Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
99 1
a 20
aa 7
aan 352
aanbidden 2
aanbidders 1
aanbidding 2
Frequency    [«  »]
417 dat
361 op
356 met
352 aan
352 niet
322 voor
311 god
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

aan

    Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | door degehoorzaamheid aan de waarheid” (1 Petr. 1, 2 Inl, 0, 1,1 | geschaad en zijn wil, om zich aan haar te onderwerpen, verzwakt. 3 Inl, 0, 1,1 | terwijl hij zich overgeeft aan het relativisme en het scepticisme ( 4 Inl, 0, 1,1 | spoort hen veeleer ertoe aan, de pijnlijkste en beslissendste 5 Inl, 0, 1,2 | liefde de mens volledig aan de mens en ontsluit hem 6 Inl, 0, 1,2 | hele wereld uitzendt, om aan alle schepselen het evangelie 7 Inl, 0, 1,2 | leveren, allen het antwoord aan, dat komt uit de waarheid 8 Inl, 0, 1,2 | kan zij dan op een steeds aan een generatie aangepaste 9 Inl, 0, 1,3 | onmisbare hulp ter zaligheid aan hen die zonder schuld nog 10 Inl, 0, 1,3 | geraken. Alles immers wat aan goedheid en waarheid bij 11 Inl, 0, 2,4 | verkondigd, verklaard: in trouw aan hun zending, in hun strijd 12 Inl, 0, 2,4 | te vermanen” enwaarden aan te bieden”; ieder kan op 13 Inl, 0, 2,4 | de priesterseminaries en aan de theologische faculteiten 14 Inl, 0, 2,4 | Verbreid is ook de twijfel aan de nauwe en onscheidbare 15 Inl, 0, 2,5 | leven, dat het beantwoordt aan het evangelie van Christus” ( 16 Inl, 0, 2,5 | vooronderstellingen en gevolgen aan te tonen van de antwoorden 17 I, 0, 3,6 | bezit en geeft het geld aan de armen; zo zul je een 18 I, 0, 3,7 | handeling dit verlangen aan het hart; het is het stille 19 I, 0, 3,7 | is ten laatste een appel aan het absoluut goede, dat 20 I, 0, 4,8 | die de rijke jongeling aan Jezus van Nazareth richt, 21 I, 0, 4,8 | over het zedelijk handelen. Aan de oorsprong en op het hoogtepunt 22 I, 0, 5,10 | als Degene die, trouw aan zijn liefde voor de mens, 23 I, 0, 5,11 | Het goede bestaat erin, aan God te behoren, Hem te gehoorzamen, 24 I, 0, 5,11 | toebehoren van het volk Israël aan de Heer duidelijk, want 25 I, 0, 5,11 | aanbod van een deelname aan het goddelijke goedzijn, 26 I, 0, 6,12 | de nieuwe Mozes, worden aan de mensen de geboden van 27 I, 0, 6,12 | voorwaarde van het heil voor. Aan het gebod is een belofte 28 I, 0, 6,12 | Hemelrijk”, zoals Jezus aan het begin van de Bergrede - 29 I, 0, 6,12 | duidelijke overeenstemming met de aan Mozes door God op de Sinaï 30 I, 0, 6,12 | betrekking, dat deelname aan het leven van God zelf is: 31 I, 0, 6,12 | leven, beginnende deelneming aan een volheid in de navolging 32 I, 0, 6,13 | gebracht, herinnert Hij hem aan de geboden van de Decaloog, 33 I, 0, 6,13 | voor alle andere geboden om aan te geven wat voor de mens “ 34 I, 0, 6,13 | betekent. Het kan dus niet aan onze aandacht ontsnappen, 35 I, 0, 6,13 | onze aandacht ontsnappen, aan welke geboden van de wet 36 I, 0, 6,13 | grondrechten die eigen zijn aan de natuur van de menselijke 37 I, 0, 6,14 | voorrang zou willen geven aan de naastenliefde of haar 38 I, 0, 6,14 | dat alleen het gehoorzamen aan deze geboden kan leiden 39 I, 0, 6,14 | bereikt haar hoogtepunt aan het kruis, dat de verlossing 40 I, 0, 6,15 | er grotere radicaliteit aan verleent: de liefde tot 41 I, 0, 6,15 | het liefheeft, bereid is aan de hoogste eisen te voldoen. 42 I, 0, 7,16 | je bezit en geef het geld aan de armen; zo zul je een 43 I, 0, 7,17 | daarentegen het karakter aan van een aanbod: “Wanneer 44 I, 0, 7,17 | rechtvaardiging toevertrouwt aan de wet, heeft niets gemeen 45 I, 0, 7,18 | volmaakte liefde is niet aan uitverkoren groepen voorbehouden. 46 I, 0, 7,18 | je bezit en geef het geld aan de armen”, met de belofte: “ 47 I, 0, 7,18 | de uitnodiging van Jezus aan de rijke jongeling staan 48 I, 0, 8,19 | oproep richt zich vooral aan diegenen aan wie Hij een 49 I, 0, 8,19 | zich vooral aan diegenen aan wie Hij een bijzondere zending 50 I, 0, 8,19 | de Persoon van Jezus zelf aan te hangen, om zijn leven 51 I, 0, 8,19 | lot te delen, om deelname aan zijn vrije en liefhebbende 52 I, 0, 8,20 | God volledig wegschenkt aan de broeders: “Dat is mijn 53 I, 0, 8,20 | vooral zijn lijden en sterven aan het kruis zijn de levende 54 I, 0, 8,20 | zoalsgeeft ook de maat aan, waarmee Jezus bemind heeft 55 I, 0, 8,20 | offergeschenk van zijn leven aan het kruis als getuigenis 56 I, 0, 8,20 | getuigenis van zijn liefdetot aan de voleinding” (Joh. 13, 57 I, 0, 8,20 | liefde van Hem, dietot aan de voleindingbemind heeft, 58 I, 0, 8,21 | Christus te zijn betekent aan Hem gelijk worden, Hem, 59 I, 0, 8,21 | gemaakt heeft tot de zelfgave aan het kruis toe (vgl. Phil. 60 I, 0, 8,21 | zijn Heer en gelijkvormig aan Hem gemaakt. Dat is de vrucht 61 I, 0, 8,21 | radicale wijze gelijkvormig aan Christus in het paasmysterie 62 I, 0, 8,21 | 5, 16-25). De deelname aan de eucharistie, het sacrament 63 I, 0, 9,22 | bevatten, maar alleen zij, aan wie het gegeven is” (Mt. 64 I, 0, 9,22 | uit eigen beweging door aan de leerlingen: “Zoals de 65 I, 0, 9,23 | wet vereist, maar die zij aan niemand kan schenken, vindt 66 I, 0, 9,23 | belofte van het eeuwige leven aan de gave van de genade verbonden, 67 I, 0, 10 | ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” ( 68 I, 0, 10,25 | ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” ( 69 I, 0, 10,25 | Kerk. Daarom heeft de Heer aan zijn leerlingen de H. Geest 70 I, 0, 10,25 | Geest beloofd: Hij zou hen aan zijn gebodenherinneren” 71 I, 0, 10,25 | interpreteren is door Jezus aan de apostelen en hun opvolgers 72 I, 0, 10,27 | de Kerk is de door Jezus aan de apostelen toevertrouwde 73 I, 0, 10,27 | de tijden verder leidt en aan alle geslachten overdraagt. 74 I, 0, 10,27 | Heren. De Geest zelf, die aan het begin van de openbaring 75 I, 0, 10,27 | bindend te verklaren, alleen aan het levende leergezag van 76 I, 0, 10,27 | handelen. Inderdaadkomt het aan de Kerk toe, altijd en overal 77 I, 0, 10,27 | het leergezag, in trouw aan Jezus Christus en in de 78 I, 0, 10,27 | eigen oordeel en haar leer aan te bieden, om de mens op 79 II | Hoofdstuk II~“Past u niet aan de denktrant van deze wereld 80 II | denktrant van deze wereld aan!” (Rom. 12, 2) ~De Kerk 81 II, 0, 11,28 | de mens en zijn handelen aan God, aan Hem, diealleen 82 II, 0, 11,28 | en zijn handelen aan God, aan Hem, diealleen goedis; 83 II, 0, 11,28 | overwegingen steeds gedacht aan de woorden die Jezus tot 84 II, 0, 11,28 | zeggen het handelen dat aan God bevalt (vgl. 1 Thess 85 II, 0, 11,28 | ontwikkeling in de leer, analoog aan die op het gebied van de 86 II, 0, 11,29 | en die tegelijk voldoet aan de eisen van het menselijk 87 II, 0, 11,29 | de mens doordat Hij zich aan hem schenkt in Christus, 88 II, 0, 11,29 | om de leer van het geloof aan de mensen van hun tijd mee 89 II, 0, 11,29 | toepassen en die door hen in een aan het gevoelen en de vragen 90 II, 0, 11,29 | bijzonder de bisschoppen, aan wie Jezus Christus vooral 91 II, 0, 11,29 | deze inspanning dankbaar aan en moedigen de theologen 92 II, 0, 11,29 | en moedigen de theologen aan om verder te werken, bezield 93 II, 0, 11,29 | leergezag van de Kerk om aan de gelovigen een bijzonder 94 II, 0, 11,30 | bloot schijnen te staan aan dwaling, tweeduidigheid 95 II, 0, 11,30 | waarheid? Welke rol komt aan het geweten toe bij de vorming 96 II, 0, 11,30 | jongeman in het evangelie aan Jezus stelt: “Meester, wat 97 II, 0, 11,30 | vermaning van de apostel Paulus aan Timotheus aanneemt en navolgt: “ 98 II, 0, 11,30 | verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, 99 II, 0, 11,30 | evangelist, wijd u geheel aan uw dienst!” (2 Tim. 4, 1- 100 II, 0, 12,32 | uitdrukkelijk atheïstisch zijn. Aan het geweten van het individu 101 II, 0, 12,32 | gedrag; men kwam ertoe, aan het geweten van het individu 102 II, 0, 12,34 | wilde namelijk de mensaan de macht van de eigen beslissing 103 II, 0, 12,34 | waarheid te zoeken en om aan de eenmaal erkende waarheid 104 II, 0, 12,34 | Willen we deze tendensen aan een kritische toets onderwerpen, 105 II, 1, 1,35 | kwaad te beslissen niet aan de mens, maar aan God alleen 106 II, 1, 1,35 | beslissen niet aan de mens, maar aan God alleen toekomt. Zeker, 107 II, 1, 1,35 | is, de zedenwet die God aan de mensen geeft, aan te 108 II, 1, 1,35 | God aan de mensen geeft, aan te nemen. Inderdaad vindt 109 II, 1, 1,35 | aard zijn de doctrines, die aan individuen of aan sociale 110 II, 1, 1,35 | doctrines, die aan individuen of aan sociale groepen het vermogen 111 II, 1, 1,36 | en van het geloof bij het aan het licht brengen van zedelijke 112 II, 1, 1,36 | Erkend moet worden, dat aan het begin van dit streven 113 II, 1, 1,36 | slechts als verplichting aan de wil opleggen krachtens 114 II, 1, 1,36 | wet die de mens autonoom aan zichzelf gaf en die haar 115 II, 1, 1,36 | totale machtiging van God aan de mensen zou uitoefenen. 116 II, 1, 1,36 | mens door zijn verstand aan de eeuwige wet deelheeft, 117 II, 1, 1,37 | paraenesis” (aansporing - vert.) aan te bieden; die met waarlijk “ 118 II, 1, 1,37 | objectieve”, dat wil zeggen aan de concrete historische 119 II, 1, 1,37 | zal het mogelijk zijn, om aan de rechtmatige aanspraken 120 II, 1, 2 | God wilde de mensaan de macht van de eigen beslissing 121 II, 1, 2,38 | wilde namelijk de mensaan de macht van de eigen beslissing 122 II, 1, 2,38 | wonderbare diepte van de deelname aan de goddelijke heerschappij, 123 II, 1, 2,38 | mens geroepen is: ze geven aan, dat de heerschappij van 124 II, 1, 2,38 | van de mens in zekere zin aan de mens zelf raakt. Dat 125 II, 1, 2,38 | beeld bestemd, dat deelheeft aan de waardigheid en aan de 126 II, 1, 2,38 | deelheeft aan de waardigheid en aan de naam van het Oerbeeld. 65 ~ 127 II, 1, 2,38 | vrijheid in gehoorzaamheid aan de Schepper: “Bevolkt de 128 II, 1, 2,38 | aarde en onderwerpt haar aan u” (Gen. 1, 28). Vanuit 129 II, 1, 2,39 | doch ook de mens zelf werd aan zijn eigen zorg en verantwoordelijkheid 130 II, 1, 2,39 | een atheïstisch karakter aan: “Want het schepsel zinkt 131 II, 1, 2,40 | goddelijke Wijsheid is. 69 Aan het zedelijk leven ligt 132 II, 1, 2,40 | het praktische verstand aan de wijsheid van de goddelijke 133 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan God en van de onverdiende 134 II, 1, 2,41 | doordringen. De gehoorzaamheid aan God is dus niet, zoals sommigen 135 II, 1, 2,41 | leven onderworpen zou zijn aan een absolute almacht buiten 136 II, 1, 2,41 | vervreemding zijn, tegengesteld aan de goddelijke wijsheid en 137 II, 1, 2,41 | de goddelijke wijsheid en aan de waardigheid van de menselijke 138 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan de wet van God inderdaad 139 II, 1, 2,41 | en van de menselijke wil aan de wijsheid en de voorzienigheid 140 II, 1, 2,41 | onderwerpt, onderwerpt zij zich aan de waarheid van de schepping. 141 II, 1, 3,42 | door diens gehoorzaamheid aan de wet van God niet alleen 142 II, 1, 3,42 | waarheid en beantwoordt aan de waardigheid van de mens, 143 II, 1, 3,43 | maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens 144 II, 1, 3,43 | daardoor in staat is om aan de mens de juiste richting 145 II, 1, 3,43 | God de mens tot deelname aan zijn voorzienigheid, want 146 II, 1, 3,43 | voortreffelijke wijze onderworpen aan de goddelijke voorzienigheid, 147 II, 1, 3,43 | van zijn kant deel heeft aan de voorzienigheid door voor 148 II, 1, 3,43 | voorzien; daarom heeft het deel aan het eeuwige intellect, dankzij 149 II, 1, 3,43 | geboden doel: deze deelname aan de eeuwige wet in het met 150 II, 1, 3,44 | en van de menselijke wil aan Gods wijsheid en wet op 151 II, 1, 3,44 | krachtens de wet die God aan het uitverkoren volk, te 152 II, 1, 4,46 | natuurde mens volledig aan haar dynamismen te onderwerpen, 153 II, 1, 4,46 | beroepshalve zich moeten wijden aan het onderzoek van handelingen 154 II, 1, 4,46 | voorschriften, te meten aan een statistische uitwerking 155 II, 1, 4,46 | concrete menselijke gedrag en aan de meningen van de meerderheid 156 II, 1, 4,47 | zou men al te oppervlakkig aan bepaalde menselijke gedragswijzen 157 II, 1, 4,47 | geschapen, Hij heeft hemaan de macht van zijn eigen 158 II, 1, 4,48 | de opstanding beloofd is, aan de heerlijkheid zal deelhebben; 159 II, 1, 4,48 | deelhebben; ze herinneren er ook aan, dat het verstand en de 160 II, 1, 4,48 | inclusief het lichaam, helemaal aan zichzelf overgedragen en 161 II, 1, 4,49(88) | Nieuwe Testament, die velen aan het lichaam gebonden gedragingen 162 II, 1, 4,50 | fundamenteel goed van de mens is, aan morele betekenis met het 163 II, 1, 4,50 | neigingen winnen immers alleen aan zedelijke betekenis, voorzover 164 II, 1, 5,51 | menselijke persoon, is zij aan ieder met verstand begiftigd 165 II, 1, 5,51 | van de individuen en de aan allen gemeenschappelijke 166 II, 1, 5,51 | ware goede. Doordat ze zich aan de gemeenschappelijke wet 167 II, 1, 5,52 | blijvende wetten beantwoorden aan inzichten van het praktische 168 II, 1, 5,52 | zichzelf de persoonlijke, aan allen gemeenschappelijke 169 II, 1, 5,53 | verleidt sommigen ertoe, om aan de onveranderlijkheid van 170 II, 1, 5,53 | de natuurwet en daarmee aan het bestaan vanobjectieve 171 II, 1, 5,53 | zinbelijdt de Kerk, dat aan alle veranderingen veel 172 II, 1, 5,53 | verstaanbaarheid en formulering, eigen aan het denken van de gelovigen 173 II, 1, 5,53(100) | zedenleer van de Kerk is gelijk aan die van de geloofsleer: 174 II, 1, 5,53(100) | onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze tijd wordt aangepast. 175 II, 2, 1,55 | plaats de mens helpt om aan zijn persoonlijke en sociale 176 II, 2, 1,56 | beginsel matigt men zich aan om het toelaten van zogenaamde “ 177 II, 2, 1,56 | gevallen gehouden zou worden aan een bijzonder negatief gebod. ~ 178 II, 2, 2,58 | innerlijk van de mens tot aan de wortels van zijn ziel 179 II, 2, 2,60 | verboden staaft en vereist, die aan het menselijk gedrag ten 180 II, 2, 2,61 | oordeel van het geweten, dat aan de mens de verplichting 181 II, 2, 2,61 | laat zich niet afmeten aan de bevrijding van het geweten 182 II, 2, 2,61 | beslissingen, maar integendeel aan het hardnekkige zoeken naar 183 II, 2, 2,61 | zoeken naar de waarheid en aan de bereidheid om zich bij 184 II, 2, 3,62 | het geweten door gewenning aan de zonde stilaan bijna blind 185 II, 2, 3,62 | vermaning van Paulus spoort ons aan tot waakzaamheid met de 186 II, 2, 3,63 | subjectief voor waar houdt. Aan de andere kant is het nooit 187 II, 2, 3,63 | als gevolg van gewenning aan de zonde blind wordt”. 109 188 II, 2, 3,64 | vraagstukken uitspreekt, doet dus aan de gewetensvrijheid van 189 II, 2, 3,64 | leerstellige meningen, uitgeleverd aan het bedrog van de mensen” ( 190 II, 3, 1,65 | enkele beslissingen die aan het hele zedelijke leven 191 II, 3, 1,65 | zedelijk leven toekomen aan eenfundamentele optie”, 192 II, 3, 1,65 | uitdrukkelijk voorbehouden aan de transcendente dimensie 193 II, 3, 1,65 | afhankelijk orde van goed en kwaad aan de ene, en de concrete gedragswijze 194 II, 3, 1,65 | de concrete gedragswijze aan de andere kant, die pas 195 II, 3, 1,66 | zijn geheel in vrijheid aan God toevertrouwt, door zich “ 196 II, 3, 1,66 | toevertrouwt, door zichaan de zich openbarende God 197 II, 3, 1,66 | oorspronkelijke betekenis inprent, aan de moraal van het Verbond 198 II, 3, 1,67 | van God richt. Er moet dus aan vastgehouden worden, dat 199 II, 3, 1,67 | uitdrukking komt, doet geen recht aan de rationele doelgerichtheid 200 II, 3, 1,67 | doelgerichtheid die inherent is aan het handelen van de mens 201 II, 3, 1,67 | handelen van de mens en aan elk van zijn vrije keuzen. 202 II, 3, 1,67 | intentie die niet beantwoordt aan een krachtige inzet voor 203 II, 3, 1,68 | hij zich “vrijelijk geheel aan Godtoevertrouwt. 113 Door 204 II, 3, 2,69 | dagelijkse zonden te onderwerpen aan een ingrijpende herziening. 205 II, 3, 2,69 | het ook moeilijk vallen om aan te nemen, dat de mens in 206 II, 3, 2,69 | de zonde eerder te meten aan de graad waarin zij de vrijheid 207 II, 3, 2,70 | bekrachtigd, maar heeft er ook aan willen herinneren, dat iedere 208 II, 3, 2,70 | doordat hij er de voorkeur aan geeft, zich in zichzelf 209 II, 4, 1,71 | zoeken en in een toebehoren aan Hem vrij tot volle en zalige 210 II, 4, 1,71 | constateert: “Alle wezens die aan wording onderhevig zijn, 211 II, 4, 1,71 | onafgebroken onderhevig aan verandering: dat betekent, 212 II, 4, 1,72 | van Jezus en het refereren aan de geboden maken ook duidelijk, 213 II, 4, 1,73 | daden gekenmerkt wordt; aan die daden komt het toe uitdrukking 214 II, 4, 1,73 | toe uitdrukking te geven aan de bestaande of niet bestaande 215 II, 4, 1,73(123) | vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt 216 II, 4, 1,73(123) | schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie 217 II, 4, 1,73(123) | wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel te 218 II, 4, 1,73 | de vraag van de jongeman aan Jezus: “Wat voor goeds moet 219 II, 4, 1,73 | Zij veronderstelt, dat aan deze handelwijzen uit zichzelf 220 II, 4, 1,73 | Juist dat snijdt Jezus aan in het antwoord aan de rijke 221 II, 4, 1,73 | Jezus aan in het antwoord aan de rijke jongeling: “Wanneer 222 II, 4, 1,73 | verantwoordelijkis en onderworpen aan het oordeel van God, de 223 II, 4, 1,75 | geven niet genoeg aandacht aan het feit, dat de wil in 224 II, 4, 1,75 | zedelijk onderworpen zijn aan bepaalde verplichtingen, 225 II, 4, 1,75 | norm, kan dus - volgens de aan verschillende denkstromingen 226 II, 4, 1,75 | als steeds relatieve en aan uitzonderingen onderhevige 227 II, 4, 2,76 | theorieën zijn echter niet trouw aan de leer van de Kerk, wanneer 228 II, 4, 2,78 | persoon; zij houdt er echter aan vast, dat dat laatste pas 229 II, 4, 3,80 | toelichting bij zulke handelingen aan de hand van voorbeelden: “ 230 II, 4, 3,82 | handelen hangt van de trouw aan deze geboden af, die uitdrukking 231 II, 4, 3,82 | objectieve zedelijke orde135 aan te nemen en een of andere 232 II, 4, 3,83 | slecht zijn, blijft zij trouw aan de volle waarheid over de 233 III, 0, 4,84 | slechts de vrijheid, die zich aan de waarheid onderwerpt, 234 III, 0, 4,84 | de bijzondere eisen die aan de zending van de Kerk gesteld 235 III, 0, 4,84 | ook tegenwoordig zichtbaar aan de troosteloze radeloosheid 236 III, 0, 4,84 | er in feite niet meer er aan vast houdt dat de wet van 237 III, 0, 4,85 | hoe kan de gehoorzaamheid aan de algemene en onveranderlijke 238 III, 0, 4,85 | de apostel Paulus van de aan hem gegeven zending had: “ 239 III, 0, 4,85 | en roept de leerlingen op aan deze vrijheid deel te nemen. ~ 240 III, 0, 4,86 | geroepen heeft door deelname aan het goddelijke leven zelf 241 III, 0, 4,86 | inderdaad er vaak de voorkeur aan geeft, eindige, begrensde 242 III, 0, 4,86 | werpen. “Dat gij gelijk aan God zult worden” (Gen. 3, 243 III, 0, 4,87 | geeft in zijn gehoorzaamheid aan de Vader zijn leven aan 244 III, 0, 4,87 | aan de Vader zijn leven aan het kruis (vgl. Phil. 2, 245 III, 0, 4,87 | begrijpen: de zelfgave in dienst aan God en de broeders. De gemeenschap 246 III, 0, 4,87 | geroepen, deel te nemen aan het koninkrijk van Christus 247 III, 0, 4,87 | koninkrijk van Christus aan het kruis (vgl. Joh. 12, 248 III, 0, 4,87 | kruis (vgl. Joh. 12, 32), aan de genade en aan de verantwoordelijkheid 249 III, 0, 4,87 | 12, 32), aan de genade en aan de verantwoordelijkheid 250 III, 0, 4,87 | onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de wil van God. Zijn gekruisigd 251 III, 0, 5,88 | een levende herinnering aan zijn geboden, een waarheid, 252 III, 0, 5,88 | vertrouwen en van zich geven aan Christus en geeft ons een 253 III, 0, 5,89 | kent maar zich niet stoort aan zijn geboden, is een leugenaar, 254 III, 0, 5,89 | in hem. Wie zich echter aan zijn woord houdt, in hem 255 III, 0, 5,89 | steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat 256 III, 0, 5,89 | Jezus het gedaan heeft, die aan het kruisvan de Kerk gehouden 257 III, 0, 5,89 | Over het voorbeeld van de aan het kruis stervende Jezus 258 III, 0, 5,89 | stervende Jezus schrijft Paulus aan de christenen van Ephese: “ 259 III, 0, 6,91 | getuigenissen van trouw aan de heilige wet van God tegen, 260 III, 0, 6,91 | het niet, dan zal ik niet aan uw handen ontsnappen. Maar 261 III, 0, 6,91 | Susanna, die er de voorkeur aan geeft “onschuldig” in de 262 III, 0, 6,91 | zich te nemen, geeft ze aan dat het niet rechtvaardig 263 III, 0, 6,91 | bloed werd degene gedoopt, aan wie het ten deel gevallen 264 III, 0, 6,91 | gedaan had, hun leven toe aan de Vader en stelden het 265 III, 0, 6,91 | verdedigd hebben of de voorkeur aan de dood boven ook maar een 266 III, 0, 6,91 | inhoudt, dat men zich houdt aan de geboden en weigert deze 267 III, 0, 6,93 | met de dood betuigde trouw aan de heilige wetten van God 268 III, 0, 6,93 | een levend verwijt worden aan al degenen die de wet overschrijden ( 269 III, 0, 6,93 | moeilijkheden, die de trouw aan de absoluutheid van de zedelijke 270 III, 0, 7,95 | een onverdraaglijk gebrek aan toegeeflijkheid bekritiseerd, 271 III, 0, 7,95 | Deze zou het, zo zegt men, aan begrip en barmhartigheid 272 III, 0, 7,95 | geschapen en niet overgelaten aan haar willekeur. In gehoorzaamheid 273 III, 0, 7,95 | willekeur. In gehoorzaamheid aan de waarheid, die Christus 274 III, 0, 7,95 | zedelijke norm en legt haar aan alle mensen van goede wil 275 III, 0, 7,95 | Christus bereikt, en als dienst aan de mensen, aan de groei 276 III, 0, 7,95 | als dienst aan de mensen, aan de groei van zijn vrijheid 277 III, 0, 7,95 | groei van zijn vrijheid en aan het bereiken van zijn zaligheid 278 III, 0, 7,95 | manier beperkingen oplegt aan de heilzame leer van Christus. 279 III, 0, 7,96 | Alleen in gehoorzaamheid aan de universele zedelijke 280 III, 0, 7,97 | jongeman uit het evangelie aan herinnert (vgl. Mt. 19, 281 III, 0, 8,98 | leren, kan men gemakkelijk aan de wortels van deze situaties 282 III, 0, 8,100 | matigheid vraagt, om de hechting aan de goederen van deze wereld 283 III, 0, 8,101 | Als men zich er niet aan houdt, breekt het fundament 284 III, 0, 8,101 | steeds meer, bedreigd en aan het verval prijsgegeven ( 285 III, 0, 8,101 | ethisch relativisme, dat aan de burgerlijke samenleving 286 III, 0, 8,101 | leidt en er oriëntering aan geeft, dan kunnen de ideeën 287 III, 0, 9 | Genade en gehoorzaamheid aan de wet van God~ 288 III, 0, 9,102 | norm, om gehoorzaam te zijn aan het heilige gebod ~van God 289 III, 0, 9,103 | zijn, dat, zoals men zegt, aan de concrete mogelijkheden 290 III, 0, 9,103 | mens, zich te onttrekken aan de genade die uit deze daad 291 III, 0, 9,103 | van God is zeker aangepast aan de mogelijkheden van de 292 III, 0, 9,103 | mogelijkheden van de mens, aan wie de heilige Geest geschonken 293 III, 0, 9,104 | 104. In deze context wordt aan het erbarmen van God met 294 III, 0, 9,104 | en te vervalsen, om hem aan de omstandigheden aan te 295 III, 0, 9,104 | hem aan de omstandigheden aan te passen. Terwijl het menselijk 296 III, 0, 9,104 | maatschappij, omdat ze leert, dat aan de objectiviteit van de 297 III, 0, 9,105 | poging, de zedelijke norm aan te passen aan eigen mogelijkheden 298 III, 0, 9,105 | zedelijke norm aan te passen aan eigen mogelijkheden en de 299 III, 0, 9,105 | zedelijke krachten van de aan zichzelf overgelaten mens - 300 III, 0, 9,105 | Hetzelfde besef treffen we aan in het volgende gebed van 301 III, 0, 10,106 | verkondigt het evangelie aan heel de schepping” (Mc. 302 III, 0, 10,106 | een zeer grote uitdaging aan de nieuwe evangelisatie 303 III, 0, 10,106 | evangelisatie dat wil zeggen aan de verkondiging van het 304 III, 0, 10,106 | zedelijke gevoel: en dat aan de ene kant door de ontbrekende 305 III, 0, 10,106 | moraal van het evangelie, en aan de andere kant vanwege de 306 III, 0, 10,106(166)| Toespraak aan de bisschoppen van CELAM ( 307 III, 0, 10,107 | geloofsgetuigenis en een impuls om dat aan de anderen mee te delen, 308 III, 0, 10,107 | eucharistie: Want door de deelname aan het kruisoffer heeft de 309 III, 0, 10,107 | van de genade gehoorzaamt aan de nieuwe wet van de heilige 310 III, 0, 10,108 | 108. Aan de oorsprong van de nieuwe 311 III, 0, 10,108 | nooit mogelijk zijn “.167 Aan de Geest van Jezus die door 312 III, 0, 10,108 | juist deze Geest schenkt en aan de Kerk als bruid van Christus 313 III, 0, 10,108 | gemeenschap van de gelovigen, aan de reflectie over het zedelijke 314 III, 0, 11,109 | de hele Kerk geroepen die aan het munus propheticum van 315 III, 0, 11,109 | appelleert vanuit zijn natuur aan het verstand, want het onthult 316 III, 0, 11,109 | apostel (vgl. 1 Petr. 3, 15) aan degenen die vraagt naar 317 III, 0, 11,109 | verantwoordelijk deelnemen aan en horen bij de Kerk als “ 318 III, 0, 11,109 | en zich ontplooien, zoals aan deze Kerk en haar geloofsleven 319 III, 0, 11,110 | door de liefde geleid, zich aan de waarheid houdt” (vgl. 320 III, 0, 11,110 | de priesterseminaries en aan de theologische faculteiten 321 III, 0, 11,110 | rust, steeds duidelijker aan te bieden. ~ 322 III, 0, 11,111 | en natuurwetenschap, niet aan het produkt van empirisch-formele 323 III, 0, 11,111 | de moraaltheologie steeds aan de oorspronkelijke vraag 324 III, 0, 11,112 | technische cultuur, die aan de gevaren van relativisme, 325 III, 0, 11,112 | herders als tegengesteld aan de wet van is verklaard, 326 III, 0, 11,112 | moraaltheologie in trouw aan de bovennatuurlijke zin 327 III, 0, 11,112 | herinnert hen bovendien aan de vreugde van de vergeving, 328 III, 0, 11,113 | inspannen, om dit Volk een leer aan te bieden, die op geen enkele 329 III, 0, 11,113 | geen enkele manier schade aan de geloofsleer berokkent”. 177 ~ 330 III, 0, 11,113(177)| bijzonder nr. 32-39, die aan het probleem van het meningsverschil 331 III, 0, 12,114 | leraren. Ze verkondigen het aan hen toevertrouwde volk de 332 III, 0, 12,114 | van deze leer is bezegeld aan het kruis in het bloed van 333 III, 0, 12,114 | op een bijzondere manier aan ons bisschoppen van de Kerk 334 III, 0, 12,114 | middel tot gehoorzaamheid aan de heilige wetten van God 335 III, 0, 12,114 | gelovigen sterken, opdat ze aan de eisen die het geloof 336 III, 0, 12,115 | zo in de gehoorzaamheid aan de zedenleer een genade 337 III, 0, 12,115 | hier mee in gehoorzaamheid aan het woord van de Heer, die 338 III, 0, 12,116 | sub Petro, op onze trouw aan het van de apostelen ontvangen 339 III, 0, 12,116 | geval van ernstig gebrek aan overeenstemming, de erkenning 340 III, 0, 12,117 | jongeman in het evangelie aan Jezus stelde: “Meester wat 341 III, 0, 12,117 | dat iedereen deze vraag aan degoedeMeester richt, 342 III, 0, 12,117 | antwoorden kan. En als christenen aan Hem een vraag stellen die 343 III, 0, 12,117 | Waarheid. ~Als de mensen aan de Kerk gewetensvragen stellen, 344 Slot, 0, 12,118 | ethiek en moraaltheologie toe aan Maria de Moeder Gods en 345 Slot, 0, 12,119 | van Jezus Christus, zich aan Hem over te geven, zich 346 Slot, 0, 12,119 | bewaren (vgl. Ps. 86, 11). Aan de andere kant ontslaat 347 Slot, 0, 12,119 | Christus houdt, houdt zich aan de geboden (vgl. Joh. 14, 348 Slot, 0, 12,120 | mensheid toevertrouwt. Als zij aan de voet van het kruis Johannes 349 Slot, 0, 12,120 | vrijheid, doordat ze zich aan God geeft en in zich de 350 Slot, 0, 12,120 | het plan van God, die zich aan de mensen geeft. Terwijl 351 Slot, 0, 12,120 | mens uit, deze wijsheid aan te nemen. Ook ons draagt 352 Slot, 0, 12,120 | liefde. Juist daarom staat ze aan de kant van de waarheid


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License