1-500 | 501-563
Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | gelijkenis van God geschapen is (vgl. Gen. 1, 26): de waarheid
2 Inl, 0, 1,1 | 22). ~Deze gehoorzaamheid is niet altijd gemakkelijk.
3 Inl, 0, 1,1 | en de vader van de leugen is” (Joh. 8, 44), is de mens
4 Inl, 0, 1,1 | leugen is” (Joh. 8, 44), is de mens voortdurend in de
5 Inl, 0, 1,1 | duisternis van dwaling en zonde is in staat het licht van de
6 Inl, 0, 1,1 | van wetenschap en techniek is weliswaar een groots getuigenis
7 Inl, 0, 1,2 | stellen: Wat moet ik doen? Hoe is het goede van het kwade
8 Inl, 0, 1,2 | onderscheiden? Het antwoord is, zoals de psalmist getuigt,
9 Inl, 0, 1,2 | waarheid” (Joh. 1, 14): Hij is “de Weg, de Waarheid en
10 Inl, 0, 1,2 | Jezus Christus gegeven, ja, is Jezus Christus zelf het
11 Inl, 0, 1,3 | waarheid bij hen te vinden is, wordt door de Kerk als
12 Inl, 0, 2,4 | of ontkend te worden. ~Er is namelijk juist binnen de
13 Inl, 0, 2,4 | onaanvaardbaar gehouden; men is van mening, dat het leergezag
14 Inl, 0, 2,4 | maatschappij te doorlichten? Is het mogelijk, God te gehoorzamen
15 Inl, 0, 2,4 | te respecteren? Verbreid is ook de twijfel aan de nauwe
16 Inl, 0, 2,5 | nog altijd actuele context is in mij het besluit gerijpt
17 Inl, 0, 2,5 | gepubliceerd wordt, dan is dat ook, omdat het gepast
18 Inl, 0, 2,5 | moraaltheologen omstreden zijn. Dat is het specifieke thema van
19 I, 0, 3,6 | naar het goede? Slechts één is “de Goede”. Wanneer je echter
20 I, 0, 3,7 | stelt. Voor de jongeman is het niet in de eerste plaats
21 I, 0, 3,7 | verlangen aan het hart; het is het stille zoeken en de
22 I, 0, 3,7 | beweging zet. Deze vraag is ten laatste een appel aan
23 I, 0, 3,7 | ons tot zich roept, het is de weerklank van een roeping
24 I, 0, 4,8 | essentieel en onontkoombaar is: want zij betreft het zedelijk
25 I, 0, 4,8 | de eigen bestemming. Hij is een vrome jood, die zogezegd
26 I, 0, 4,8 | schaduw van de wet des Heren is opgegroeid. Wanneer hij
27 I, 0, 4,8 | niet kent. Waarschijnlijker is, dat de uitstraling van
28 I, 0, 4,8 | nieuwe aankondiging begonnen is: “De tijd is vervuld, het
29 I, 0, 4,8 | aankondiging begonnen is: “De tijd is vervuld, het Rijk Gods is
30 I, 0, 4,8 | is vervuld, het Rijk Gods is nabij. Bekeert u en gelooft
31 I, 0, 4,8 | wat goed en wat slecht is. Hij is de Meester, de Verrezene,
32 I, 0, 4,8 | goed en wat slecht is. Hij is de Meester, de Verrezene,
33 I, 0, 4,8 | de wereld altijd aanwezig is. Hij ontsluit voor de gelovigen
34 I, 0, 4,8 | het ware met alles wat hij is in Hem binnengaan; hij moet
35 I, 0, 5 | Slecht één is “de Goede” (Mt. 19, 17).~
36 I, 0, 5,9 | naar het goede? Slechts een is “de Goede”. Wanneer je echter
37 I, 0, 5,9 | noem je Mij goed? Niemand is goed buiten God, de Ene” (
38 I, 0, 5,9 | Hem, die “alleen de Goede” is: “Niemand is goed buiten
39 I, 0, 5,9 | alleen de Goede” is: “Niemand is goed buiten God, de Ene” (
40 I, 0, 5,9 | antwoorden, omdat Hij het Goede is. ~Feitelijk betekent het
41 I, 0, 5,9 | inderdaad een religieuze vraag is en dat het goede, dat de
42 I, 0, 5,9 | heeft in God, ja God zelf is. Hij, die alleen waardig
43 I, 0, 5,9 | Hij, die alleen waardig is “met heel het hart, met
44 I, 0, 5,10 | profeet zegt: te wonderbaar is voor mij dit weten, te hoog,
45 I, 0, 5,10 | betekent: in mijn handelen is uw majesteit het meest wonderbaar,
46 I, 0, 5,10 | jezelf..”. 17 ~Wat de mens is en wat hij moet doen wordt
47 I, 0, 5,10 | Degene die “alleen goed is”; als Degene die, ondanks
48 I, 0, 5,10 | onbeperkt laat delen. Het is volgens de verklaring die
49 I, 0, 5,10 | liefde: “Hoor Israël! Jahwe is onze God, Jahwe alleen.
50 I, 0, 5,10 | spreken” (Dt. 6, 4-7). ~Zo is het in de onverdiende liefde
51 I, 0, 5,10 | Voor hem die God liefheeft is het voldoende hem te bevallen
52 I, 0, 5,10 | God, dat God zelf liefde is”. 18 ~
53 I, 0, 5,11 | vaststelling, dat “slechts Een goed is”, verwijst ons dus naar
54 I, 0, 5,11 | Heer als God te erkennen is de fundamentele kern, het
55 I, 0, 5,11 | duidelijk, want God alleen is Degene die goed is. Dat
56 I, 0, 5,11 | alleen is Degene die goed is. Dat is het getuigenis van
57 I, 0, 5,11 | Degene die goed is. Dat is het getuigenis van de heilige
58 I, 0, 5,11 | haar bladzijden doordrongen is van de waarneming van de
59 I, 0, 5,11 | Heilig, heilig, heilig is de Heer der heerscharen” (
60 I, 0, 5,11 | wanneer alleen God het Goede is, lukt het geen menselijke
61 I, 0, 5,11 | een geschenk van God: het is het aanbod van een deelname
62 I, 0, 6,12 | antwoorden, omdat Hij het Goede is. Maar God heeft reeds op
63 I, 0, 6,12 | doel. Deze natuurlijke wet is “niets anders dan het ons
64 I, 0, 6,12 | geschenk van de tien geboden is belofte en teken van het
65 I, 0, 6,12 | precisering: “Slechts een is “de Goede” antwoordt Jezus
66 I, 0, 6,12 | heil voor. Aan het gebod is een belofte verbonden: in
67 I, 0, 6,12 | in het Nieuwe Verbond is voorwerp van de belofte
68 I, 0, 6,12 | aan het leven van God zelf is: het vindt zijn volmaakte
69 I, 0, 6,12 | verwerkelijking pas na de dood, maar is in het geloof nu al licht
70 I, 0, 6,13 | Het antwoord van Jezus is voor de jonge man niet voldoende,
71 I, 0, 6,13 | gebod van de naastenliefde is: “Bemin uw naaste als uzelf” (
72 I, 0, 6,13 | die “het enige schepsel is, dat God omwille van zichzelf
73 I, 0, 6,13 | naar de vrijheid, maar dat is pas het begin van de vrijheid,
74 I, 0, 6,14 | scheiden. Het tegendeel is het geval, zoals zijn gesprek
75 I, 0, 6,14 | Lc. 10, 28). Tekenend is in elk geval dat juist het
76 I, 0, 6,14 | wetgeleerde wekt: “En wie is mijn naaste?” (Lc. 10, 29).
77 I, 0, 6,14 | Godsliefde niet mogelijk is. Met buitengewone kracht
78 I, 0, 6,14 | maar zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Wie immers
79 I, 0, 6,15 | bergrede die de Magna Charta is van de moraal van het evangelie, 24
80 I, 0, 6,15 | brengen” (Mt. 5, 17). Christus is de sleutelfiguur van de
81 I, 0, 6,15 | vgl. Joh. 5, 39); Hij is het middelpunt van het heilsplan,
82 I, 0, 6,15 | vervulling in het evangelie; Hij is de levende en eeuwige verbinding
83 I, 0, 6,15 | vaststelling van Paulus “Christus is het einde van de wet” (Rom.
84 I, 0, 6,15 | moment waarop Hij gekomen is, niet om de wet op te heffen
85 I, 0, 6,15 | zoals er een Oude Testament is, maar alle waarheid in het
86 I, 0, 6,15 | in het Nieuwe Testament is, zo gaat het ook met de
87 I, 0, 6,15 | die wet die door Mozes is gegeven is zinnebeeld van
88 I, 0, 6,15 | die door Mozes is gegeven is zinnebeeld van de wet. Die
89 I, 0, 6,15 | zinnebeeld van de wet. Die wet is waarlijk een afschrift van
90 I, 0, 6,15 | omdat het liefheeft, bereid is aan de hoogste eisen te
91 I, 0, 6,15 | waarvan de ziel de liefde is (vgl. Kol. 3, 14). Zo wordt
92 I, 0, 6,15 | reine blik die in staat is de bruidsbetekenis van het
93 I, 0, 6,15 | dat er tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; wie
94 I, 0, 6,15 | wie echter iemand doodt is schuldig voor het gerecht.
95 I, 0, 6,15 | ieder die alleen maar boos is op zijn broeder, is schuldig
96 I, 0, 6,15 | boos is op zijn broeder, is schuldig voor het gerecht..
97 I, 0, 6,15 | hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken.
98 I, 0, 6,15 | 21-22. 27-28). Jezus zelf is de levende “vervulling”
99 I, 0, 7,16 | nog?” (Mt. 19, 20). Het is niet gemakkelijk om met
100 I, 0, 7,16 | ofschoon het hem mogelijk is, zulk een antwoord te geven,
101 I, 0, 7,16 | van het doel verwijderd is oog in oog met Jezus wordt
102 I, 0, 7,16 | zaligspreking van de armen is, van hen “die arm zijn van
103 I, 0, 7,16 | dat het eeuwige leven zelf is. ~De zaligsprekingen hebben
104 I, 0, 7,17 | onderhoud dan de geboden!”; het is niettemin zeker, dat de
105 I, 0, 7,17 | de onontbeerlijke bodem is, waarop het verlangen naar
106 I, 0, 7,17 | te zetten. Om dat te doen is een rijpe menselijke vrijheid
107 I, 0, 7,17 | vrijheid van de mens geroepen is. Jezus wijst de jongeman
108 I, 0, 7,17 | een roeping tot vrijheid is. “Jullie zijn tot vrijheid
109 I, 0, 7,17 | een andere wet in conflict is met de wet van mijn verstand”..
110 I, 0, 7,17 | rein, nog niet volledig is de vrijheid, omdat wij nog
111 I, 0, 7,17 | de doop vernietigd, maar is soms alle zwakheid verdwenen,
112 I, 0, 7,17 | de hele ongerechtigheid is geschrapt? Zou ze verdwenen
113 I, 0, 7,17 | van de Bevrijder onwaardig is?.. Omdat er dus een zwakheid
114 I, 0, 7,17 | zwakheid in ons gebleven is, waag ik het te zeggen,
115 I, 0, 7,18 | Wie daarentegen bezield is door de liefde en “zich
116 I, 0, 7,18 | volheid te beleven. Het is een nog onzekere en ongewisse
117 I, 0, 7,18 | roeping tot volmaakte liefde is niet aan uitverkoren groepen
118 I, 0, 7,18 | betreft allen, want het is een fundamentele vernieuwing
119 I, 0, 7,18 | gebod van de liefde tot God is. De geboden en de uitnodiging
120 I, 0, 7,18 | waarvan de maat alleen God is: “Jullie moeten volmaakt
121 I, 0, 7,18 | jullie hemelse Vader het is” (Mt. 5, 48). In het Lucas-evangelie
122 I, 0, 7,18 | jullie Vader barmhartig is!” (Lc. 6, 36). ~
123 I, 0, 8,19 | Mij!” (Mt. 19, 21). Het is een uitnodiging, waarvan
124 I, 0, 8,19 | vgl. Joh. 16, 13). ~Het is Jezus zelf, die het initiatief
125 I, 0, 8,19 | gelovige ervoor bestemd is om leerling van Christus
126 I, 0, 8,19 | vgl. Hand. 6, 1). Daarom is de navolging van Christus
127 I, 0, 8,19 | de vleesgeworden Wijsheid is, wordt de leerling van Jezus
128 I, 0, 8,19 | vgl. Joh. 6, 45). Jezus is inderdaad het Licht der
129 I, 0, 8,19 | leven (vgl. Joh. 8, 12); Hij is de Herder, die de schapen
130 I, 0, 8,19 | vgl. Joh. 10, 11-16), Hij is de Weg de Waarheid en het
131 I, 0, 8,19 | Leven (vgl. Joh. 14, 6), Hij is degene die tot de Vader
132 I, 0, 8,19 | van de onzichtbare God” is (Kol. 1, 15), de Vader navolgen. ~
133 I, 0, 8,20 | wegschenkt aan de broeders: “Dat is mijn gebod: bemint elkander,
134 I, 0, 8,20 | volgen, nagevolgd worden. Ze is het “nieuwe” gebod: “een
135 I, 0, 8,20 | Nadat Hij gezegd heeft: “Dit is mijn gebod: Bemint elkander,
136 I, 0, 8,20 | voleinding” (Joh. 13, 1): “Er is geen grotere liefde dan
137 I, 0, 8,20 | volgen en na te leven. Dat is het wat Jezus van iedere
138 I, 0, 8,21 | Navolging van Christus is niet een uiterlijke nabootsing,
139 I, 0, 8,21 | gelijkvormig aan Hem gemaakt. Dat is de vrucht van de genade,
140 I, 0, 8,21 | zijn Lichaam, dat de Kerk is (vgl. 1 Kor. 12, 13. 27).
141 I, 0, 8,21 | in Christus Jezus leeft, is hij opgeroepen om naar de
142 I, 0, 8,21 | vgl. 1 Kor. 11, 23-29), is het hoogtepunt van de gelijkwording
143 I, 0, 9 | Voor God echter is alles mogelijk” (Mt. 19,
144 I, 0, 9,22 | Een bittere teleurstelling is het slot van het gesprek
145 I, 0, 9,22 | macht van God: “Voor mensen is dat onmogelijk, voor God
146 I, 0, 9,22 | onmogelijk, voor God echter is alles mogelijk” (Mt. 19,
147 I, 0, 9,22 | van de man in het huwelijk is, dan is het niet goed om
148 I, 0, 9,22 | in het huwelijk is, dan is het niet goed om te trouwen” (
149 I, 0, 9,22 | zij, aan wie het gegeven is” (Mt. 19, 11). ~De liefde
150 I, 0, 9,22 | te bootsen en na te leven is voor de mens op eigen kracht
151 I, 0, 9,22 | 9). De gave van Christus is zijn Geest, waarvan de eerste “
152 I, 0, 9,22 | vgl. Gal. 5, 22) de liefde is: “De liefde Gods is uitgestort
153 I, 0, 9,22 | liefde is: “De liefde Gods is uitgestort in onze harten
154 I, 0, 9,22 | heilige Geest die ons gegeven is” (Rom. 5, 5). De H. Augustinus
155 I, 0, 9,22 | Augustinus vraagt zich af: “Is het de liefde die ons de
156 I, 0, 9,22 | geboden doet onderhouden, of is het het onderhouden van
157 I, 0, 9,23 | Geest”: in dit nieuwe leven is het onderhouden van de geboden
158 I, 0, 9,23 | genade kort samen: “Daarom is de wet gegeven, opdat men
159 I, 0, 9,23 | Christus” (Joh. 1, 17). Daarom is de belofte van het eeuwige
160 I, 0, 9,23 | dat wij ontvangen hebben, is reeds “het eerste deel van
161 I, 0, 9,24 | volmaaktheid, waarop het eerste is afgestemd, in hun authentieke
162 I, 0, 9,24 | oorspronkelijkheid: Het is een mogelijkheid, die voor
163 I, 0, 9,24 | Iedereen die liefheeft is een kind van God en kent
164 I, 0, 9,24 | God niet gekend, want God is de liefde.. Broeders, als
165 I, 0, 9,24 | eisen van de liefde: “En dat is zijn gebod: wij moeten geloven
166 I, 0, 9,24 | schrijven: de Nieuwe Wet is de door het geloof in Christus
167 I, 0, 10,25 | van iedere mens op, en het is altijd alleen Christus die
168 I, 0, 10,25 | een nieuw leven schenkt, is altijd onder ons aanwezig
169 I, 0, 10,25 | taak om ze te interpreteren is door Jezus aan de apostelen
170 I, 0, 10,25 | Christus leren: “Voor mij is Christus het leven” (Philp.
171 I, 0, 10,26 | onderricht van de apostelen is er, naast vermaningen en
172 I, 0, 10,26 | zedelijk gedrag. 37 De Kerk is namelijk tegelijkertijd
173 I, 0, 10,26 | levensgemeenschap; haar norm is “het geloof, dat in de liefde
174 I, 0, 10,26 | dat in de liefde werkzaam is” (Gal. 5, 6). ~Geen scheur
175 I, 0, 10,27 | in de eenheid van de Kerk is de door Jezus aan de apostelen
176 I, 0, 10,27 | cultus alles wat ze zelf is, alles wat ze gelooft door
177 I, 0, 10,27 | actualisering” van de geboden is teken en vrucht van een
178 I, 0, 10,27 | zijn. ~In het bijzonder is - zoals het Concilie zegt - “
179 II, 0, 11,28 | aan Hem, die “alleen goed” is; de samenhang tussen het
180 II, 0, 11,28 | gericht. De Heilige Schrift is altijd de levende en vruchtbare
181 II, 0, 11,28 | herinnert: “het evangelie (is).. de bron van iedere heilswaarheid
182 II, 0, 11,29 | verstand. De moraaltheologie is een reflexie die de “moraliteit”,
183 II, 0, 11,29 | voor alle mensen open; ze is echter ook “theologie”,
184 II, 0, 11,29 | in Hem, die “alleen goed is” en die de mens doordat
185 II, 0, 11,29 | die het begin der kennis is” (vgl. Spr. 1, 7). ~Tegelijk
186 II, 0, 11,29 | leer” (2 Tim. 4, 3). Het is zeker niet de bedoeling
187 II, 0, 11,29 | getrouw uit te leggen” 48 is het verplicht om de onverenigbaarheid
188 II, 0, 11,30 | onderscheiding van wat in tegenspraak is met de “gezonde leer”, vereist
189 II, 0, 11,30 | ten diepste beroeren: Wat is de mens? Wat is zin en doel
190 II, 0, 11,30 | beroeren: Wat is de mens? Wat is zin en doel van ons leven?
191 II, 0, 11,30 | doel van ons leven? Wat is het goede, wat de zonde?
192 II, 0, 11,30 | welke zin heeft het? Wat is de weg naar het ware geluk?
193 II, 0, 11,30 | naar het ware geluk? Wat is de dood, het oordeel en
194 II, 0, 11,30 | dood? En tenslotte: Wat is dat laatste en onzegbare
195 II, 0, 11,30 | andere vragen - bijv.: Wat is de vrijheid en van welke
196 II, 0, 11,30 | vrijheid en van welke aard is haar betrekking tot de in
197 II, 0, 11,30 | nieuwe problemen noodzakelijk is. 51 ~Altijd in dit licht
198 II, 0, 12,32 | 32. Zo is men in sommige moderne denkstromingen
199 II, 0, 12,32 | geweten. Op deze manier is echter het absolute postulaat
200 II, 0, 12,32 | meteen en duidelijk zichtbaar is, hoort bij deze ontwikkeling
201 II, 0, 12,32 | goede verloren was gegaan, is onvermijdelijk ook het begrip
202 II, 0, 12,32 | de persoon wiens taak het is, om de algemene kennis van
203 II, 0, 12,32 | te handelen. Deze visie is niets anders dan een individualistische
204 II, 0, 12,32 | de anderen verschillend is. In zijn uiterste consequenties
205 II, 0, 12,34 | uiteen: “De ware vrijheid is echter een verheven kenmerk
206 II, 0, 12,34 | de vrijheid afhankelijk is van de waarheid zwakken
207 II, 0, 12,34 | onderwerpen, die geschikt is niet alleen om te onderkennen
208 II, 0, 12,34 | nuttig en waardevol in is, maar tegelijk om hun tweeduidigheid,
209 II, 1, 1,35 | toekomt. Zeker, de mens is vrij, aangezien hij zelf
210 II, 1, 1,35 | kennen en aannemen. En hij is in het bezit van een zeer
211 II, 1, 1,35 | de tuin” eten. Maar het is geen onbegrensde vrijheid:
212 II, 1, 1,35 | omdat zij ertoe geroepen is, de zedenwet die God aan
213 II, 1, 1,35 | verwerkelijking. God, die alleen goed is, weet precies wat voor de
214 II, 1, 1,35 | precies wat voor de mens goed is, en uit kracht van zijn
215 II, 1, 1,36 | menselijk verstand afhankelijk is van de goddelijke wijsheid
216 II, 1, 1,36 | noodzakelijk en feitelijk is voor de kennis ook van natuurlijke
217 II, 1, 2,38 | beeld van God” in de mens is: “God wilde namelijk de
218 II, 1, 2,38 | waartoe de mens geroepen is: ze geven aan, dat de heerschappij
219 II, 1, 2,38 | de mens zelf raakt. Dat is een gezichtspunt, dat in
220 II, 1, 2,38 | menselijke natuur, die geschapen is om heerseres over de andere
221 II, 1, 2,38 | bijzondere aandacht besteedt. Dit is de autonomie van de aardse
222 II, 1, 2,40 | dan de goddelijke Wijsheid is. 69 Aan het zedelijk leven
223 II, 1, 2,40 | goddelijke Wijsheid voortkomt, is zij tegelijk de wet die
224 II, 1, 2,40 | de wet die de mens eigen is. De natuurwet is namelijk,
225 II, 1, 2,40 | mens eigen is. De natuurwet is namelijk, zoals we gezien
226 II, 1, 2,41 | De gehoorzaamheid aan God is dus niet, zoals sommigen
227 II, 1, 2,41 | die “in allen aanwezig is” (vgl. Eph. 4, 6); tegelijk
228 II, 1, 3,42 | God, Hem die “alleen goed is”, moet de mens in vrije
229 II, 1, 3,42 | natuurwet behoort - niets anders is dan een afdruk van het goddelijke
230 II, 1, 3,43 | objectieve en universele wet is, waardoor God, volgens het
231 II, 1, 3,43 | En de wijsheid van God is voorzorg, zorgende liefde.
232 II, 1, 3,43 | voorzorg, zorgende liefde. Het is dus God zelf die de hele
233 II, 1, 3,43 | kent, daardoor in staat is om aan de mens de juiste
234 II, 1, 3,43 | schrijft de H. Thomas - is het met verstand begiftigde
235 II, 1, 3,44 | geschreven en gebeiteld is, daar zij het menselijke
236 II, 1, 3,44 | menselijke verstand zelf is, waar het ons gebiedt, het
237 II, 1, 3,44 | natuurwet de eeuwige wet zelf is, die hun is ingeplant die
238 II, 1, 3,44 | eeuwige wet zelf is, die hun is ingeplant die het verstand
239 II, 1, 3,44 | verschuldigde doel; dit is het eeuwige intellect van
240 II, 1, 3,44 | Jahwe, onze God ons nabij is, waar we Hem ook aanroepen?
241 II, 1, 3,44 | 1-2). “De wet van Jahwe is volmaakt: en behoedt de
242 II, 1, 3,44 | wat Jahwe bepaalt, dat is recht, een verheugenis is
243 II, 1, 3,44 | is recht, een verheugenis is het des harten; het gebod
244 II, 1, 3,44 | harten; het gebod van Jahwe is onaantastbaar: het schept
245 II, 1, 3,45 | Christus en in zijn Geest is: het is een “innerlijke
246 II, 1, 3,45 | en in zijn Geest is: het is een “innerlijke wet” (vgl.
247 II, 1, 3,45 | vgl. 2 Kor. 3, 17); het is “de wet van de Geest van
248 II, 1, 3,45 | dat in de liefde werkzaam is (Gal. 5, 6); het onderricht
249 II, 1, 3,45 | te handelen”. 84 ~Ook al is het in het moraaltheologische
250 II, 1, 3,45 | Auteur een en dezelfde God is, zoals de ontvanger van
251 II, 1, 3,45 | ontvanger van deze wet de mens is. De verschillende manieren,
252 II, 1, 3,45 | aanvaarding van dit plan is de enige weg naar bevestiging
253 II, 1, 4,46 | buiten de vrijheid gevestigd is. Deze natuur zou dan in
254 II, 1, 4,46 | zou al wat “geconstrueerd” is staan, dus de “cultuur”
255 II, 1, 4,48 | mens en zijn vrijheid. Ze is in tegenspraak met de leer
256 II, 1, 4,48 | essentialiter vorm van het lichaam is. 86 De geestelijke en onsterfelijke
257 II, 1, 4,48 | geestelijke en onsterfelijke ziel is het eenheidsbeginsel van
258 II, 1, 4,48 | het menselijke zijn; zij is het, waardoor dit - als
259 II, 1, 4,48 | corpore et anima unus87 - is. Deze definities wijzen
260 II, 1, 4,48 | waaraan de opstanding beloofd is, aan de heerlijkheid zal
261 II, 1, 4,48 | zijn. De menselijke persoon is, inclusief het lichaam,
262 II, 1, 4,48 | eenheid van ziel en lichaam is zij het subject van haar
263 II, 1, 4,50 | eenheid van ziel en lichaam is in de eenheid van haar zowel
264 II, 1, 4,50 | Schepper ertoe geroepen is, zijn leven en zijn handelingen
265 II, 1, 4,50 | menselijke persoon eigen is, en niet louter in de natuurlijke
266 II, 1, 4,50 | fundamenteel goed van de mens is, aan morele betekenis met
267 II, 1, 4,50 | moreel altijd ongeoorloofd is, een onschuldige mens te
268 II, 1, 5,51 | van de menselijke persoon, is zij aan ieder met verstand
269 II, 1, 5,51 | rechten en plichten legt, is zij in haar geboden universeel,
270 II, 1, 5,51 | buiten beschouwing, noch is zij in tegenspraak met de
271 II, 1, 5,52 | 52. Het is altijd en voor allen juist
272 II, 1, 5,52 | met de naaste verenigbaar is. Het is iedereen altijd
273 II, 1, 5,52 | naaste verenigbaar is. Het is iedereen altijd verboden,
274 II, 1, 5,52 | goede te doen. De reden is veeleer de volgende: het
275 II, 1, 5,52 | oplossing kunnen zijn. Tenslotte is het altijd mogelijk, dat
276 II, 1, 5,52 | vooral wanneer hij bereid is, liever te sterven dan het
277 II, 1, 5,53 | verleden gegolden hebben: Is het eigenlijk wel mogelijk,
278 II, 1, 5,53 | dat er in de mens iets is dat alle culturen overstijgt.
279 II, 1, 5,53 | culturen overstijgt. Dit “iets” is nu juist de natuur van de
280 II, 1, 5,53 | van de mens: zij precies is de maat van de cultuur en
281 II, 1, 5,53 | Christus heeft, die dezelfde is gisteren, vandaag en in
282 II, 1, 5,53 | en in eeuwigheid”. 97 Hij is het “Begin”, die, nadat
283 II, 1, 5,53 | omstandigheden het passendst is, die in staat is om de historische
284 II, 1, 5,53 | passendst is, die in staat is om de historische actualiteit
285 II, 1, 5,53(100)| de zedenleer van de Kerk is gelijk aan die van de geloofsleer:
286 II, 2, 1,54 | daaraan te gehoorzamen is zijn waardigheid en volgens
287 II, 2, 1,55 | verschijnsel van het geweten eigen is: Deze hangt ten diepste
288 II, 2, 1,55 | de mens, waar hij alleen is met God, wiens stem in zijn
289 II, 2, 1,55 | zijn binnenste te horen is” 102 gedefinieerd werd.
290 II, 2, 1,56 | bijzonder negatief gebod. ~Er is wel niemand die niet begrijpen
291 II, 2, 2,57 | slechtheid. Het geweten is de enige getuige: wat in
292 II, 2, 2,58 | waarderen. In werkelijkheid is het echter de dialoog van
293 II, 2, 2,58 | schrijft de H. Bonaventura - is als het ware de heraut van
294 II, 2, 2,58 | tegelijk, ja nog eerder, is het getuigenis van God zelf,
295 II, 2, 2,58 | dat het namelijk de plaats is, de heilige ruimte, waarin
296 II, 2, 2,59 | mens en zijn handelingen is: Het is een oordeel, dat
297 II, 2, 2,59 | zijn handelingen is: Het is een oordeel, dat vrijspreekt
298 II, 2, 2,59 | oordeel van het geweten is een praktisch oordeel, dat
299 II, 2, 2,59 | uitgevoerde daad beoordeelt. Het is een oordeel dat de verstandige
300 II, 2, 2,59 | zedelijk goede uiteenzet, is het geweten de toepassing
301 II, 2, 2,59 | van de natuurwet uit: het is de verplichting om dat te
302 II, 2, 2,59 | dat hem hier en nu gegeven is. Het universele karakter
303 II, 2, 2,60 | persoonlijke zedelijkheid is, veroordeeld. ~De waardigheid
304 II, 2, 2,60 | zedelijk goed en kwaad: ze is ertoe geroepen om die te
305 II, 2, 2,60 | geboden aanneemt: Het geweten is geen autonome en exclusieve
306 II, 2, 2,60 | beslissen wat goed en wat slecht is; veeleer is daarin een principe
307 II, 2, 2,60 | en wat slecht is; veeleer is daarin een principe van
308 II, 2, 2,61 | de mens, die hun subject is - laat zich niet afmeten
309 II, 2, 3,62 | oordeel over een handeling is niet vrij van de mogelijkheid
310 II, 2, 3,62 | wat Hem bevalt, wat goed is en volmaakt” (Rom. 12, 20). ~
311 II, 2, 3,62 | kan nestelen. Het geweten is geen onfeilbare rechter:
312 II, 2, 3,62 | de mens zich niet bewust is en waar hij alleen niet
313 II, 2, 3,62 | onwetendheid niet opzettelijk is, verliest het geweten -
314 II, 2, 3,63 | houdt. Aan de andere kant is het nooit toelaatbaar, een “
315 II, 2, 3,63 | licht. Als het oog gezond is, dan zal je lichaam helder
316 II, 2, 3,63 | Maar wanneer je oog ziek is, dan zal je hele lichaam
317 II, 2, 3,63 | licht in jou duisternis is, hoe groot moet dan de duisternis
318 II, 2, 3,64 | 12, 2). In werkelijkheid is het tot de Heer en tot de
319 II, 2, 3,64 | God van u wil en wat goed is: wat Hem bevalt, wat goed
320 II, 2, 3,64 | bevalt, wat goed en volmaakt is” (Rom. 12, 2), is weliswaar
321 II, 2, 3,64 | volmaakt is” (Rom. 12, 2), is weliswaar de kennis van
322 II, 2, 3,64 | mens en het waarlijk goede is absoluut noodzakelijk. 110
323 II, 2, 3,64 | wil van Christus immers is de Kerk lerares van de waarheid.
324 II, 2, 3,64 | de waarheid die Christus is te verkondigen en getrouw
325 II, 2, 3,64 | vrijheid “in” de waarheid is; maar ook omdat het leergezag
326 II, 3, 1,65 | belangstelling voor de vrijheid is voor veel vertegenwoordigers
327 II, 3, 1,65 | handeling te kiezen; maar zij is, binnen zo”n keuze, ook
328 II, 3, 1,65 | die dieper ligt en anders is dan de keuzevrijheid: zonder
329 II, 3, 1,65 | object van deze handelingen is - zo heet het - niet het
330 II, 3, 1,65 | gedragswijzen men kiest, is daarvoor geheel of gedeeltelijk
331 II, 3, 1,66 | dat in de liefde werkzaam is (vgl. Gal. 5, 6), komt uit
332 II, 3, 1,66 | hart” (vgl. Rom. 10, 10) en is en is vandaar geroepen,
333 II, 3, 1,66 | vgl. Rom. 10, 10) en is en is vandaar geroepen, het goede
334 II, 3, 1,67 | fundamentele beslissing is de mens in staat om, de
335 II, 3, 1,67 | doelgerichtheid die inherent is aan het handelen van de
336 II, 3, 1,67 | zijn vrije keuzen. Zeker is de zedelijke kwaliteit van
337 II, 3, 1,67 | tegengestelde bestemming. Is eenmaal de zedelijke soort
338 II, 3, 1,68 | 68. Het is hier de plaats om een belangrijke
339 II, 3, 2,69 | vrijheid dat niet hetzelfde is als de keuze en niet in
340 II, 3, 2,69 | zo voegen zij eraan toe - is het minstens psychologisch
341 II, 3, 2,69 | nemen, dat de mens in staat is om in korte tijd de gemeenschapsbanden
342 II, 3, 2,70 | 1983, waaruit dit schrijven is voortgekomen, “heeft niet
343 II, 3, 2,70 | iedere zonde een doodzonde is, die een ernstige materie
344 II, 3, 2,70 | daad daarom geen doodzonde is, omdat het volle bewustzijn
345 II, 3, 2,70 | liefde onder verstaat. “Er is namelijk ook sprake van
346 II, 3, 2,70 | wijze zedelijk ongeordend is. Feitelijk ligt immers in
347 II, 3, 2,70 | zaak, die in tegenspraak is met de goddelijke wil (conversio
348 II, 4, 1,71 | mens, als mens die geroepen is om uit eigen beslissing
349 II, 4, 1,71 | over.. Het menselijk leven is dus onafgebroken onderhevig
350 II, 4, 1,71 | eeuwig en onveranderlijk is, onophoudelijk geboren worden..
351 II, 4, 1,71 | lichamelijke geboorte het geval is.. Ze is het resultaat van
352 II, 4, 1,71 | geboorte het geval is.. Ze is het resultaat van vrije
353 II, 4, 1,72 | waarlijk goede. Dit goede is als eeuwige wet door Gods
354 II, 4, 1,72 | goddelijke wet”). Het handelen is zedelijk goed, wanneer de
355 II, 4, 1,72 | zoals het door Hem geboden is, die “alleen de Goede” is,
356 II, 4, 1,72 | is, die “alleen de Goede” is, is de noodzakelijke voorwaarde
357 II, 4, 1,72 | die “alleen de Goede” is, is de noodzakelijke voorwaarde
358 II, 4, 1,72 | bedoeling van de handelende goed is. 122 Het menselijk handelen
359 II, 4, 1,72 | Het menselijk handelen is dan zedelijk goed, wanneer
360 II, 4, 1,72 | persoon in overeenstemming is, maakt de keuze van deze
361 II, 4, 1,73 | Jezus Christus en zijn Geest is de christen een “nieuwe
362 II, 4, 1,73 | Eerstgeborene onder vele broeders is (vgl. Rom. 8, 9), beleeft
363 II, 4, 1,73(123)| Christus immers voor allen is gestorven en daar er voor
364 II, 4, 1,73(123)| één uiteindelijke roeping is, namelijk een goddelijke,
365 II, 4, 1,73(123)| wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel
366 II, 4, 1,73 | handelingen “verantwoordelijk” is en onderworpen aan het oordeel
367 II, 4, 1,74 | zijn handelen zelf? ~Dat is het, traditioneel zo genoemde,
368 II, 4, 1,74 | gedrag zijn, dat in staat is de bona “zeer groot” en
369 II, 4, 1,74 | onderzoek naar deze argumenten is legitiem en noodzakelijk,
370 II, 4, 1,74 | menselijk verstand toegankelijk is. Dit zoeken strookt overigens
371 II, 4, 1,75 | hij voltrekt, inbegrepen is: deze zijn voorwaarde voor
372 II, 4, 2,76 | morele traditie: als het waar is dat in deze laatste zich
373 II, 4, 2,76 | heeft, die erop bedacht is, in enkele concrete situaties
374 II, 4, 2,76 | goede te overwegen, dan is het evenzeer waar, dat dit
375 II, 4, 2,77 | handeling voorzienbaar zijn, is geen geschikte methode,
376 II, 4, 2,77 | geoorloofd of ongeoorloofd is. De voorzienbare gevolgen
377 II, 4, 2,77 | beter, hoe onmogelijk - het is, om alle gevolgen en alle
378 II, 4, 2,77 | uitputtende verstandelijke raming is niet mogelijk. Hoe moet
379 II, 4, 2,78 | de menselijke handeling is van het door de vrije wil
380 II, 4, 2,78 | Het object van de wilsdaad is immers een vrij gekozen
381 II, 4, 2,78 | het verstand overeenstemt, is het oorzaak van de goedheid
382 II, 4, 2,78 | veroorzaken. Het object is het onmiddellijke doel van
383 II, 4, 2,78 | de keuze altijd verkeerd is, omdat hun keuze de ongeordendheid
384 II, 4, 2,78 | geval de bedoeling juist is, ontbreekt hier de juistheid
385 II, 4, 2,78 | goed, de goede bedoeling is zeker geen excuus voor het
386 II, 4, 2,78 | keuze van de werken nodig is, ligt in het feit dat de
387 II, 4, 2,78 | die “alleen “de Goede” is, afgestemd kan worden of
388 II, 4, 2,78 | persoon bewerkt. Een handeling is daarom goed, wanneer haar
389 II, 4, 2,78 | moraaltheologen en biechtvaders: “Het is niet voldoende, goede werken
390 II, 4, 3,79 | de opvatting, die typisch is voor teleologische en proportionalistische
391 II, 4, 3,79 | afwijzen, dat het onmogelijk is om de bewuste keuze van
392 II, 4, 3,79 | voorrang heeft en beslissend is voor het morele oordeel
393 II, 4, 3,79 | voor het morele oordeel is het object van de menselijke
394 II, 4, 3,79 | het laatste doel, dat God is, afgestemd kan worden. Of
395 II, 4, 3,79 | afgestemd kan worden. Of dit zo is, herkent het verstand in
396 II, 4, 3,79 | zelf en dat haar voltooiïng is. dat zijn de door de geboden (
397 II, 4, 3,80 | krijgen; al wat een belediging is voor de menselijke waardigheid,
398 II, 4, 3,80 | goed te bevorderen, nooit is het echter geoorloofd, zelfs
399 II, 4, 3,80 | betekent en dus mensonwaardig is, ook al bedoelt men daarmee
400 II, 4, 3,82 | 82. Voor het overige is de bedoeling dan goed, wanneer
401 II, 4, 3,82 | haar laatste doel, gericht is. De handelingen echter die
402 II, 4, 3,82 | de goede bedoeling, het is juist de fundamentele uitdrukking
403 II, 4, 3,82 | bron van de zedelijkheid is authentieke uitdrukkingsvorm
404 II, 4, 3,82 | gehoorzaamheid en liefde is. En daarom - we herhalen
405 II, 4, 3,83 | die Jezus Christus zelf is. In Hem, die de Waarheid
406 II, 4, 3,83 | In Hem, die de Waarheid is (vgl. Joh. 14, 6), kan de
407 II, 4, 3,83 | en de naaste samengevat is, volledig begrijpen en volmaakt
408 II, 4, 3,83 | vrijheid en de liefde: in Hem is het ons gegeven, ons de
409 II, 4, 3,83 | beleven. “De volmaakte wet is de wet van de vrijheid” (
410 III, 0, 4,84 | indringende manier stellen, is die naar de relatie tussen
411 III, 0, 4,84 | het goede en de vrijheid is in de moderne cultuur praktisch
412 III, 0, 4,84 | verloren gegaan, en daarom is tegenwoordig een van de
413 III, 0, 4,84 | vraag van Pilatus: “Wat is waarheid ? “, wordt ook
414 III, 0, 4,84 | niet meer weet, wie hij is, waar hij vandaan komt en
415 III, 0, 4,84 | Voor iedereen duidelijk is de verachting van het ontvangen
416 III, 0, 4,84 | bedenkelijker zaken gebeurd: de mens is er niet meer van overtuigd,
417 III, 0, 4,84 | over wat goed en slecht is. Dit relativisme leidt op
418 III, 0, 4,84 | ware goede voor de mens is”. 137 ~
419 III, 0, 4,85 | zedelijk geweten, dat in staat is te oordelen en waarheidsgetrouwe
420 III, 0, 4,85 | onderscheiden wat God wil, wat goed is, Hem gevallig en volmaakt. (
421 III, 0, 4,85 | zich volledig ervan bewust is, dat alleen bij Hem het
422 III, 0, 4,86 | vrijheid van de mens getekend is. Ze is echte, maar begrensde
423 III, 0, 4,86 | de mens getekend is. Ze is echte, maar begrensde vrijheid:
424 III, 0, 4,86 | grens en een mogelijkheid is. Het is de vrijheid van
425 III, 0, 4,86 | een mogelijkheid is. Het is de vrijheid van een schepsel,
426 III, 0, 4,86 | vriendschap te sluiten. Ze is tevens onveranderlijk eigen
427 III, 0, 4,86 | bevrijd worden. Christus is haar Bevrijder: Hij “heeft
428 III, 0, 4,87 | een authentieke vrijheid is: “Dan zult ge de waarheid
429 III, 0, 4,87 | 2, 6-11). Op deze wijze is de beschouwing van de gekruisigde
430 III, 0, 4,87 | gekruisigde en verrezen Heer is dan de nooit opdrogende
431 III, 0, 4,87 | ook, omdat het je gegeven is, van je Schepper te houden..
432 III, 0, 4,87 | Bevrijder”. 140 ~Op deze manier is de Kerk, en elke christen
433 III, 0, 4,87 | Mensenzoon die niet gekomen is om zich te laten dienen,
434 III, 0, 4,87 | Mt. 20, 28). 141 ~Jezus is dus de levende en gepersonifieerde
435 III, 0, 4,87 | Zijn gekruisigd Lichaam is de volle openbaring de van
436 III, 0, 4,87 | verheven verheerlijking is van de vruchtbaarheid en
437 III, 0, 5,88 | van vrijheid en waarheid is gevolg, uiting en voltooiïng
438 III, 0, 5,88 | moraal. ~Deze scheiding is onderwerp van een van de
439 III, 0, 5,88 | tegenspraak hiermee zijn. ~Het is nu dringend nodig, dat de
440 III, 0, 5,88 | vgl. Thess. 5, 4-8). ~Het is dringend nodig, het ware
441 III, 0, 5,88 | weer bekend te maken; dit is immers niet alleen een som
442 III, 0, 5,88 | bevestigd moeten worden. Het is veel meer een geleefde kennis
443 III, 0, 5,88 | wordt gebracht. Het geloof is een beslissing, die een
444 III, 0, 5,88 | de hele existentie. Het is ontmoeting, dialoog, liefdes-
445 III, 0, 5,88 | de Waarheid en het Leven is (vgl. Joh. 14, 6). Het vraagt
446 III, 0, 5,89 | Johannes schrijft: “God is licht en in Hem is geen
447 III, 0, 5,89 | God is licht en in Hem is geen duisternis. Als we
448 III, 0, 5,89 | stoort aan zijn geboden, is een leugenaar, en de waarheid
449 III, 0, 5,89 | leugenaar, en de waarheid is niet in hem. Wie zich echter
450 III, 0, 5,89 | zijn woord houdt, in hem is de liefde van God waarachtig
451 III, 0, 5,89 | verheerlijken die in de hemel is” (Mt. 5, 14-16). Dat zijn
452 III, 0, 5,89 | getuigenis van Christus is bron en maatstaf (paradigma)
453 III, 0, 6,91 | Een duidelijk voorbeeld is het verhaal van Susanna:
454 III, 0, 6,91 | bedreigden, antwoordde ze: “Het is mij van alle kanten benauwd;
455 III, 0, 6,91 | handen ontsnappen. Maar toch is het veel beter, het niet
456 III, 0, 6,91 | dat het niet rechtvaardig is dat te doen wat de goddelijke
457 III, 0, 6,91 | dit Licht, dat Christus is, het verdiende, licht, dat
458 III, 0, 6,92 | mens te voorschijn: Het is een waardigheid die nooit,
459 III, 0, 6,92 | zichzelf slechte handeling, al is het onder “uitzonderlijke”
460 III, 0, 6,92 | zedelijk slechte handeling: ze is een schending van de “menselijkheid”
461 III, 0, 6,92 | Het martelaarschap is daarom ook verheerlijking
462 III, 0, 6,93 | 93. Het martelaarschap is uiteindelijk een lichtend
463 III, 0, 6,93 | de heilige wetten van God is feestelijk getuigenis en
464 III, 0, 6,93 | christelijke getuigenis is voor de zedelijke waarheid,
465 III, 0, 6,93 | weinigen geroepen worden, dan is er toch nog een coherent
466 III, 0, 6,93 | zware offers. Inderdaad is de christen gezien de veelvuldige
467 III, 0, 6,94 | het hele mensengeslacht is ingeplant”. 148 ~
468 III, 0, 7,95 | die de Waarheid in Persoon is, steeds moet uitvoeren: “
469 III, 0, 7,95 | verkondigen.. Deze norm is niet door de Kerk geschapen
470 III, 0, 7,95 | de waarheid, die Christus is, wiens beeld zich in de
471 III, 0, 7,95 | goed te noemen, wat slecht is, en slecht wat goed is”. 151
472 III, 0, 7,95 | slecht is, en slecht wat goed is”. 151 Paus Paulus VI heeft
473 III, 0, 7,95 | VI heeft geschreven: “Het is een uitmuntende vorm van
474 III, 0, 7,95 | voorbeeld heeft gegeven. Hij is gekomen, niet om te oordelen
475 III, 0, 7,96 | zedelijke groei. En juist daarom is deze dienst gericht op alle
476 III, 0, 7,96 | wereld of de “ellendigste” is op aarde, dat maakt geen
477 III, 0, 7,97 | instituten de menselijke persoon is en ook zijn moet” 153 staat
478 III, 0, 8,98 | merkbaar, die alleen in staat is, gerechtigheid, solidariteit,
479 III, 0, 8,99 | fundament van deze waarheid is het mogelijk, een vernieuwde
480 III, 0, 8,99 | daarom, vanwege deze natuur, is hij drager van rechten,
481 III, 0, 8,100 | vrijgevigheid van de Heer, want “Hij is om uwentwil arm geworden,
482 III, 0, 8,100 | verkocht of geruild worden. Het is een zonde tegen hun menselijke
483 III, 0, 8,101 | 101. Op politiek gebied is het nodig te benadrukken,
484 III, 0, 8,101 | politieke categorieën: Het is het gevaar van het verbinden
485 III, 0, 8,101 | er geen laatste waarheid is, die het politieke handelen
486 III, 0, 9,102 | dagelijkse ervaring bewijst, is de mens ertoe geneigd, deze
487 III, 0, 9,102 | beslissen, wat goed en wat kwaad is. “Jullie worden als God
488 III, 0, 9,102 | kwaad” (Gen. 3, 5); dat is de eerste verleiding, waarna
489 III, 0, 9,102 | om daaraan toe te geven is de mens na de verwondingen
490 III, 0, 9,102 | zeer moeilijk zijn: nooit is het echter onmogelijk. Dit
491 III, 0, 9,102 | het echter onmogelijk. Dit is een constante leer uit de
492 III, 0, 9,102 | mag menen, dat hij vrij is van het onderhouden van
493 III, 0, 9,102 | 1 Joh. 5, 3), zijn “juk is zacht en (zijn) last is
494 III, 0, 9,102 | is zacht en (zijn) last is licht” (Mt 11, 30)”. 162 ~
495 III, 0, 9,103 | verloste mens nog zondigt, dan is dat niet op het niet-volkomen-zijn
496 III, 0, 9,103 | voortkomt. Het gebod van God is zeker aangepast aan de mogelijkheden
497 III, 0, 9,103 | heilige Geest geschonken is; de mens, die, hoewel hij
498 III, 0, 9,104 | passen. Terwijl het menselijk is, dat de mens, nadat hij
499 III, 0, 9,104 | schuld om vergeving smeekt, is daarentegen de houding van
500 III, 0, 9,104 | de tollenaar overgeleverd is (vgl. Lc. 18, 9-14). De
1-500 | 501-563 |