Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 2,4 | gehoorzamen en daarmee God en de naaste lief te hebben, zonder deze
2 I, 0, 3,6 | je moeder! En: Je zult je naaste liefhebben als jezelf. De
3 I, 0, 6,13 | betrekking hebben op de naaste; “Jezus antwoordde: Je zult
4 I, 0, 6,13 | je moeder! En: Je zult je naaste liefhebben als jezelf” (
5 I, 0, 6,13 | naastenliefde is: “Bemin uw naaste als uzelf” (Mt. 19, 19;
6 I, 0, 6,13 | betrekking met God, met de naaste en met de wereld van de
7 I, 0, 6,14 | wetgeleerde wekt: “En wie is mijn naaste?” (Lc. 10, 29). De Meester
8 I, 0, 6,15 | verleent: de liefde tot de naaste komt uit een hart dat bemint
9 I, 0, 6,15 | liefde, die het leven van de naaste beschermt en bevordert;
10 I, 0, 7,17 | samengevat: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf” (Rom.
11 II, 1, 1,37 | houdingen jegens God en de naaste, betekenis zouden hebben.
12 II, 1, 4,47 | leven. De liefde voor de naaste zou voor alles en uitsluitend
13 II, 1, 5,52 | en tot gemeenschap met de naaste verenigbaar is. Het is iedereen
14 II, 3, 2,70 | belediging van God of van de naaste of een impliciete en niet
15 II, 4, 2,76 | samenvat in het gebod om de naaste te beminnen als zichzelf (
16 II, 4, 3,83 | de liefde tot God en de naaste samengevat is, volledig
17 III, 0, 8,100| gerechtigheid, om de rechten van de naaste te garanderen en hem te
|