Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
danken 1
dankt 1
dankzij 8
dat 417
david 1
de 4141
debatten 2
Frequency    [«  »]
589 een
584 zijn
563 is
417 dat
361 op
356 met
352 aan
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

dat

    Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1 | Christus, het ware Licht, dat iedere mens verlicht~ 2 Inl, 0, 1,1 | Christus, “het ware Licht, dat iedere mens verlicht” (Joh. 3 Inl, 0, 1,1 | welsprekend getuigenis af. Dat bewijst temeer het zoeken 4 Inl, 0, 1,2 | allen het antwoord aan, dat komt uit de waarheid van 5 Inl, 0, 1,2 | leeft altijd het bewustzijn, dat op haarsteeds de plicht ( 6 Inl, 0, 1,3 | stelt. 6 ~De Kerk weet, dat de morele eis iedere mens 7 Inl, 0, 1,3 | mens ten diepste raakt, dat hij allen insluit, ook hen, 8 Inl, 0, 1,3 | van God weten. Ze weet, dat juist op de weg van het 9 Inl, 0, 2,4 | gehouden; men is van mening, dat het leergezag zich alleen 10 Inl, 0, 2,5 | die beslissend zijn om dat het hoofd te bieden, wat 11 Inl, 0, 2,5 | gepubliceerd wordt, dan is dat ook, omdat het gepast leek, 12 Inl, 0, 2,5 | christenen voortaan zo leven, dat het beantwoordt aan het 13 Inl, 0, 2,5 | moraaltheologen omstreden zijn. Dat is het specifieke thema 14 I, 0, 3,6 | met de rijke jongeling, dat in het 19de hoofdstuk van 15 I, 0, 3,7 | aan het absoluut goede, dat ons aantrekt en ons tot 16 I, 0, 3,7 | moraaltheologie zo te vervolmaken, dat ze de verhevenheid van de 17 I, 0, 3,7 | enige antwoord aanbiedt, dat het verlangen van het mensenhart 18 I, 0, 4,8 | betreft het zedelijk goede, dat in het eigen handelen volbracht 19 I, 0, 4,8 | gesprekspartner van Jezus vermoedt, dat er een samenhang bestaat 20 I, 0, 4,8 | stelt, mogen wij aannemen, dat hij dat niet daarom doet, 21 I, 0, 4,8 | mogen wij aannemen, dat hij dat niet daarom doet, omdat 22 I, 0, 4,8 | kent. Waarschijnlijker is, dat de uitstraling van de Persoon 23 I, 0, 4,8 | en in zich opnemen. Als dat innerlijk proces zich diep 24 I, 0, 5,9 | vraag beantwoordt, wil Hij dat de jongeman helderheid krijgt 25 I, 0, 5,9 | en ons allemaal - erop, dat het antwoord op de vraag “ 26 I, 0, 5,9 | goede. Jezus laat zien, dat de vraag van de jongeman 27 I, 0, 5,9 | een religieuze vraag is en dat het goede, dat de mens aantrekt 28 I, 0, 5,9 | vraag is en dat het goede, dat de mens aantrekt en tegelijk 29 I, 0, 5,10 | onderrichte Kerk gelooft, dat de mens, die naar het beeld 30 I, 0, 5,10 | 12), doordat hij bewerkt, dat elk van zijn handelingen 31 I, 0, 5,10 | begrijpen (Ps. 139, 6), dat betekent: in mijn handelen 32 I, 0, 5,10 | liefde stamt zo van God, dat God zelf liefde is”. 18 ~ 33 I, 0, 5,11 | 11. De vaststelling, datslechts Een goed is”, verwijst 34 I, 0, 5,11 | alleen is Degene die goed is. Dat is het getuigenis van de 35 I, 0, 5,11 | om de wette vervullen”, dat wil zeggen de Heer als God 36 I, 0, 5,11 | het goddelijke goedzijn, dat zich in Jezus openbaart 37 I, 0, 6,12 | vraag geantwoord: Hij heeft dat gedaan, doordat Hij de mens 38 I, 0, 6,12 | detien woordengedaan, dat wil zeggen met de geboden 39 I, 0, 6,12 | zijn (vgl. Ex. 19, 5-6), dat zijn heiligheid onder alle 40 I, 0, 6,12 | eeuwig levenbetrekking, dat deelname aan het leven van 41 I, 0, 6,13 | bij Marcus en Lucas blijkt dat Jezus niet de bedoeling 42 I, 0, 6,13 | voor één op te sommen; maar dat het er Hem veeleer om gaat, 43 I, 0, 6,13 | het enige schepsel is, dat God omwille van zichzelf 44 I, 0, 6,13 | weerspiegelen inderdaad slechts dat ene dat de menselijke persoon 45 I, 0, 6,13 | inderdaad slechts dat ene dat de menselijke persoon betreft, 46 I, 0, 6,13 | zijn van schuldige daden: dat zouden bv. moord zijn, echtbreuk, 47 I, 0, 6,13 | heffen naar de vrijheid, maar dat is pas het begin van de 48 I, 0, 6,14 | 14. Dat betekent natuurlijk niet, 49 I, 0, 6,14 | betekent natuurlijk niet, dat Jezus voorrang zou willen 50 I, 0, 6,14 | opgeroepen te beseffen, dat alleen het gehoorzamen aan 51 I, 0, 6,14 | Tekenend is in elk geval dat juist het tweede van deze 52 I, 0, 6,14 | hoogtepunt aan het kruis, dat de verlossing brengt (vgl. 53 I, 0, 6,14 | duidelijk tot uitdrukking, dat zonder de naastenliefde 54 I, 0, 6,15 | zegt Jezus: “Denk niet dat ik gekomen ben om de wet 55 I, 0, 6,15 | naaste komt uit een hart dat bemint en dat juist daarom, 56 I, 0, 6,15 | uit een hart dat bemint en dat juist daarom, omdat het 57 I, 0, 6,15 | voldoen. Jezus laat zien, dat de geboden niet als een 58 I, 0, 6,15 | maar veeleer als een pad, dat openligt voor een zedelijke 59 I, 0, 6,15 | en bevordert; het gebod dat de echtbreuk verbiedt wordt 60 I, 0, 6,15 | respecteren: “Ge hebt gehoord dat er tot de ouden gezegd is: 61 I, 0, 6,15 | gerecht.. U hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult niet 62 I, 0, 7,16 | weet de rijke jongeling, dat hij nog ver van het doel 63 I, 0, 7,16 | Jezus wordt hij gewaar, dat hem nog iets ontbreekt. 64 I, 0, 7,16 | Mattheus preciseert (Mt. 5, 3), dat wil zeggen de deemoedigen. 65 I, 0, 7,16 | deze zin kan men zeggen, dat ook de zaligsprekingen horen 66 I, 0, 7,16 | zaligsprekingen horen in het antwoord dat Jezus op de vraag van de 67 I, 0, 7,16 | visie juist ditgoededat de mens opent voor het eeuwige 68 I, 0, 7,16 | voor het eeuwige leven, ja, dat het eeuwige leven zelf is. ~ 69 I, 0, 7,17 | antwoord begrepen heeft, dat hem door Jezus gegeven werd: “ 70 I, 0, 7,17 | het is niettemin zeker, dat de ijver, die de jongeman 71 I, 0, 7,17 | volgende stap te zetten. Om dat te doen is een rijpe menselijke 72 I, 0, 7,17 | leerling van Christus weet, dat zijn roeping een roeping 73 I, 0, 7,17 | volmaakt? Omdatik merk dat in mijn ledematen een andere 74 I, 0, 7,17 | zonder zonde leven. Wie zal dat durven beweren, behalve 75 I, 0, 7,17 | waag ik het te zeggen, dat wij in de mate waarin we 76 I, 0, 8,19 | het blijkt even duidelijk dat iedere gelovige ervoor bestemd 77 I, 0, 8,20 | wegschenkt aan de broeders: “Dat is mijn gebod: bemint elkander, 78 I, 0, 8,20 | Daaraan zullen allen herkennen dat u mijn leerlingen zijt: 79 I, 0, 8,20 | te volgen en na te leven. Dat is het wat Jezus van iedere 80 I, 0, 8,21 | gelijkvormig aan Hem gemaakt. Dat is de vrucht van de genade, 81 I, 0, 8,21 | lidmaat van zijn Lichaam, dat de Kerk is (vgl. 1 Kor. 82 I, 0, 8,21 | volgens het getuigenis dat Paulus heeft overgeleverd - 83 I, 0, 9,22 | jongeman: “Toen de jongeman dat hoorde, ging hij verdrietig 84 I, 0, 9,22 | gaan: “Toen de leerlingen dat hoorden, schrokken ze erg 85 I, 0, 9,22 | van God: “Voor mensen is dat onmogelijk, voor God echter 86 I, 0, 9,22 | verstoten. In het begin was dat niet zo” (Mt. 19, 8). De 87 I, 0, 9,22 | commentaar daarop: “Als dat de positie van de man in 88 I, 0, 9,23 | gebod gedacht worden, want dat wat zij verlangen gaat de 89 I, 0, 9,23 | het geschenk van de Geest, dat wij ontvangen hebben, is 90 I, 0, 9,24 | het gebod van de liefde en dat van de volmaaktheid, waarop 91 I, 0, 9,24 | eisen van de liefde: “En dat is zijn gebod: wij moeten 92 I, 0, 9,24 | Alleen onder de voorwaarde, dat men de geboden onderhoudt, 93 I, 0, 9,24 | Chrysostomus opgemerkt, dat de nieuwe wet juist toen 94 I, 0, 9,24 | Pinksteren, en hij vervolgt: datde apostelen niet van de 95 I, 0, 10,26 | precieze gedragsnormen. Dat blijkt uit de brieven, die 96 I, 0, 10,26 | haar norm ishet geloof, dat in de liefde werkzaam is” ( 97 I, 0, 10,27 | hun opvolgers overgaat. Dat alles bevindt zich in de 98 I, 0, 10,27 | getuigenis vanhet grotedat God in de Kerk bewerkt ( 99 I, 0, 10,27 | Jezus staat, garandeert, dat zij heilig bewaard, getrouw 100 II, 0, 11,28 | zedelijk handelen leert, dat wil zeggen het handelen 101 II, 0, 11,28 | wil zeggen het handelen dat aan God bevalt (vgl. 1 Thess 102 II, 0, 11,29 | kerkelijk denken over moraal, dat zich altijd voltrok in het 103 II, 0, 11,29 | reflexie die demoraliteit”, dat wil zeggen: het goede en 104 II, 0, 11,29 | theologie”, omdat ze erkent dat het begin en het einddoel 105 II, 0, 11,29 | Want het geloofsgoed zelf, dat wil zeggen de geloofswaarheden, 106 II, 0, 11,29 | inhoud heeft”. 46 Vandaar dat alle gelovigen worden uitgenodigd, 107 II, 0, 11,30 | tweeduidigheid of vergetelheid. Dat zijn overigens die elementen, 108 II, 0, 11,30 | dood? En tenslotte: Wat is dat laatste en onzegbare geheim 109 II, 0, 11,30 | geduld. Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer 110 II, 0, 12,31 | Humanaevast. 52 Vandaar dat de mensen er aanspraak op 111 II, 0, 12,31 | er aanspraak op maken, “dat zij bij hun handelen hun 112 II, 0, 12,32 | denkstromingen ertoe gekomen dat men de vrijheid zozeer verheerlijkt 113 II, 0, 12,32 | vrijheid zozeer verheerlijkt dat men haar tot een Absolutum 114 II, 0, 12,32 | tot een Absolutum maakt, dat de bron van alle waarden 115 II, 0, 12,32 | beginsel over de verplichting dat men het eigen geweten moet 116 II, 0, 12,32 | oorspronkelijke staat gezien, dat wil zeggen als een handeling 117 II, 0, 12,32 | denkrichtingen, die beweren dat er een tegenstrijdigheid 118 II, 0, 12,33 | legitiem te trekken zijn, dat zij de werkelijkheid van 119 II, 0, 12,34 | overeenstemmen in een punt: dat de vrijheid afhankelijk 120 II, 1, 1,35 | leert de openbaring ons, dat de macht om over goed en 121 II, 1, 1,36 | dingen. ~Erkend moet worden, dat aan het begin van dit streven 122 II, 1, 1,36 | Terwijl echter het gegeven dat het menselijk verstand afhankelijk 123 II, 1, 1,36 | de goddelijke wijsheid en dat - in de tegenwoordige toestand 124 II, 1, 1,36 | zien, alleen in die zin, dat het menselijk verstand haar 125 II, 1, 1,36 | hebben er nu toe geleid, dat men tegen de Heilige Schrift 126 II, 1, 1,36 | van de Kerk in loochent, dat de natuurlijke zedenwet 127 II, 1, 1,36 | als haar Auteur heeft en dat de mens door zijn verstand 128 II, 1, 1,37 | met waarlijkobjectieve”, dat wil zeggen aan de concrete 129 II, 1, 1,37 | leidt er natuurlijk ook toe, dat een specifieke competentie 130 II, 1, 2,38 | geroepen is: ze geven aan, dat de heerschappij van de mens 131 II, 1, 2,38 | aan de mens zelf raakt. Dat is een gezichtspunt, dat 132 II, 1, 2,38 | Dat is een gezichtspunt, dat in het theologische denken 133 II, 1, 2,38 | voortreffelijkheid.. daarin, dat hij zonder iemand als heer 134 II, 1, 2,38 | autocratisch. Wie anders past dat dan een koning?.. Zo werd 135 II, 1, 2,38 | een levend beeld bestemd, dat deelheeft aan de waardigheid 136 II, 1, 2,38 | werkelijkheden, hetgeen betekent, datde geschapen dingen en 137 II, 1, 2,39 | werkelijkheden, zo een namelijk dat meent, dat “de geschapen 138 II, 1, 2,39 | een namelijk dat meent, datde geschapen dingen niet 139 II, 1, 2,39 | niet van God afhangen en dat de mens ze zonder verwijzing 140 II, 1, 2,40 | het natuurlijke verstand, dat uit de goddelijke Wijsheid 141 II, 1, 2,40 | van het verstand. Dankzij dat licht weten we wat men doen 142 II, 1, 2,40 | praktische verstand betekent, dat de mens een hem eigen, van 143 II, 1, 2,40 | dergelijke autonomie inhouden dat men de deelname van het 144 II, 1, 2,40 | en Wetgever loochent of dat men een pleidooi houdt voor 145 II, 1, 2,41 | eten”, zegt Hij daarmee, dat de mens dezekennisniet 146 II, 1, 3,42 | van de mens vereist dus, dat hij handelt in welbewuste 147 II, 1, 3,42 | kunnen onderscheiden. En dat gebeurt vooral dankzij het 148 II, 1, 3,42 | Alsof hij wilde zeggen, dat het licht van het natuurlijke 149 II, 1, 3,42 | maar omdat het verstand, dat haar uitvaardigt, tot de 150 II, 1, 3,43 | Vaticanum II herinnert eraan, datde hoogste norm van het 151 II, 1, 3,43 | binnen”, door het verstand dat, wanneer het met behulp 152 II, 1, 3,43 | de hulp van de mens zelf, dat wil zeggen door zijn verstandige 153 II, 1, 3,44 | Nadat hij uiteengezet heeft, datde natuurwet in de harten 154 II, 1, 3,44 | belonen of te bestraffen: “Dat alles zou in de mens niet 155 II, 1, 3,44 | afsluitend: “Daaruit volgt dat de natuurwet de eeuwige 156 II, 1, 3,44 | en kwaad kennen dankzij dat onderscheid van goed en 157 II, 1, 3,44 | onderscheid van goed en kwaad, dat hij zelf met behulp van 158 II, 1, 3,44 | wijsheid; wat Jahwe bepaalt, dat is recht, een verheugenis 159 II, 1, 3,45 | heilige Geest genoemd worden, dat wil zeggen het geloof, dat 160 II, 1, 3,45 | dat wil zeggen het geloof, dat in de liefde werkzaam is ( 161 II, 1, 3,45 | mag men toch niet vergeten dat deze en andere nuttige onderscheiden 162 II, 1, 4,46 | opvattingen erin overeen, dat zij de eigen dimensie van 163 II, 1, 4,46 | betekent. Anderen menen dat bij het mateloze toenemen 164 II, 1, 4,46 | maatschappelijk materiaal. ~Dat betekent tenslotte, dat 165 II, 1, 4,46 | Dat betekent tenslotte, dat men de vrijheid door zichzelf 166 II, 1, 4,46 | door zichzelf definieert en dat men haar maakt tot scheppende 167 II, 1, 4,48 | wijzen er niet alleen op, dat ook het lichaam, waaraan 168 II, 1, 4,48 | ze herinneren er ook aan, dat het verstand en de vrije 169 II, 1, 4,49 | het lichaam en van de op dat lichaam betrekking hebbende 170 II, 1, 4,50 | wint het menselijk leven, dat een fundamenteel goed van 171 II, 1, 4,50 | welzijn van de persoon, dat zich steeds omwille van 172 II, 1, 4,50 | verenigde totaliteit”, dat wil zeggenals ziel die 173 II, 1, 4,50 | het lichaam en als lichaam dat van een onsterfelijke geest 174 II, 1, 5 | Aanvankelijk was dat niet zo” (Mt. 19, 8”)~ 175 II, 1, 5,51 | tenzij in het boek van dat Licht, dat Waarheid genoemd 176 II, 1, 5,51 | het boek van dat Licht, dat Waarheid genoemd wordt? 177 II, 1, 5,52 | omstandigheden verplichten, betekent dat anderzijds niet, dat in 178 II, 1, 5,52 | betekent dat anderzijds niet, dat in het zedelijk leven de 179 II, 1, 5,52 | het gebod. Bovendien hangt dat wat men in een bepaalde 180 II, 1, 5,52 | situatie, een passende - dat wil zeggen met de waardigheid 181 II, 1, 5,52 | is het altijd mogelijk, dat de mens onder dwang of andere 182 II, 1, 5,52 | Kerk heeft altijd geleerd, dat gedragswijzen die verboden 183 II, 1, 5,53 | vastgelegd werden, te beweren dat ze voor allen een universele 184 II, 1, 5,53 | Het valt niet te ontkennen dat de mens zich altijd in een 185 II, 1, 5,53 | evenmin kan men bestrijden, dat de mens zich in de cultuur 186 II, 1, 5,53 | ontwikkeling van de cultuur zelf, dat er in de mens iets is dat 187 II, 1, 5,53 | dat er in de mens iets is dat alle culturen overstijgt. 188 II, 1, 5,53 | cultuur en de voorwaarde, dat de mens niet wordt tot de 189 II, 1, 5,53 | van zijn culturen, maar dat hij zijn waardigheid als 190 II, 1, 5,53 | deze zinbelijdt de Kerk, dat aan alle veranderingen veel 191 II, 1, 5,53(98) | van de nieuwe wet hierop, dat het Woord de menselijke 192 II, 1, 5,53(100)| onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze tijd wordt 193 II, 2, 1,54 | van de menselijke persoon, dat wil zeggen in haar zedelijk 194 II, 2, 1,54 | zijn hart: doe dit, vermijd dat. Want de mens heeft de door 195 II, 2, 1,55 | auteurs tot de bewering dat deze normen niet zozeer 196 II, 2, 1,55 | het geweten hoog geprezen, dat door het Concilie alsheiligdom 197 II, 2, 1,55 | huldigen ook de opvatting, dat dit rijpingsproces gehinderd 198 II, 2, 1,56 | praktijk, met een goed geweten dat te doen, dat door de zedenwet 199 II, 2, 1,56 | goed geweten dat te doen, dat door de zedenwet als in 200 II, 2, 1,56 | het individuele geweten, dat feitelijk ten laatste over 201 II, 2, 1,56 | niemand die niet begrijpen zal dat met deze aanzetten niets 202 II, 2, 2,57 | Door hun daden tonen zij, dat de wet in hun hart geschreven 203 II, 2, 2,57 | of ontrouw jegens de wet, dat wil zeggen van zijn natuurlijke 204 II, 2, 2,58 | Men kan dus zeggen, dat het geweten tegen de mens 205 II, 2, 2,58 | van het zedelijk geweten: dat het namelijk de plaats is, 206 II, 2, 2,59 | geweten duidelijk, namelijk dat het een zedelijk oordeel 207 II, 2, 2,59 | is: Het is een oordeel, dat vrijspreekt of veroordeelt, 208 II, 2, 2,59 | is een praktisch oordeel, dat wil zeggen een oordeel, 209 II, 2, 2,59 | wil zeggen een oordeel, dat meedeelt, wat de mens moet 210 II, 2, 2,59 | mens moet doen of laten, of dat een door hem reeds uitgevoerde 211 II, 2, 2,59 | beoordeelt. Het is een oordeel dat de verstandige overtuiging, 212 II, 2, 2,59 | verstandige overtuiging, dat men het goede moet liefhebben 213 II, 2, 2,59 | grondslag weer, voorzover het dat oorspronkelijke licht ter 214 II, 2, 2,59 | tot uitdrukking brengt, dat als weerschijn van de scheppende 215 II, 2, 2,59 | het is de verplichting om dat te doen, wat de mens door 216 II, 2, 2,59 | geweten als een goed herkent, dat hem hier en nu gegeven is. 217 II, 2, 2,60 | door het eigen geweten, dat de laatste maatgevende norm 218 II, 2, 2,61 | oordeel van het geweten, dat aan de mens de verplichting 219 II, 2, 3,62 | schrijft het Concilie - dat het geweten uit onoverkomelijke 220 II, 2, 3,62 | onoverkomelijke onkunde dwaalt, zonder dat het daardoor zijn waardigheid 221 II, 2, 3,62 | zijn waardigheid verliest. Dat kan men echter niet zeggen 222 II, 2, 3,62 | waarschuwende aanwijzing, dat zich in de oordelen van 223 II, 2, 3,62 | onoverkomelijke onwetendheid, dat wil zeggen een onkunde waarvan 224 II, 2, 3,62 | kan komen. ~In het geval dat deze onoverkomelijke onwetendheid 225 II, 2, 3,63 | dwalende geweten gaat het om dat, wat de mens zonder schuld 226 II, 2, 3,63 | het opzettelijk dwaalt, dat wil zeggenals de mens 227 II, 3, 1,65 | Met recht beklemtoont men, dat vrijheid niet alleen betekent, 228 II, 3, 1,65 | ingevoerd, een onderscheid, dat bij enkele auteurs precies 229 II, 3, 1,65 | afzonderlijkebinnenwereldse” - dat wil zeggen de betrekkingen 230 II, 3, 1,65 | verkeerd worden beoordeeld. En dat gaat zover dat een concreet 231 II, 3, 1,65 | beoordeeld. En dat gaat zover dat een concreet gedrag, ofschoon 232 II, 3, 1,66 | onderwerpen”.112 Dit geloof, dat in de liefde werkzaam is ( 233 II, 3, 1,66 | knechtschap bedreigd. En precies dat slaat op een geloofsdaad - 234 II, 3, 1,67 | aan vastgehouden worden, dat de zogenaamde fundamentele 235 II, 3, 1,67 | geformuleerde geboden daarentegen, dat wil zeggen die, die zekere 236 II, 3, 1,67 | handelen alleen daarin, dat men de zedenwet gehoorzaamt 237 II, 3, 2,69 | herziening. Ze onderstrepen dat de oppositie tegen de wet 238 II, 3, 2,69 | totaliteit in beslag neemt, dat wil zeggen precies een daad 239 II, 3, 2,69 | een niveau van vrijheid dat niet hetzelfde is als de 240 II, 3, 2,69 | het feit te aanvaarden, dat een christen, die met Jezus 241 II, 3, 2,69 | vallen om aan te nemen, dat de mens in staat is om in 242 II, 3, 2,69 | Hem te bekeren. Vandaar dat het nodig zou zijn - zo 243 II, 3, 2,70 | ook aan willen herinneren, dat iedere zonde een doodzonde 244 II, 3, 2,70 | dan ook tot iets beslist dat op ernstige wijze zedelijk 245 II, 3, 2,70 | waar ze zo verstaan wordt, dat ze op objectief niveau de 246 II, 3, 2,70 | het verbond van de liefde, dat Hij hem aanbiedt, afwijst, 247 II, 4, 1,71 | onderhevig aan verandering: dat betekent, aangezien het 248 II, 4, 1,72 | geboden maken ook duidelijk, dat de weg naar het doel uitgestippeld 249 II, 4, 1,72 | omdat het ertoe dient dit of dat nagestreefd doel te bereiken, 250 II, 4, 1,72 | doel, het hoogste goed, dat wil zeggen God zelf. ~ 251 II, 4, 1,73 | Cyrillus van Alexandrië -, dat door de heiliging en de 252 II, 4, 1,73(123)| moeten wij eraan vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen 253 II, 4, 1,73 | telos) van de mens, bestaat. Dat bevestigt weer de vraag 254 II, 4, 1,73 | afhangen. Zij veronderstelt, dat aan deze handelwijzen uit 255 II, 4, 1,73 | goed van de mensen. Juist dat snijdt Jezus aan in het 256 II, 4, 1,74 | van zijn handelen zelf? ~Dat is het, traditioneel zo 257 II, 4, 1,74 | juist zou het gedrag zijn, dat in staat is de bonazeer 258 II, 4, 1,75 | genoeg aandacht aan het feit, dat de wil in de concrete keuzen, 259 II, 4, 1,75 | consequentialisme) erkennen wel dat de zedelijke waarden door 260 II, 4, 1,75 | maar zij houden eraan vast, dat met betrekking tot concreet 261 II, 4, 1,75 | voor-morele aard, een niveau, dat ook niet-zedelijk, fysisch, 262 II, 4, 1,75 | gewaardeerd moeten worden, zonder dat het daarom al mogelijk zou 263 II, 4, 1,75 | soortbepaaldheid van de handelingen, dat wil zeggen over hun goedheid 264 II, 4, 1,75 | wijsheid beslissen, zonder dat zulke trouw noodzakelijkerwijze 265 II, 4, 2,76 | de Kerk, wanneer ze menen dat ze de vrije en weloverwogen 266 II, 4, 2,76 | traditie: als het waar is dat in deze laatste zich een 267 II, 4, 2,76 | dan is het evenzeer waar, dat dit alleen gevallen betreft, 268 II, 4, 2,76 | geboden van het Verbond, dat in het Bloed van Jezus Christus 269 II, 4, 2,78 | object van een handeling, dat haar zedelijk specificeert, 270 II, 4, 2,78 | moeten worden naar het feit dat ze in de uitwendige wereld 271 II, 4, 2,78 | ongeordendheid van de wil insluit, dat wil zeggen een zedelijk 272 II, 4, 2,78 | de H. Thomas van Aquino - dat de mens met goede bedoeling, 273 II, 4, 2,78 | nodig is, ligt in het feit dat de menselijke handeling 274 II, 4, 2,78 | houdt er echter aan vast, dat dat laatste pas dan waarlijk 275 II, 4, 2,78 | er echter aan vast, dat dat laatste pas dan waarlijk 276 II, 4, 2,78 | duidelijke doel verrichten, dat ze God bevallen”. 129 ~ 277 II, 4, 3,79 | proportionalistische theorieën, afwijzen, dat het onmogelijk is om de 278 II, 4, 3,79 | respecteren. ~Het element dat voorrang heeft en beslissend 279 II, 4, 3,79 | de menselijke handeling dat erover beslist, of zij op 280 II, 4, 3,79 | en op het laatste doel, dat God is, afgestemd kan worden. 281 II, 4, 3,79 | de persoon”, het goede, dat zij zelf en dat haar voltooiïng 282 II, 4, 3,79 | het goede, dat zij zelf en dat haar voltooiïng is. dat 283 II, 4, 3,79 | dat haar voltooiïng is. dat zijn de door de geboden ( 284 II, 4, 3,80 | Nu getuigt het verstand, dat er objecten van de menselijke 285 II, 4, 3,80 | op zichzelf reeds slecht, dat wil zeggen alleen al op 286 II, 4, 3,80 | op de moraliteit hebben - dater handelingen zijn die 287 II, 4, 3,80(131)| verklaard. Wie ziet niet, dat hieruit een betreurenswaardig 288 II, 4, 3,80(131)| relativisme zou ontstaan, dat gemakkelijk het gehele erfgoed 289 II, 4, 3,80 | volgen (vgl. Rom. 3, 8); dat wil zeggen dat men niet 290 II, 4, 3,80 | Rom. 3, 8); dat wil zeggen dat men niet positief mag willen, 291 II, 4, 3,81 | Godslastering, durven te beweren dat ze, als ze uit goede motieven ( 292 II, 4, 3,81 | nog absurder conclusie, dat het gerechtvaardigde zonden 293 II, 4, 3,82 | en semper et pro semper, dat wil zeggen zonder uitzondering, 294 II, 4, 3,82 | worden afgewezen de mening, dat het onmogelijk zou zijn 295 II, 4, 3,82 | uitzondering verplicht: en dat tot schade van de broederlijkheid 296 II, 4, 3,83 | de Kerk erkent en leert dat er concrete menselijke handelingen 297 II, 4, 3,83 | en volmaakt beleven. En dat alles geschiedt door de 298 III, 0, 4,84 | onmiddellijk de dringende noodzaak, dat juist met het oog op deze 299 III, 0, 4,84 | luisteren, dan lijkt het erop dat men niet meer de onveranderlijke 300 III, 0, 4,84 | niet meer er aan vast houdt dat de wet van God altijd het 301 III, 0, 4,85 | van een zedelijk geweten, dat in staat is te oordelen 302 III, 0, 4,85 | waakzaamheid als veel meer daarin, dat ze de blik onafgewend op 303 III, 0, 4,85 | volledig ervan bewust is, dat alleen bij Hem het ware 304 III, 0, 4,85 | evangelie te verkondigen, en dat niet met fraaie en geleerde 305 III, 0, 4,86 | binnen ze zich bevindt en dat voor haar gelijktijdig een 306 III, 0, 4,86 | vrijheid van een schepsel, dat wil zeggen geschonken vrijheid, 307 III, 0, 4,86 | drama. De mens ontdekt, dat zijn vrijheid op een raadselachtige 308 III, 0, 4,86 | goede te misbruiken, en dat hij inderdaad er vaak de 309 III, 0, 4,86 | van een radicaal verzet, dat hem de waarheid en het goede 310 III, 0, 4,86 | zichzelf op te werpen. “Dat gij gelijk aan God zult 311 III, 0, 4,87 | Eerst openbaart Christus, dat het eerlijk en openlijk 312 III, 0, 4,87 | vrijheid zich in de liefde dat wil zeggen in de zelfgave, 313 III, 0, 4,87 | iemand hebben dan deze, dat hij zijn leven geeft voor 314 III, 0, 5,88 | Het is nu dringend nodig, dat de christenen de nieuwheid 315 III, 0, 5,88 | heeft (vgl. Gal. 2, 20) dat wil zeggen in de grootste 316 III, 0, 5,89 | duisternis. Als we zeggen dat we gemeenschap met Hem hebben 317 III, 0, 5,89 | niet.. Hierdoor weten we dat we Hem kennen: als we zijn 318 III, 0, 5,89 | geboden onderhouden. Wie zegt dat hij Hem kent maar zich niet 319 III, 0, 5,89 | voltooid: dan weten we zeker dat wein Hem zijn”. Wie zegt, 320 III, 0, 5,89 | in Hem zijn”. Wie zegt, dat hij in Hem blijft, moet 321 III, 0, 5,89 | geloof tot “belijdenis” en dat niet alleen voor God maar 322 III, 0, 5,89 | hemel is” (Mt. 5, 14-16). Dat zijn vooral die van de naastenliefde ( 323 III, 0, 6,90 | de waarde van de persoon, dat wil zeggen de onschendbaarheid 324 III, 0, 6,90 | christelijke martelaarschap, dat het leven van de Kerk steeds 325 III, 0, 6,91 | die haar in het geval, dat ze zou weigeren, hun onrein 326 III, 0, 6,91 | zich te nemen, geeft ze aan dat het niet rechtvaardig is 327 III, 0, 6,91 | het niet rechtvaardig is dat te doen wat de goddelijke 328 III, 0, 6,91 | en door juist dit Licht, dat Christus is, het verdiende, 329 III, 0, 6,91 | is, het verdiende, licht, dat in de duisternis schijnt, 330 III, 0, 6,91 | en de dood op zich, dan dat zij een afgodische daad 331 III, 0, 6,91 | omstandigheden bindend inhoudt, dat men zich houdt aan de geboden 332 III, 0, 6,92 | niet, te leven, wenst niet, dat ik sterf.. Laat mij tot 333 III, 0, 6,93 | een coherent getuigenis, dat alle christenen dagelijks 334 III, 0, 6,94 | tweeduidigheid erop gewezen dat er zedelijke waarheden en 335 III, 0, 6,94 | waarde erkent de Kerk juist dat het getuigenis voor deze 336 III, 0, 6,94 | schrijft de heilige Justinus - dat de aanhangers van de stoïcijnse 337 III, 0, 7,95 | vertrouwen schenkende liefde, dat de mens op zijn morele weg 338 III, 0, 7,96 | zijn, moet de categorische, dat wil zeggen ontoegeeflijke 339 III, 0, 7,96 | ellendigste” is op aarde, dat maakt geen verschil: Voor 340 III, 0, 7,97 | geformuleerd. Maar het feit datbegin, draagster en doel 341 III, 0, 8,98 | cultureleoorzaken ontdekken, dat wil zeggen oorzaken, die 342 III, 0, 8,98 | kwestie het zedelijk gevoel, dat van zijn kant op het religieuze 343 III, 0, 8,99 | lossen: in de eerste plaats dat van het overwinnen van verschillende 344 III, 0, 8,99 | bestaat er geen zeker principe dat rechtvaardige betrekkingen 345 III, 0, 8,99 | en socio-politieke vlak. Dat blijkt uit de sociale leer 346 III, 0, 8,100 | Kerk op de eerste plaats, datop economisch gebied het 347 III, 0, 8,100 | gezindheid, - ertoe leiden, dat mensen geknecht, en van 348 III, 0, 8,101 | het nodig te benadrukken, dat waarachtigheid, in de relaties 349 III, 0, 8,101 | met ethisch relativisme, dat aan de burgerlijke samenleving 350 III, 0, 9,102 | verbreken: “Ik doe niet dat wat ik wil, maar dat, wat 351 III, 0, 9,102 | niet dat wat ik wil, maar dat, wat ik haat. Ik doe niet 352 III, 0, 9,102 | Ik doe niet het goede, dat ik wil, maar het kwade, 353 III, 0, 9,102 | ik wil, maar het kwade, dat ik niet wil” (Rom. 7. 15. 354 III, 0, 9,102 | goed en kwaad” (Gen. 3, 5); dat is de eerste verleiding, 355 III, 0, 9,102 | gerechtvaardigd mag zijn, mag menen, dat hij vrij is van het onderhouden 356 III, 0, 9,102 | de geboden, niemand mag dat lichtzinnige en door de 357 III, 0, 9,102 | verboden woord gebruiken, dat de voorschriften van God 358 III, 0, 9,102 | niet kan”, en hij helpt zo, dat men het kan; “zijn geboden 359 III, 0, 9,103 | conclusie te trekken.., dat de door de Kerk geleerde 360 III, 0, 9,103 | slechts eenideaalzou zijn, dat, zoals men zegt, aan de 361 III, 0, 9,103 | Christus heeft ons verlost! Dat betekent: Hij heeft ons 362 III, 0, 9,103 | mens nog zondigt, dan is dat niet op het niet-volkomen-zijn 363 III, 0, 9,104 | Terwijl het menselijk is, dat de mens, nadat hij gezondigd 364 III, 0, 9,104 | maatschappij, omdat ze leert, dat aan de objectiviteit van 365 III, 0, 9,104 | uiteindelijk ertoe leidt, dat men alle waardeoordelen 366 III, 0, 9,104 | een “berouwvol” geweten, dat zich volledig bewust is 367 III, 0, 9,104 | zelfgenoegzaam” geweten, dat zich inbeeldt, de wet zonder 368 III, 0, 9,104 | genade te kunnen volgen, en dat ervan overtuigd is, geen 369 III, 0, 9,105 | mogelijkheden van de mens - dat wil zeggen de mogelijkheden 370 III, 0, 9,105 | zwakke niet, denk eraan, dat U mij uit stof hebt gevormd. 371 III, 0, 9,105 | klei te verstevigen, zo dat mijn standvastigheid uit 372 III, 0, 9,105 | We mogen echter aannemen, dat God hen niet afwijst, naar 373 III, 0, 10,106 | de nieuwe evangelisatie dat wil zeggen aan de verkondiging 374 III, 0, 10,106 | het zedelijke gevoel: en dat aan de ene kant door de 375 III, 0, 10,107 | verkondigt over een nieuw leven, dat men leven, van een weg die 376 III, 0, 10,107 | het leven in heiligheid, dat in zovele deemoedige en 377 III, 0, 10,107 | het Volk Gods doorstraalt, dat de eenvoudigste en meest 378 III, 0, 10,107 | geloofsgetuigenis en een impuls om dat aan de anderen mee te delen, 379 III, 0, 10,107 | sacerdotale et regale, dat elke christen bij de wedergeboorte 380 III, 0, 10,108 | het nieuwe zedelijke leven dat zij in haar vruchten van 381 III, 0, 10,108 | evangelisatie, diehet geloof dat in de liefde werkzaam is” ( 382 III, 0, 11,110 | nieuw leven, over het leven, datdoor de liefde geleid, 383 III, 0, 11,110 | gebied van het dogma als op dat van de moraal. 175 De moraaltheologen 384 III, 0, 11,111 | aspect te onderstrepen, dat het antwoord bepaalt, dat 385 III, 0, 11,111 | dat het antwoord bepaalt, dat de mens in zijn groeiproces 386 III, 0, 11,111 | Dei, het beeld van God, dat zich in de mens bevindt, 387 III, 0, 11,111 | zich in de mens bevindt, en dat met de wetten van het in 388 III, 0, 11,112 | ontdekt worden. Het feit, dat menige gelovige handelt, 389 III, 0, 11,112 | leergezag te volgen, of dat hij een gedrag ten onrechte 390 III, 0, 11,112 | zedelijk juist beschouwt, dat door zijn herders als tegengesteld 391 III, 0, 11,112 | ontvouwen, leert het geloof, dat een dergelijke normaliteit 392 III, 0, 11,112 | normen. Het is het evangelie, dat de hele waarheid over de 393 III, 0, 11,112 | zowel tegen de wanhoop, dat ze de goddelijke wet niet 394 III, 0, 11,112 | tegen de verkeerde mening, dat ze zich zonder verdiensten 395 III, 0, 11,113 | handelen en te verlangen, dat er steeds gelet wordt op 396 III, 0, 11,113 | hij nooit vergeten zal, dat ook hij een lidmaat van 397 III, 0, 12,114 | leiden; ze zijn authentieke, dat wil zeggen met de autoriteit 398 III, 0, 12,114 | van de Kerk de gelovigen dat te leren, wat ze op weg 399 III, 0, 12,114 | zoals eens de Heer Jezus dat met de jongeman uit het 400 III, 0, 12,114 | munus sacerdotale vervullen: Dat gebeurt als we de gelovigen 401 III, 0, 12,115 | inderdaad de eerste keer dat het leergezag van de Kerk 402 III, 0, 12,116 | plicht, erover te waken, dat het woord van God getrouw 403 III, 0, 12,116 | persoonlijk erover te waken, dat in onze bisdommen degezonde 404 III, 0, 12,116 | verantwoordelijkheden geven; dat ontheft hen echter nooit 405 III, 0, 12,117 | natuurlijk noodzakelijk, dat iedereen deze vraag aan 406 Slot, 0, 12,118 | barmhartigheid bestaat eruit, dat Hij onder ons verblijft, 407 Slot, 0, 12,118 | vermag het te verhinderen dat haar overwinnende kracht 408 Slot, 0, 12,118 | geschenk van de barmhartigheid, dat van de slavernij van het 409 Slot, 0, 12,119 | 119. Dat is de troostende zekerheid 410 Slot, 0, 12,119 | toe de indruk ontstaan, dat de christelijke moraal op 411 Slot, 0, 12,119 | in praktijk te brengen. Dat is niet juist, want ze bestaat, 412 Slot, 0, 12,119 | de Kerk, erover te waken, dat zich de dynamiek van het 413 Slot, 0, 12,119 | organisch ontwikkelt, zonder dat de zedelijke eisen met al 414 Slot, 0, 12,120 | het eeuwige Woord van God, dat de wil van de Vader openbaart 415 Slot, 0, 12,120 | Wat Hij jullie zegt, doe dat! “ (Joh. 2, 5). ~Maria deelt 416 Slot, 0, 12,120 | reden neemt ze het niet, dat de zondaar misleid wordt 417 Slot, 0, 12,120 | rechtvaardigt; want ze weet, dat op deze wijze het offer


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License