Chapter, Thema, Paragraph, Number

 1 I, 0,  5,9   |       heel het hart, met heel de ziel en met alle gedachten” (
 2 I, 0,  5,10  |           Ken dus jezelf, schone ziel: je bent het beeld van God -
 3 I, 0,  5,10  |        heel uw hart, met heel uw ziel en met al uw krachten. De
 4 I, 0,  6,15  |          volmaaktheid waarvan de ziel de liefde is (vgl. Kol.
 5 II, 1,  3,44 |          volmaakt: en behoedt de ziel voor verdwalen, Jahwe”s
 6 II, 1,  3,45 |           die, terwijl Hij in de ziel zijn woning neemt, niet
 7 II, 1,  4,48 |          met verstand begiftigde ziel per se et essentialiter
 8 II, 1,  4,48 |     geestelijke en onsterfelijke ziel is het eenheidsbeginsel
 9 II, 1,  4,48 |          juist in de eenheid van ziel en lichaam is zij het subject
10 II, 1,  4,49 |        Inderdaad zijn lichaam en ziel onscheidbaar: in de menselijke
11 II, 1,  4,50 |   persoon zelf in de eenheid van ziel en lichaam is in de eenheid
12 II, 1,  4,50 | totaliteit”, dat wil zeggen “als ziel die zich uitdrukt in het
13 II, 2,  2,58 |          aan de wortels van zijn ziel doordringen, wanneer ze
14 III, 0,  6,92|          ten koste gaat van zijn ziel ? “ (Mc. 8, 36). ~Het martelaarschap