Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | in de mens die naar het beeld en de gelijkenis van God
2 I, 0, 5,10 | dat de mens, die naar het beeld van God geschapen, met het
3 I, 0, 5,10 | schone ziel: je bent het beeld van God - schrijft de heilige
4 II, 0, 12,34 | verheven kenmerk van het beeld van God in de mens: God
5 II, 1, 1,35 | Gen. 2, 16-17). ~Met dit beeld leert de openbaring ons,
6 II, 1, 2,38 | verheven kenmerk van het beeld van God” in de mens is: “
7 II, 1, 2,38 | het heelal voor een levend beeld bestemd, dat deelheeft aan
8 II, 1, 2,41 | de menselijke persoon het beeld en de nabijheid van God
9 II, 1, 3,45 | gelijkvormig te worden met het beeld van zijn Zoon” (Rom. 8,
10 II, 4, 1,73 | of zijn afwijken van het beeld van de Zoon, die de Eerstgeborene
11 II, 4, 1,73 | vormt ons zo naar zijn beeld - schrijft de H. Cyrillus
12 II, 4, 1,73 | De schoonheid van dit beeld straalt in ons door, die
13 II, 4, 3,80 | het goede van de naar zijn beeld geschapen persoon zijn.
14 III, 0, 6,92 | waardigheid van de naar het beeld en de gelijkenis van God
15 III, 0, 7,95 | die Christus is, wiens beeld zich in de natuur en in
16 III, 0, 8,99 | van de mens, het zichtbare beeld van de onzichtbare God.
17 III, 0, 11,111| ontplooiïng van de imago Dei, het beeld van God, dat zich in de
18 III, 0, 12,117| worden zo in zijn eigen beeld veranderd, van heerlijkheid
|