Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | werken van de Schepper en op bijzondere wijze in de mens
2 Greet | vrijheid van de mens, die op deze wijze ertoe gebracht
3 Inl, 0, 1,1 | geheimzinnige oerzonde, begaan op aanstichten van Satan, die “
4 Inl, 0, 1,1 | en ware God en te richten op de afgoden (vgl. 1 Thess.
5 Inl, 0, 1,1 | scepticisme (vgl. Joh. 18, 38), op zoek naar een bedrieglijke
6 Inl, 0, 1,1 | menselijke zoeken en onderzoeken op ieder gebied welsprekend
7 Inl, 0, 1,2 | het beslissende antwoord op iedere vraag van de mens,
8 Inl, 0, 1,2 | de mens, in het bijzonder op zijn religieuze en morele
9 Inl, 0, 1,2 | altijd het bewustzijn, dat op haar “steeds de plicht (
10 Inl, 0, 1,2 | evangelie. Zo kan zij dan op een steeds aan een generatie
11 Inl, 0, 1,2 | generatie aangepaste wijze op de blijvende vragen van
12 Inl, 0, 1,3 | weten. Ze weet, dat juist op de weg van het zedelijk
13 Inl, 0, 1,3 | Kerk als een voorbereiding op het evangelie beschouwd
14 Inl, 0, 2,4 | begrip van de zedelijke eisen op het gebied van de menselijke
15 Inl, 0, 2,4 | de zedelijke leertraditie op grond van bepaalde antropologische
16 Inl, 0, 2,4 | aan te bieden”; ieder kan op grond daarvan dan de beslissingen
17 Inl, 0, 2,4 | van de Kerk en enkele, ook op de priesterseminaries en
18 Inl, 0, 2,5 | schrijven die - zoals ik in de op 1 augustus 1987 bij de 200e
19 Inl, 0, 2,5 | problemen de eisen van een op de Heilige Schrift en de
20 I | Christus en het antwoord op de morele vraag~
21 I, 0, 3,6 | zijn, om zijn zedenleer op een levendige, indringende
22 I, 0, 3,7 | Christus ieder individueel op zijn levensweg kan begeleiden”. 15 ~
23 I, 0, 4,8 | het antwoord te krijgen op de vraag, wat goed en wat
24 I, 0, 4,8 | handelen. Aan de oorsprong en op het hoogtepunt van het heilsplan,
25 I, 0, 5,9 | erop, dat het antwoord op de vraag “Wat voor goeds
26 I, 0, 5,9 | 18, 19). Alleen God kan op de vraag naar het goede
27 I, 0, 5,10 | God (1 Kor. 11, 7). Hoor, op welke wijze je zijn afstraling
28 I, 0, 5,10 | zijn immers gegrondvest op de woorden: “Ik ben Jahwe,
29 I, 0, 5,10 | het verschuldigde antwoord op de vrije initiatieven, waarin
30 I, 0, 5,11 | Absolute te erkennen en op grond van zijn ondoorgrondelijke
31 I, 0, 5,11 | de heilige Schrift, die op elke van haar bladzijden
32 I, 0, 6,12 | 12. Alleen God kan op de vraag naar het goede
33 I, 0, 6,12 | is. Maar God heeft reeds op deze vraag geantwoord: Hij
34 I, 0, 6,12 | natuurlijke wet” afgestemd heeft op zijn doel. Deze natuurlijke
35 I, 0, 6,12 | met de aan Mozes door God op de Sinaï gegeven Tien Geboden,
36 I, 0, 6,12 | gegeven Tien Geboden, zegt. Op dezelfde werkelijkheid van
37 I, 0, 6,13 | de blik van de jongeman op God heeft gebracht, herinnert
38 I, 0, 6,13 | Decaloog, die betrekking hebben op de naaste; “Jezus antwoordde:
39 I, 0, 6,13 | bereiken”, één voor één op te sommen; maar dat het
40 I, 0, 6,13 | de jonge man te wijzen op de “centrale plaats” van
41 I, 0, 6,13 | menselijke persoon betreft, op de zelfde wijze als waarop
42 I, 0, 6,13 | eerste noodzakelijke etappe op de weg naar de vrijheid,
43 I, 0, 6,13 | hebben), begint hij het hoofd op te heffen naar de vrijheid,
44 I, 0, 6,14 | over het Laatste Oordeel op bewonderenswaardige en niet
45 I, 0, 6,15 | Verbond. In zijn commentaar op de vaststelling van Paulus “
46 I, 0, 6,15 | gekomen is, niet om de wet op te heffen maar om haar ten
47 I, 0, 6,15 | die alleen maar boos is op zijn broeder, is schuldig
48 I, 0, 7,16 | hem nog iets ontbreekt. Op het besef van dit tekort
49 I, 0, 7,16 | in het antwoord dat Jezus op de vraag van de jongeman
50 I, 0, 7,16 | beide hebben betrekking op het goede, op het eeuwige
51 I, 0, 7,16 | betrekking op het goede, op het eeuwige leven. De Bergrede
52 I, 0, 7,16 | oriëntering van de geboden op de perspectieven van de
53 I, 0, 7,17 | blijkt niet in staat om op eigen kracht de volgende
54 I, 0, 7,17 | Jezus wijst de jongeman op de geboden als de eerste,
55 I, 0, 7,17 | verdwenen zijn, dan zouden wij op aarde zonder zonde leven.
56 I, 0, 7,18 | ongewisse weg, zolang als we op aarde zullen zijn, die echter
57 I, 0, 7,18 | zo in het zedelijk leven op de verheven roeping te antwoorden,
58 I, 0, 8,20 | 20. Jezus roept ertoe op, Hem te volgen en te wandelen
59 I, 0, 8,20 | te volgen en te wandelen op de weg van de liefde voor
60 I, 0, 8,20 | jongeman oproept om Hem op de weg der volmaaktheid
61 I, 0, 8,20 | verloochenen, hij neme zijn kruis op zich en volge Mij” (Mt.
62 I, 0, 8,21 | wordt de leerling gelijkend op zijn Heer en gelijkvormig
63 I, 0, 8,21 | maakt de doop de gelovige op radicale wijze gelijkvormig
64 I, 0, 9,22 | het huwelijk, het recht op verstoting van de vrouw
65 I, 0, 9,22 | 10). En Jezus, die zich op bijzondere wijze beroept
66 I, 0, 9,22 | bijzondere wijze beroept op het charisma van het ongehuwd
67 I, 0, 9,22 | te leven is voor de mens op eigen kracht alleen niet
68 I, 0, 9,22 | ontvangt, zo geeft hij haar op zijn beurt uit eigen beweging
69 I, 0, 9,23 | de H. Augustinus opnieuw op wonderlijke manier de paulijnse
70 I, 0, 9,23 | evangelie mogen niet allereerst op het niveau van het gebod
71 I, 0, 9,24 | evangelie ook spreekt, bereiden op deze genade voor of maken
72 I, 0, 9,24 | uit de hemel neerdaalde op de dag van Pinksteren, en
73 I, 0, 10,25 | het hart van iedere mens op, en het is altijd alleen
74 I, 0, 10,27 | vgl. Mt. 28, 19-20) die op het ambt van hun opvolgers
75 I, 0, 10,27 | van Jezus Christus”. 41 Op deze wijze toont de Kerk
76 I, 0, 10,27 | aan te bieden, om de mens op zijn weg naar de waarheid
77 II, 0, 11,28 | van het zedelijk handelen op een rij te zetten. Dit zijn
78 II, 0, 11,28 | de leer, analoog aan die op het gebied van de geloofswaarheden. ~
79 II, 0, 11,29 | een filosofisch systeem op te leggen; maar om het woord
80 II, 0, 11,30 | elementen, waarvan het “antwoord op de onopgeloste raadsels
81 II, 0, 11,30 | en ingewikkelde problemen op te lossen. Dit licht en
82 II, 0, 12,31 | zijn, zij het ook telkens op verschillende wijze, met
83 II, 0, 12,31 | dat de mensen er aanspraak op maken, “dat zij bij hun
84 II, 0, 12,31 | Speciaal het recht op godsdienst- en gewetensvrijheid
85 II, 0, 12,31 | godsdienst- en gewetensvrijheid op de weg naar waarheid wordt
86 II, 0, 12,31 | cultuur beschouwd. Deze op zichzelf authentieke waarneming
87 II, 0, 12,31(54) | 1979), 295-300; Toespraak op het 5e Internationale Juristencollege (
88 II, 0, 12,32 | voortkomt uit het geweten. Op deze manier is echter het
89 II, 0, 12,32 | algemene kennis van het goede op een bepaalde situatie toe
90 II, 0, 12,32 | individualistische ethiek op grond waarvan ieder zich
91 II, 0, 12,32 | loopt het individualisme uit op de ontkenning zelfs van
92 II, 0, 12,33 | terecht de aandacht gericht op de psychologische en maatschappelijke
93 II, 0, 12,33 | belangrijke verworvenheden, die op verschillende terreinen
94 II, 0, 12,33 | wetenschappelijk onderzoek op antropologisch gebied moeten
95 II, 0, 12,33 | gebied moeten vermeld worden. Op grond van de grote verscheidenheid
96 II, 0, 12,34 | streven”, haar echter “vaak op verkeerde manier verdedigen,
97 II, 0, 12,34 | mens het recht bestaat, om op zijn weg van het zoeken
98 II, 0, 12,34 | natuur en tot het geweten op nieuwe wijze en stellen
99 II, 1, 1,35 | deze ook aanspraak maken op zulk een morele autonomie,
100 II, 1, 1,36 | 36. De moderne aanspraak op autonomie heeft natuurlijk
101 II, 1, 1,36 | normen, die betrekking hebben op bepaalde “binnenwereldse”
102 II, 1, 1,36 | soevereiniteit van het verstand op het gebied van de zedelijke
103 II, 1, 1,36 | normen, die zich richten op de juiste ordening van het
104 II, 1, 1,36 | haar wetgevingsautonomie op grond van een oorspronkelijke,
105 II, 1, 1,37 | horen en dus met het oog op het heil niet van betekenis
106 II, 1, 2,38 | Deze woorden wijzen op de wonderbare diepte van
107 II, 1, 2,38 | opgave, die een beroep doet op zijn vrijheid in gehoorzaamheid
108 II, 1, 2,38 | menselijke gemeenschap recht op een passende autonomie,
109 II, 1, 2,40 | altijd in Hem haar bron: Op grond van het natuurlijke
110 II, 1, 3,42 | Thomas in een commentaar op een vers van de vierde psalm: “
111 II, 1, 3,42 | goede zien?” En als antwoord op die vraag zegt hij: Heer,
112 II, 1, 3,42 | genoemd, niet met het oog op de natuur van wezens zonder
113 II, 1, 3,43 | vrije handelen te wijzen. 81 Op deze manier roept God de
114 II, 1, 3,43 | verstand begiftigde schepsel op voortreffelijke wijze onderworpen
115 II, 1, 3,44 | heeft zich vaak beroepen op de leer van St. Thomas over
116 II, 1, 3,44 | aan Gods wijsheid en wet op de voorgrond geplaatst.
117 II, 1, 3,44 | de wet berust inderdaad op zijn autoriteit om verplichtingen
118 II, 1, 3,44 | autoriteit om verplichtingen op te leggen, rechten te verlenen
119 II, 1, 3,44 | het overleg van de bozen, op de weg van de schenders
120 II, 1, 3,45 | van de levende God, niet op tafels uit steen, maar -
121 II, 1, 3,45 | tafels uit steen, maar - als op tafels - in harten van vlees” (
122 II, 1, 3,45 | steeds betrekking hebben op de wet, waarvan de Auteur
123 II, 1, 4,46 | moraaltheologen, bedacht op opvoeding in waarden, een
124 II, 1, 4,46 | haarzelf en van haar waarden. Op deze manier zou de mens
125 II, 1, 4,46 | geen natuur hebben; hij zou op zichzelf beschouwd zijn
126 II, 1, 4,47 | zedelijke wetten behandelen, wat op zich alleen maar biologische
127 II, 1, 4,47 | toegekend en zich aangematigd, op dit fundament algemeen geldige
128 II, 1, 4,47 | huwelijksmoraal betreffen. Op grond van een naturalistische
129 II, 1, 4,47 | Het zou ook moeten letten op de gedragsmodellen en de
130 II, 1, 4,48 | menselijk lichaam in de op de natuurwet betrekking
131 II, 1, 4,48 | vrijheid die aanspraak maakt op absoluutheid, behandelt
132 II, 1, 4,48 | genoemd, zouden zijn. Wie zich op deze zou beroepen, om daarin
133 II, 1, 4,48 | reductionistisch begrepen natuur uit op een splitsing in de mens
134 II, 1, 4,48 | definities wijzen er niet alleen op, dat ook het lichaam, waaraan
135 II, 1, 4,49 | van het lichaam en van de op dat lichaam betrekking hebbende
136 II, 1, 4,49 | specifieke gedragswijzen op, welker opzettelijke aanname
137 II, 1, 4,50 | begrijpen: Ze heeft betrekking op de eigenlijke en oorspronkelijke
138 II, 1, 4,50 | oorspronkelijke natuur van de mens, op de natuur van de “menselijke
139 II, 1, 4,50 | en plichten, die steunen op de lichamelijke en geestelijke
140 II, 1, 4,50 | morele betekenis met het oog op het welzijn van de persoon,
141 II, 1, 4,50 | voorzover ze betrekking hebben op de menselijke persoon en
142 II, 1, 5,51 | natuur heeft ook invloed op de interpretatie van enkele
143 II, 1, 5,51 | van de natuurwet, vooral op haar universaliteit en onveranderlijkheid. “
144 II, 1, 5,51 | gemeenschap van de personen op en verwerkelijken met de
145 II, 1, 5,52(94) | goddelijke openbaring en ook, op eigen terrein, de wijheid
146 II, 1, 5,52 | van het geweten toegepast op de afzonderlijke handelingen.
147 II, 1, 5,53(100) | onderdanigheid dient te bewijzen, op zo”n manier onderzoeken
148 II, 2, 1,54 | het kwade te vermijden, op het juiste moment doorklinkt
149 II, 2, 1,54 | scheiden en die vrijheid op afgodische manier verheerlijken,
150 II, 2, 1,55 | toepassing van zedelijke normen op bepaalde gevallen van het
151 II, 2, 1,55 | mee te houden; ze zouden op bepaalde manier bij een
152 II, 2, 1,55 | Ja, de voornoemde kritiek op de traditionele interpretatie
153 II, 2, 1,55 | creatief en verantwoordelijk op zich nemen van de persoonlijke
154 II, 2, 1,56 | legitiem uitzonderingen op de algemene regels invoeren
155 II, 2, 1,56 | slecht wordt beschouwd. Op deze manier ontstaat in
156 II, 2, 1,56 | voorafgaande verheldering van de op de waarheid steunende betrekking
157 II, 2, 2,57 | begrijpelijk maakt, wijst ook op de bijbelse zin van het
158 II, 2, 2,57 | zelf. En alleen de persoon op haar beurt kent het eigen
159 II, 2, 2,57 | kent het eigen antwoord op de stem van het geweten. ~
160 II, 2, 2,58 | geweten sluit de mens niet op in een onontkoombare en
161 II, 2, 2,59 | en het kwade vermijden, op een concrete situatie toepast.
162 II, 2, 2,59 | de toepassing van de wet op het individuele geval en
163 II, 2, 2,59 | toepassing van de objectieve wet op een individueel geval”. 105 ~
164 II, 2, 2,60 | horen en uit te drukken. Op deze waarheid wordt door
165 II, 2, 3,62 | Stemt uw gedrag niet af op deze wereld. Wordt andere
166 II, 2, 3,62 | instrueert het ons metterdaad op een van de objectieve zedelijke
167 II, 2, 3,63 | waardigheid van het geweten altijd op de waarheid: in het geval
168 II, 2, 3,63 | objectieve” waarheid, die de mens op grond van zijn bestemming
169 II, 2, 3,63 | werd uitgevoerd. 108 Het op grond van een onoverkomelijke
170 II, 2, 3,63 | merkt zijn eigen fouten op? Spreek mij vrij van schuld,
171 II, 2, 3,63 | oordeel zet zijn waardigheid op het spel, wanneer het opzettelijk
172 II, 2, 3,63 | zonde blind wordt”. 109 Op de gevaren van de vervorming
173 II, 2, 3,64 | gedrag niet af te stemmen op deze wereld, maar “om ons
174 II, 2, 3,64 | zijn, maar het wel wijst op de waarheden, die het al
175 II, 3, 1,65 | bepaalde en bewuste keuze, of op het niveau van het reflectieve
176 II, 3, 1,65 | reflectieve denken, maar op “transcendente” en “athematische”
177 II, 3, 1,65 | goede (waartegenover zich op transcendent niveau de vrijheid
178 II, 3, 1,65 | deze bona, beperkt/concreet op grond van hun natuur, de
179 II, 3, 1,65 | of “verkeerd “ benoemen. Op deze manier schijnt zich
180 II, 3, 1,66 | volg Mij!” (Mt. 19, 21) -: Op deze oproep antwoordt de
181 II, 3, 1,66 | apostel Paulus roept ons op tot waakzaamheid: de vrijheid
182 II, 3, 1,66 | bedreigd. En precies dat slaat op een geloofsdaad - in de
183 II, 3, 1,67 | oproep volgend, zijn leven op zijn doel te richten en
184 II, 3, 1,67 | hoeverre ze van toepassing zijn op een bepaalde situatie, terwijl
185 II, 3, 1,68 | overeenstemmen of niet. Op grond van een aanvankelijke
186 II, 3, 2,69 | afwijzing van God, voltrokken op een niveau van vrijheid
187 II, 3, 2,70 | materie” van de doodzonde op het oog, maar noemt ook
188 II, 3, 2,70 | zielzorg gevallen, waarin een op grond van zijn materie ernstige
189 II, 3, 2,70 | ook tot iets beslist dat op ernstige wijze zedelijk
190 II, 3, 2,70 | veranderen. Zonder twijfel kunnen op psychologisch vlak veel
191 II, 3, 2,70 | invloed zouden kunnen hebben op de subjectieve schuld van
192 II, 3, 2,70 | subjectieve schuld van de zondaar. Op grond van een beschouwing
193 II, 3, 2,70 | grond van een beschouwing op psychologisch niveau kan
194 II, 3, 2,70 | zo verstaan wordt, dat ze op objectief niveau de traditionele
195 II, 3, 2,70 | het geschapene). Dit kan op directe en formele manier
196 II, 3, 2,70 | God en goddeloosheid, of op gelijkwaardige manier, zoals
197 II, 4, 1,71 | niet alleen veranderingen op in het uiterlijke gedrag
198 II, 4, 1,71 | geboorte volgt hier niet op een ingreep van buiten,
199 II, 4, 1,72 | handelingen wordt bepaald op grond van de relatie van
200 II, 4, 1,72 | die ieder wezen afstemt op zijn einddoel: Deze eeuwige
201 II, 4, 1,72 | naam “natuurwet”) alsook - op alomvattende en volmaakte
202 II, 4, 1,72 | afstemming van de persoon op haar laatste doel, dus God
203 II, 4, 1,72 | de menselijke handelingen op het waarlijk goede en het
204 II, 4, 1,72 | van de menselijke persoon op het laatste doel en de overeenstemming
205 II, 4, 1,73(123) | in wier hart de genade op een onzichtbare wijze werk.
206 II, 4, 1,73(123) | mogelijkheid schenkt om, op een wijze die aan God bekend
207 II, 4, 1,73 | van het menselijk handelen op God, het hoogste goed en
208 II, 4, 1,73 | winnen?” Maar deze afstemming op het laatste doel beweegt
209 II, 4, 1,73 | zichzelf de eigenschap toekomt, op dit doel afgestemd te kunnen
210 II, 4, 1,74 | de menselijke handelingen op God een waarborg? Van de
211 II, 4, 1,74 | moraliteit”. En juist met het oog op dit probleem hebben zich
212 II, 4, 1,74 | theorieën richten hun aandacht op de overeenstemming van de
213 II, 4, 1,75 | en voor zijn afstemming op het laatste doel van de
214 II, 4, 1,75 | oriënteert zich eerder op de erkende evenredigheid
215 II, 4, 1,75 | slechte effecten, met het oog op het “hogere goed” of het “
216 II, 4, 1,75 | morele aard zijn (betrokken op eigenlijk zedelijke waarden
217 II, 4, 1,75 | wordt genoemd (betrokken op nuttigheden en schadelijkheden,
218 II, 4, 1,75 | haar zedelijk “goedzijn” op grond van de op zedelijke
219 II, 4, 1,75 | goedzijn” op grond van de op zedelijke bona gerichte
220 II, 4, 1,75 | subject, haar “juistheid” op grond van haar voorzienbare
221 II, 4, 1,75 | slecht” te bestempelen. Op deze wijze zou een handeling
222 II, 4, 1,75 | bij de concrete handeling op het spel staande bona, zich
223 II, 4, 1,75 | staande bona, zich richt op de zedelijke waarden die
224 II, 4, 1,75 | gevolgen van de handeling op grond van de evenredigheid
225 II, 4, 2,76 | theorieën krijgen misschien op grond van hun verwantschap
226 II, 4, 2,76 | economische activiteit te ordenen op grond van de berekening
227 II, 4, 2,76 | kunnen zich niet beroepen op de katholieke morele traditie:
228 II, 4, 2,76 | daarvoor ook het martelaarschap op zich te nemen, zoals de
229 II, 4, 2,77 | duisternis verkeren? Hoe zou men op grond van dergelijke dubieuze
230 II, 4, 2,78 | met goede bedoeling, maar op nutteloze wijze handelt,
231 II, 4, 2,78 | van de vraag of dit object op God, Hem dus, die “alleen “
232 II, 4, 2,78 | nemen, voorzover gericht op de bevordering van het ware
233 II, 4, 2,78 | bezit ook de eigenschap om op het laatste doel afgestemd
234 II, 4, 2,78 | de liefde daadwerkelijk op God afstemt. In deze zin
235 II, 4, 3,79 | dat erover beslist, of zij op het goede en op het laatste
236 II, 4, 3,79 | of zij op het goede en op het laatste doel, dat God
237 II, 4, 3,80 | handelingen zijn, die zich “niet op God laten afstemmen”, omdat
238 II, 4, 3,80 | worden: Ze zijn altijd en op zichzelf reeds slecht, dat
239 II, 4, 3,80 | dat wil zeggen alleen al op grond van hun object, onafhankelijk
240 II, 4, 3,80 | en vooral de bedoelingen op de moraliteit hebben - dat “
241 II, 4, 3,80 | zij werpen meer een smet op hen die zich zo gedragen
242 II, 4, 3,80 | die zich zo gedragen dan op hen die het onrecht hebben
243 II, 4, 3,80 | handelingen en met het oog op contraceptieve praktijken,
244 II, 4, 3,81 | leer van de Heilige Schrift op. De apostel stelt categorisch
245 II, 4, 3,81 | slechte handelingen, die op zichzelf en in zichzelf
246 II, 4, 3,81 | niet af te stemmen zijn op God en op het goede van
247 II, 4, 3,81 | te stemmen zijn op God en op het goede van de menselijke
248 II, 4, 3,81 | persoon: “Wie zou met het oog op de handelingen die “van
249 II, 4, 3,82 | bedoeling dan goed, wanneer ze op het ware goed van de persoon,
250 II, 4, 3,82 | de persoon, met het oog op haar laatste doel, gericht
251 II, 4, 3,82 | De handelingen echter die op grond van hun object niet
252 II, 4, 3,82 | grond van hun object niet op God zijn af te stemmen en
253 II, 4, 3,82 | kwalificeren, zonder de bedoeling op grond waarvan deze keuze
254 III, 0, 4,84 | bovengenoemde moraaltheorieën op een bijzonder indringende
255 III, 0, 4,84 | noodzaak, dat juist met het oog op deze fundamentele vraag,
256 III, 0, 4,84 | is. Dit relativisme leidt op theologisch gebied tot wantrouwen
257 III, 0, 4,85 | Stemt uw gedrag niet af op deze wereld; wordt andere
258 III, 0, 4,85 | dat ze de blik onafgewend op de Heer Jezus richt. Zo
259 III, 0, 4,85 | en definitieve antwoord op de zedelijke probleemstellingen
260 III, 0, 4,85 | Jezus vindt ze het antwoord op de vraag die tegenwoordig
261 III, 0, 4,85 | respecteren en niet een aanval op haar vrijheid en waarde
262 III, 0, 4,85 | zelfgave en roept de leerlingen op aan deze vrijheid deel te
263 III, 0, 4,86 | die als kiem ontvangen en op een verantwoordelijke manier
264 III, 0, 4,86 | ontdekt, dat zijn vrijheid op een raadselachtige wijze
265 III, 0, 4,86 | absoluut principe van zichzelf op te werpen. “Dat gij gelijk
266 III, 0, 4,87 | kruis (vgl. Phil. 2, 6-11). Op deze wijze is de beschouwing
267 III, 0, 4,87 | dienen. In zijn commentaar op het vers uit psalm 100 “
268 III, 0, 4,87 | van je Bevrijder”. 140 ~Op deze manier is de Kerk,
269 III, 0, 5,88 | een mentaliteit die vaak op ingrijpende en verregaande
270 III, 0, 5,88 | Let er dus zorgvuldig op, hoe u uw leven leidt, niet
271 III, 0, 5,88 | beslissing, die een beroep doet op de hele existentie. Het
272 III, 0, 5,89 | verborgen blijven als ze boven op een berg ligt! Men steekt
273 III, 0, 5,89 | zetten, maar men plaatst ze op de standaard, zodat ze licht
274 III, 0, 5,89 | elke dag opnieuw zijn kruis op te nemen” (Lc. 9, 23). De
275 III, 0, 6,90 | onschendbaarheid van de mens, op wiens aangezicht de hele
276 III, 0, 6,90 | stellen zich gelijktijdig op in dienst van haar bescherming (
277 III, 0, 6,91 | bereidheid, het martelaarschap op zich te nemen, geeft ze
278 III, 0, 6,91 | de heiligheid van God. ~Op de drempel van het Nieuwe
279 III, 0, 6,91(142)| Gebed van de dag op de feestdag van de onthoofding
280 III, 0, 6,91 | vervolgingen en de dood op zich, dan dat zij een afgodische
281 III, 0, 6,92 | ontmaskert elke poging, een op zichzelf slechte handeling,
282 III, 0, 6,93 | van de wereld met het oog op de eeuwige beloning lief
283 III, 0, 6,94 | schepping aanwezige waarheid, op het gezicht van Christus
284 III, 0, 6,94 | voortreffelijk hebben gedragen, op basis van de kiem van de
285 III, 0, 7,95 | de zedelijke geboden die op zichzelf staande slechte
286 III, 0, 7,95 | schenkende liefde, dat de mens op zijn morele weg nodig heeft,
287 III, 0, 7,95 | van haar gevolgen” afzien, op basis waarvan ze “het niet
288 III, 0, 7,95 | onsterfelijke zielen, als men op geen enkele manier beperkingen
289 III, 0, 7,96 | daarom is deze dienst gericht op alle mensen: niet alleen
290 III, 0, 7,96 | alle mensen: niet alleen op het individu, maar ook op
291 III, 0, 7,96 | op het individu, maar ook op de gemeenschap als zodanig.
292 III, 0, 7,96 | wereld of de “ellendigste” is op aarde, dat maakt geen verschil:
293 III, 0, 7,97 | de zedelijke normen, en op de eerste plaats de negatieve,
294 III, 0, 7,97 | maatschappelijke samenleven zowel op nationaal als internationaal
295 III, 0, 8,98 | gevoel, dat van zijn kant op het religieuze gevoel rust
296 III, 0, 8,99 | en verloste mens. Slechts op het fundament van deze waarheid
297 III, 0, 8,99 | vernieuwde maatschappij op te bouwen en de gecompliceerde
298 III, 0, 8,99 | problemen, die deze doen beven, op te lossen: in de eerste
299 III, 0, 8,99 | voor het leven van de mens op het sociaal-economische
300 III, 0, 8,99 | leer van de Kerk - die “op het gebied van de theologie
301 III, 0, 8,100 | Catechismus van de katholieke Kerk op de eerste plaats, dat “op
302 III, 0, 8,100 | op de eerste plaats, dat “op economisch gebied het respecteren
303 III, 0, 8,100 | en hun grondrechten, ze op gewelddadige wijze tot louter
304 III, 0, 8,101 | 101. Op politiek gebied is het nodig
305 III, 0, 8,101 | ernstig gevaar af, met het oog op de ontkenning van de grondrechten
306 III, 0, 8,101 | dus de moraal - die zich op de waarheid baseert en zich
307 III, 0, 9,102 | situatie moet de mens letten op de zedelijke norm, om gehoorzaam
308 III, 0, 9,103 | eigenschappen; en toch heeft zij op goddelijke wijze de vroeger
309 III, 0, 9,103 | door de Kerk geleerde norm op zichzelf slechts een “ideaal”
310 III, 0, 9,103 | zondigt, dan is dat niet op het niet-volkomen-zijn van
311 III, 0, 9,103 | verlossingsdaad terug te voeren, maar op de wil van de mens, zich
312 III, 0, 9,104 | maatstaf voor goed en kwaad op het spel te zetten en te
313 III, 0, 9,104 | zijn gebed houdt zich niet op met zulke rechtvaardigingen,
314 III, 0, 9,105 | eigen beperktheid en zonde op te heffen, en die tegenwoordig
315 III, 0, 9,105 | afwijzen van het normbegrip op bijzondere manier tot uitdrukking
316 III, 0, 9,105 | overgelaten mens - het verlangen op naar genade en maakt de
317 III, 0, 10,106 | De ontkerstening die op hele volkeren en gemeenschappen
318 III, 0, 10,106 | tendensen treden niet eenvoudig op als pragmatische posities
319 III, 0, 10,108 | hadden; ja ze traden juist op deze machten en kwellingen
320 III, 0, 10,108 | bevorderen moet, en met het oog op het werken van de heilige
321 III, 0, 10,108 | zoals de theologie die op gang moet brengen en ontwikkelen,
322 III, 0, 11,109 | brengen” (vgl. Tim. 1, 6) op bijzondere manier door steeds
323 III, 0, 11,109 | het geloofsbegrip” staat op bijzondere wijze de “roeping”
324 III, 0, 11,109 | in staat te worden om tot op zekere hoogte ook te begrijpen
325 III, 0, 11,109 | begrijpen, als antwoord op de stem van de waarheid,
326 III, 0, 11,110 | goede schittert. Niet alleen op het gebied van het geloof,
327 III, 0, 11,110 | het leergezag van de Kerk op, welks taak het is “door
328 III, 0, 11,110 | ook die handelingen, die op basis van hun in-wezen-slecht-zijn
329 III, 0, 11,110 | van het leergezag zowel op het gebied van het dogma
330 III, 0, 11,110 | gebied van het dogma als op dat van de moraal. 175 De
331 III, 0, 11,111 | van de grootste betekenis. Op hen rust de taak, in een
332 III, 0, 11,111 | binnen de heilsgemeenschap op de goddelijke oproep moet
333 III, 0, 11,111 | goddelijke oproep moet geven. Op deze manier zal de moraaltheologie
334 III, 0, 11,112 | geloof vooral het oog gericht op de geestelijke dimensie
335 III, 0, 11,113 | zich in vertrouwen richten op de goddelijke genade, op
336 III, 0, 11,113 | op de goddelijke genade, op te voeden. ~Ook als discussies
337 III, 0, 11,113 | dat er steeds gelet wordt op het recht van de gelovigen,
338 III, 0, 11,113 | leer aan te bieden, die op geen enkele manier schade
339 III, 0, 12,114 | heel bijzonder en wezenlijk op de bisschoppen, waaraan
340 III, 0, 12,114 | kudde bedreigen waakzaam op afstand (vgl. 2 Tim 4, 1-
341 III, 0, 12,114 | gelovigen dat te leren, wat ze op weg naar de Heer brengt,
342 III, 0, 12,114 | gedaan heeft. Als antwoord op zijn vraag: Wat moet ik
343 III, 0, 12,114 | herinnering geroepen; Hij heeft op de geest en radicaliteit
344 III, 0, 12,114 | geworden. ~Dit antwoord op de vragen van de moraal
345 III, 0, 12,114 | moraal wordt door Jezus op een bijzondere manier aan
346 III, 0, 12,115 | standvastigheid van het gebod berust op de onuitputtelijke barmhartige
347 III, 0, 12,115 | met de genade van Christus op de weg naar de volheid van
348 III, 0, 12,116 | cum Petro et sub Petro, op onze trouw aan het van de
349 III, 0, 12,116 | sociale inrichtingen, die zich op de Kerk beroepen, de naam “
350 III, 0, 12,117 | komt steeds weer de vraag op, die op zekere dag de jongeman
351 III, 0, 12,117 | steeds weer de vraag op, die op zekere dag de jongeman in
352 III, 0, 12,117 | het antwoord van de Kerk op de vraag van de mens, de
353 Slot, 0, 12,118 | volgens zijn wil is, is tot op zekere hoogte het opbloeien
354 Slot, 0, 12,119 | dat de christelijke moraal op zichzelf te moeilijk is,
355 Slot, 0, 12,119 | het evangelie niet ervan op te komen voor de gecompliceerde
356 Slot, 0, 12,120 | mensgeworden Zoon van God tot op het moment van de geboorte,
357 Slot, 0, 12,120 | bruiloft van Kana in Galilea, op: “Wat Hij jullie zegt, doe
358 Slot, 0, 12,120 | alle mensen voortdurend op de morele eisen te wijzen.
359 Slot, 0, 12,120 | rechtvaardigt; want ze weet, dat op deze wijze het offer van
360 Slot, 0, 12,120 | opdat hij groeit in de hoop op God, ~“die vol barmhartigheid
361 Slot, 0, 12,120 | te Rome, bij Sint Pieter, op 6 augustus, het feest van
|