Chapter, Thema, Paragraph, Number

 1 II, 0, 11,29  |      gelovigen in Christus en hun verplichting, om in de liefde vrucht
 2 II, 0, 12,32  |          van het beginsel over de verplichting dat men het eigen geweten
 3 II, 0, 12,34  |          ieder belangrijke morele verplichting om de waarheid te zoeken
 4 II, 1,  1,36  |           en die zich slechts als verplichting aan de wil opleggen krachtens
 5 II, 1,  4,50  |     oorsprong en fundament van de verplichting tot absoluut respect voor
 6 II, 2,  2,59  |    geweten drukt dus de zedelijke verplichting in het licht van de natuurwet
 7 II, 2,  2,59  |          natuurwet uit: het is de verplichting om dat te doen, wat de mens
 8 II, 2,  2,59  |     karakter van de wet en van de verplichting wordt niet uitgewist, maar
 9 II, 2,  2,61  |       geweten, dat aan de mens de verplichting oplegt om een bepaalde handeling
10 II, 3,  1,66  |     tegelijkertijd de waarheid en verplichting van geloofsdaden en beslissingen,
11 II, 4,  2,77  |    dubieuze ramingen een absolute verplichting kunnen rechtvaardigen? ~
12 III, 0,  6,91 |       voorbeeld voor de zedelijke verplichting, zich ook maar van een enkele
13 III, 0, 11,110|       doceren. Ze hebben de zware verplichting, de gelovigen - vooral de
14 III, 0, 12,116| bisschoppen hebben we de ernstige verplichting, persoonlijk erover te waken,