige Geest verlicht” zijn (Rom. 9, 1), het moet “rein”
311 II, 2, 3,62 | 9, 1), het moet “rein” zijn (2 Tim. 1, 3), het mag “
312 II, 2, 3,62 | van het geweten het gevolg zijn van een onoverkomelijke
313 II, 2, 3,62 | herinnert ons het Concilie -niet zijn waardigheid, omdat het,
314 II, 2, 3,62 | oprecht moet zoeken krachtens zijn roeping. ~
315 II, 2, 3,63 | die de mens op grond van zijn bestemming rationeel kan
316 II, 2, 3,63 | over de psalm: “Wie merkt zijn eigen fouten op? Spreek
317 II, 2, 3,63 | laatste concrete oordeel zet zijn waardigheid op het spel,
318 II, 2, 3,63 | dan zal je lichaam helder zijn. Maar wanneer je oog ziek
319 II, 2, 3,63 | je hele lichaam duister zijn. Wanneer nu het licht in
320 II, 2, 3,63 | groot moet dan de duisternis zijn!” (Mt. 6, 22-23). ~
321 II, 2, 3,64 | aandraagt die het vreemd zijn, maar het wel wijst op de
322 II, 3, 1,65 | nooit beslissende pogingen zijn, om deze fundamentele optie
323 II, 3, 1,65 | persoon zou uiten), maar het zijn de afzonderlijke bona (ook “
324 II, 3, 1,65 | respectievelijk hun afwijzing zijn fundamentele optie tot uitdrukking
325 II, 3, 1,66 | waarbij de mens zich in zijn geheel in vrijheid aan God
326 II, 3, 1,66 | midden van de mens, uit zijn “hart” (vgl. Rom. 10, 10)
327 II, 3, 1,66 | Wanneer je volmaakt wilt zijn,.. kom en volg Mij!” (Mt.
328 II, 3, 1,66 | kostbare parel, waarvoor iemand zijn hele bezit verkoopt, zijn
329 II, 3, 1,66 | zijn hele bezit verkoopt, zijn welsprekende en effectieve
330 II, 3, 1,66 | prachtige uitdrukking in zijn woorden: “Wie zijn leven
331 II, 3, 1,66 | uitdrukking in zijn woorden: “Wie zijn leven redden wil, zal het
332 II, 3, 1,66 | het verliezen; maar wie zijn leven om mijnentwil en omwille
333 II, 3, 1,66 | van de H. Paulus: “Jullie zijn tot vrijheid geroepen, broeders” (
334 II, 3, 1,67 | goddelijke oproep volgend, zijn leven op zijn doel te richten
335 II, 3, 1,67 | oproep volgend, zijn leven op zijn doel te richten en dit met
336 II, 3, 1,67 | zedelijk ernstige materie zijn vrijheid door bewuste, in
337 II, 3, 1,67 | scheiden betekent, in strijd te zijn met de wezenlijke integriteit
338 II, 3, 1,67 | van de mens en aan elk van zijn vrije keuzen. Zeker is de
339 II, 3, 1,67 | hoeverre ze van toepassing zijn op een bepaalde situatie,
340 II, 3, 1,68 | de vraag of sommige van zijn keuzebeslissingen en van
341 II, 3, 1,68 | keuzebeslissingen en van zijn concrete handelingen met
342 II, 3, 1,68 | genade van God blijven en zijn heil bereiken, ook als enkele
343 II, 3, 1,68 | bereiken, ook als enkele van zijn gedragswijzen uit vrije
344 II, 3, 1,68 | in tegenstelling zouden zijn met de door de Kerk voorgelegde
345 II, 3, 2,69 | alleen het resultaat kan zijn van een daad die de persoon
346 II, 3, 2,69 | die met Jezus Christus en zijn Kerk verenigd wil blijven,
347 II, 3, 2,69 | zoals de “materie” van zijn daden af en toe zou doen
348 II, 3, 2,69 | Vandaar dat het nodig zou zijn - zo heet het - om de zwaarte
349 II, 3, 2,70 | waarin een op grond van zijn materie ernstige daad daarom
350 II, 3, 2,70 | waardoor een mens vrij God en zijn wet alsook het verbond van
351 II, 4, 1,71 | handelingen. Juist door zijn handelingen vervolmaakt
352 II, 4, 1,71 | om uit eigen beslissing zijn Schepper te zoeken en in
353 II, 4, 1,71 | Menselijke handelingen zijn zedelijke handelingen, omdat
354 II, 4, 1,71 | die aan wording onderhevig zijn, blijven nooit identiek
355 II, 4, 1,71 | resultaat van vrije keuze, en zo zijn wij in zekere zin onze eigen
356 II, 4, 1,72 | die ieder wezen afstemt op zijn einddoel: Deze eeuwige wet
357 II, 4, 1,72 | overeenkomen en zo de uitdrukking zijn van de bewuste afstemming
358 II, 4, 1,72 | hoogste Goed, waarin de mens zijn volle en volmaakte geluk
359 II, 4, 1,72 | mens. Jezus bevestigt in zijn antwoord de overtuiging
360 II, 4, 1,72 | antwoord de overtuiging van zijn gesprekspartner: Het goede
361 II, 4, 1,72 | overeenkomt, kan weg ten leven zijn. ~De door het verstand geleide
362 II, 4, 1,72 | het door het verstand in zijn waarheid herkend wordt,
363 II, 4, 1,73 | waardoor de zedelijkheid van zijn daden gekenmerkt wordt;
364 II, 4, 1,73 | hem door genade geschonken zijn: In Jezus Christus en zijn
365 II, 4, 1,73 | zijn: In Jezus Christus en zijn Geest is de christen een “
366 II, 4, 1,73 | schepping”, kind van God en door zijn handelingen getuigt hij
367 II, 4, 1,73 | handelingen getuigt hij van zijn overeenstemming met of zijn
368 II, 4, 1,73 | zijn overeenstemming met of zijn afwijken van het beeld van
369 II, 4, 1,73 | Rom. 8, 9), beleeft hij zijn trouw of ontrouw tegenover
370 II, 4, 1,73 | Christus “vormt ons zo naar zijn beeld - schrijft de H. Cyrillus
371 II, 4, 1,73 | deugdzame leven de trekken van zijn goddelijke natuur in ons
372 II, 4, 1,73 | ons door, die in Christus zijn, wanneer wij ons in de werken
373 II, 4, 1,73 | krachtens welke de mens voor zijn handelingen “verantwoordelijk”
374 II, 4, 1,74 | bijzonder van de gevolgen - van zijn handelen, van het object
375 II, 4, 1,74 | handelen, van het object van zijn handelen zelf? ~Dat is het,
376 II, 4, 1,74 | gedrag juist, resp. verkeerd zijn, naar gelang het voor alle
377 II, 4, 1,74 | niet: juist zou het gedrag zijn, dat in staat is de bona “
378 II, 4, 1,74 | doel van de mens. Terecht zijn zij zich bewust van de noodzakelijkheid,
379 II, 4, 1,75 | genoemd - uit te werken, zijn er valse oplossingen, die
380 II, 4, 1,75 | voltrekt, inbegrepen is: deze zijn voorwaarde voor zijn zedelijk
381 II, 4, 1,75 | deze zijn voorwaarde voor zijn zedelijk goedzijn en voor
382 II, 4, 1,75 | zedelijk goedzijn en voor zijn afstemming op het laatste
383 II, 4, 1,75 | noch zedelijk onderworpen zijn aan bepaalde verplichtingen,
384 II, 4, 1,75 | verplichtingen, noch zou hij door zijn keuzen gevormd worden, ook
385 II, 4, 1,75 | ook al blijft hij voor zijn handelingen en hun gevolgen
386 II, 4, 1,75 | situatie werkelijk mogelijk zijn. ~De teleologische ethische
387 II, 4, 1,75 | culturen in tegenspraak zouden zijn met deze zedelijke waarden,
388 II, 4, 1,75 | waarden verantwoordelijk zijn, maar dit in dubbel opzicht:
389 II, 4, 1,75 | enerzijds van morele aard zijn (betrokken op eigenlijk
390 II, 4, 1,75 | betrokken personen merkbaar zijn, zoals bijvoorbeeld: Gezondheid
391 II, 4, 1,75 | goede altijd vermengd zou zijn met het kwaad en iedere
392 II, 4, 1,75 | het daarom al mogelijk zou zijn, de wil van de persoon die
393 II, 4, 1,75 | evenredigheid van de daad met zijn effecten en de onderlinge
394 II, 4, 1,75 | noodzakelijkerwijze onverenigbaar zou zijn met beslissingen, die ingaan
395 II, 4, 2,76 | blijken. ~Dergelijke theorieën zijn echter niet trouw aan de
396 II, 4, 2,76 | God en de naastenliefde zijn niet te scheiden van het
397 II, 4, 2,77 | een handeling voorzienbaar zijn, is geen geschikte methode,
398 II, 4, 2,78 | persoon stempelt. In deze zin zijn er, zoals de Catechismus
399 II, 4, 2,78 | haar zedelijk van belang zijn. De christelijke ethiek,
400 II, 4, 2,78 | werken goed en volkomen zijn, moeten wij ze met het duidelijke
401 II, 4, 3,79 | herkent het verstand in het zijn van de mens zelf, begrepen
402 II, 4, 3,79 | de mens zelf, begrepen in zijn waarheid in volle omvang,
403 II, 4, 3,79 | daarmee met inachtneming van zijn natuurlijke neigingen, zijn
404 II, 4, 3,79 | zijn natuurlijke neigingen, zijn impulsen en doelgerichtheden,
405 II, 4, 3,79 | haar voltooiïng is. dat zijn de door de geboden (van
406 II, 4, 3,80 | de menselijke handelingen zijn, die zich “niet op God laten
407 II, 4, 3,80 | met het goede van de naar zijn beeld geschapen persoon
408 II, 4, 3,80 | beeld geschapen persoon zijn. Dit zijn de handelingen,
409 II, 4, 3,80 | geschapen persoon zijn. Dit zijn de handelingen, die in de
410 II, 4, 3,80 | malum) genoemd worden: Ze zijn altijd en op zichzelf reeds
411 II, 4, 3,80 | hebben - dat “er handelingen zijn die door zichzelf en in
412 II, 4, 3,80 | altijd ernstig ongeoorloofd zijn”. 131 Vaticanum II geeft,
413 II, 4, 3,80 | om de mens psychisch in zijn macht te krijgen; al wat
414 II, 4, 3,80 | andere dergelijke dingen zijn onmiskenbaar schandelijk.
415 II, 4, 3,80 | onmiskenbaar schandelijk. Ze zijn een aantasting van de menselijke
416 II, 4, 3,80 | hebben te verdragen. En ze zijn volledig in tegenspraak
417 II, 4, 3,80(131) | dag sommige gedragingen zijn toegestaan, die de Kerk
418 II, 4, 3,80 | werkelijkheid soms geoorloofd zijn een geringer moreel kwaad
419 II, 4, 3,80 | positief mag willen, wat in zijn wezen een overtreding van
420 II, 4, 3,81 | daden in zichzelf slecht zijn, dan kunnen een goede bedoeling
421 II, 4, 3,81 | maar niet opheffen: het zijn “onherstelbaar” slechte
422 II, 4, 3,81 | zichzelf niet af te stemmen zijn op God en op het goede van
423 II, 4, 3,81 | die “van zichzelf” zonden zijn (cum iam opera ipsa peccata
424 II, 4, 3,81 | geen zonden meer zouden zijn of, een nog absurder conclusie,
425 II, 4, 3,81 | gerechtvaardigde zonden zouden zijn? “.134 ~Daarom kunnen de
426 II, 4, 3,81 | reeds in zichzelf of door zijn object zedeloze daad in
427 II, 4, 3,82 | van hun object niet op God zijn af te stemmen en die “de
428 II, 4, 3,82 | menselijke persoon onwaardig” zijn, staan altijd en in ieder
429 II, 4, 3,82 | dat het onmogelijk zou zijn om de bewuste keuze van
430 II, 4, 3,82 | handelen zou het onmogelijk zijn, een “objectieve zedelijke
431 II, 4, 3,83 | naar de mens zelf, naar zijn waarheid en de daaruit voortvloeiende
432 II, 4, 3,83 | concrete menselijke handelingen zijn, die in zichzelf al slecht
433 II, 4, 3,83 | die in zichzelf al slecht zijn, blijft zij trouw aan de
434 II, 4, 3,83 | hem daarmee en bevordert zijn waardigheid en roeping.
435 II, 4, 3,83 | 6), kan de mens middels zijn goede daden zijn roeping
436 II, 4, 3,83 | middels zijn goede daden zijn roeping in vrijheid tot
437 III | Opdat het kruis van Christus zijn kracht niet zou verliezen” (
438 III, 0, 4,84 | menselijke persoon naar zijn werkelijke welzijn. Het
439 III, 0, 4,84 | noodzakelijke goederen. Ja, er zijn nog veel bedenkelijker zaken
440 III, 0, 4,85 | zou het kruis van Christus zijn kracht verliezen.. Maar
441 III, 0, 4,85 | maar voor hen die geroepen zijn, Joden zowel als Grieken,
442 III, 0, 4,85 | leeft deze in de volheid van zijn totale zelfgave en roept
443 III, 0, 4,86 | drama. De mens ontdekt, dat zijn vrijheid op een raadselachtige
444 III, 0, 4,87 | overige openbaart Jezus met zijn eigen bestaan en niet alleen
445 III, 0, 4,87 | hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor zijn vrienden” (
446 III, 0, 4,87 | hij zijn leven geeft voor zijn vrienden” (Joh. 15, 13),
447 III, 0, 4,87 | Mat. 26, 46) en geeft in zijn gehoorzaamheid aan de Vader
448 III, 0, 4,87 | gehoorzaamheid aan de Vader zijn leven aan het kruis (vgl.
449 III, 0, 4,87 | te geven en te dienen. In zijn commentaar op het vers uit
450 III, 0, 4,87 | In het huis van de Heer zijn de knechten vrij. Vrij omdat
451 III, 0, 4,87 | dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld
452 III, 0, 4,87 | gehoorzaamheid aan de wil van God. Zijn gekruisigd Lichaam is de
453 III, 0, 4,87 | vrijheid en waarheid, zoals zijn verrijzenis van de dood
454 III, 0, 5,88 | daardoor ontkracht wordt en zijn oorspronkelijkheid als zelfstandige
455 III, 0, 5,88 | zelfs in tegenspraak hiermee zijn. ~Het is nu dringend nodig,
456 III, 0, 5,88 | nieuwheid van hun geloof en zijn oordeelskracht tegenover
457 III, 0, 5,88 | apostel Paulus -, nu echter zijn jullie door de Heer licht
458 III, 0, 5,88 | de tijd, want deze dagen zijn slecht” (Eph. 8, 8-11. 15-
459 III, 0, 5,88 | levende herinnering aan zijn geboden, een waarheid, die
460 III, 0, 5,88 | grootste liefde tot God en tot zijn broeders. ~
461 III, 0, 5,89 | dat we Hem kennen: als we zijn geboden onderhouden. Wie
462 III, 0, 5,89 | maar zich niet stoort aan zijn geboden, is een leugenaar,
463 III, 0, 5,89 | hem. Wie zich echter aan zijn woord houdt, in hem is de
464 III, 0, 5,89 | we zeker dat we “in Hem zijn”. Wie zegt, dat hij in Hem
465 III, 0, 5,89 | geeft voor allen die in huis zijn. Zo moet ook uw licht stralen
466 III, 0, 5,89 | is” (Mt. 5, 14-16). Dat zijn vooral die van de naastenliefde (
467 III, 0, 5,89 | Wie mijn volgeling wil zijn moet Mij volgen door zichzelf
468 III, 0, 5,89 | verloochenen en elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen” (Lc.
469 III, 0, 6,91 | onrein begeren ter wille te zijn, met de dood bedreigden,
470 III, 0, 6,91 | mee te doen, “hij offerde zijn leven voor de rechtvaardigheid
471 III, 0, 6,91 | 13), en de waarheid van zijn boodschap door het geven
472 III, 0, 6,91 | boodschap door het geven van zijn leven bevestigde. Talloze
473 III, 0, 6,91 | verraden - en al zou het zijn met het doel het eigen leven
474 III, 0, 6,92 | als dit ten koste gaat van zijn ziel ? “ (Mc. 8, 36). ~Het
475 III, 0, 6,92 | van Rome, de plaats van zijn martelaarschap, wendt: “
476 III, 0, 6,92 | zal ik waarachtig mens zijn. Laat mij het lijden en
477 III, 0, 6,93 | mensen en de maatschappij van zijn lichtende kracht beroofd
478 III, 0, 6,93 | dagelijks bereid zouden moeten zijn te geven, ook ten koste
479 III, 0, 6,94 | zedelijke waarheden en waarden zijn, waarvoor we bereid zou
480 III, 0, 6,94 | waarvoor we bereid zou moeten zijn het leven te geven. In het
481 III, 0, 7,95 | ontoegeeflijkheid die strijdig zou zijn met een moederlijk gevoel
482 III, 0, 7,95 | mensen, aan de groei van zijn vrijheid en aan het bereiken
483 III, 0, 7,95 | en aan het bereiken van zijn zaligheid voorlegt. 150 ~
484 III, 0, 7,95 | schenkende liefde, dat de mens op zijn morele weg nodig heeft,
485 III, 0, 7,95 | waarvoor de Heer zelf in zijn omgang met de mensen een
486 III, 0, 7,96 | tegen haar geen vrijheid kan zijn, moet de categorische, dat
487 III, 0, 7,96 | en onherhaalbaarheid van zijn wezen en zijn bestaan. Alleen
488 III, 0, 7,96 | onherhaalbaarheid van zijn wezen en zijn bestaan. Alleen in gehoorzaamheid
489 III, 0, 7,96 | bevestiging van het unieke van zijn persoon en van de mogelijkheid
490 III, 0, 7,96 | zichzelf slechte verbieden, zijn er voor niemand privileges
491 III, 0, 7,96 | Voor de zedelijke eisen zijn we allen volkomen gelijk. ~
492 III, 0, 7,97 | menselijke persoon is en ook zijn moet” 153 staat toe en maakt
493 III, 0, 7,97 | gedragscodex. In deze zin zijn de zedelijke grondregels
494 III, 0, 7,97 | moeilijke omstandigheden zijn deze ambtsdragers en de
495 III, 0, 8,98 | kan worden; Reden daarvoor zijn ook de veelheid en de ernst
496 III, 0, 8,98 | zedelijk gevoel, dat van zijn kant op het religieuze gevoel
497 III, 0, 8,99 | gehoorzaamheid waaraan de mens tot zijn volledige identiteit komt,
498 III, 0, 8,99 | van de anderen te kijken zijn belangen en zijn mening
499 III, 0, 8,99 | kijken zijn belangen en zijn mening door te zetten. Dan
500 III, 0, 8,100 | gij rijk zoudt worden door zijn armoede” (2 Kor. 8, 9)”, 157
1-500 | 501-584 |