Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | door de “gehoorzaamheid aan de waarheid” (1 Petr. 1,
2 Inl, 0, 1,1 | geschaad en zijn wil, om zich aan haar te onderwerpen, verzwakt.
3 Inl, 0, 1,1 | terwijl hij zich overgeeft aan het relativisme en het scepticisme (
4 Inl, 0, 1,1 | spoort hen veeleer ertoe aan, de pijnlijkste en beslissendste
5 Inl, 0, 1,2 | liefde de mens volledig aan de mens en ontsluit hem
6 Inl, 0, 1,2 | hele wereld uitzendt, om aan alle schepselen het evangelie
7 Inl, 0, 1,2 | leveren, allen het antwoord aan, dat komt uit de waarheid
8 Inl, 0, 1,2 | kan zij dan op een steeds aan een generatie aangepaste
9 Inl, 0, 1,3 | onmisbare hulp ter zaligheid aan hen die zonder schuld nog
10 Inl, 0, 1,3 | geraken. Alles immers wat aan goedheid en waarheid bij
11 Inl, 0, 2,4 | verkondigd, verklaard: in trouw aan hun zending, in hun strijd
12 Inl, 0, 2,4 | te vermanen” en “waarden aan te bieden”; ieder kan op
13 Inl, 0, 2,4 | de priesterseminaries en aan de theologische faculteiten
14 Inl, 0, 2,4 | Verbreid is ook de twijfel aan de nauwe en onscheidbare
15 Inl, 0, 2,5 | leven, dat het beantwoordt aan het evangelie van Christus” (
16 Inl, 0, 2,5 | vooronderstellingen en gevolgen aan te tonen van de antwoorden
17 I, 0, 3,6 | bezit en geeft het geld aan de armen; zo zul je een
18 I, 0, 3,7 | handeling dit verlangen aan het hart; het is het stille
19 I, 0, 3,7 | is ten laatste een appel aan het absoluut goede, dat
20 I, 0, 4,8 | die de rijke jongeling aan Jezus van Nazareth richt,
21 I, 0, 4,8 | over het zedelijk handelen. Aan de oorsprong en op het hoogtepunt
22 I, 0, 5,10 | als Degene die, trouw aan zijn liefde voor de mens,
23 I, 0, 5,11 | Het goede bestaat erin, aan God te behoren, Hem te gehoorzamen,
24 I, 0, 5,11 | toebehoren van het volk Israël aan de Heer duidelijk, want
25 I, 0, 5,11 | aanbod van een deelname aan het goddelijke goedzijn,
26 I, 0, 6,12 | de nieuwe Mozes, worden aan de mensen de geboden van
27 I, 0, 6,12 | voorwaarde van het heil voor. Aan het gebod is een belofte
28 I, 0, 6,12 | Hemelrijk”, zoals Jezus aan het begin van de Bergrede -
29 I, 0, 6,12 | duidelijke overeenstemming met de aan Mozes door God op de Sinaï
30 I, 0, 6,12 | betrekking, dat deelname aan het leven van God zelf is:
31 I, 0, 6,12 | leven, beginnende deelneming aan een volheid in de navolging
32 I, 0, 6,13 | gebracht, herinnert Hij hem aan de geboden van de Decaloog,
33 I, 0, 6,13 | voor alle andere geboden om aan te geven wat voor de mens “
34 I, 0, 6,13 | betekent. Het kan dus niet aan onze aandacht ontsnappen,
35 I, 0, 6,13 | onze aandacht ontsnappen, aan welke geboden van de wet
36 I, 0, 6,13 | grondrechten die eigen zijn aan de natuur van de menselijke
37 I, 0, 6,14 | voorrang zou willen geven aan de naastenliefde of haar
38 I, 0, 6,14 | dat alleen het gehoorzamen aan deze geboden kan leiden
39 I, 0, 6,14 | bereikt haar hoogtepunt aan het kruis, dat de verlossing
40 I, 0, 6,15 | er grotere radicaliteit aan verleent: de liefde tot
41 I, 0, 6,15 | het liefheeft, bereid is aan de hoogste eisen te voldoen.
42 I, 0, 7,16 | je bezit en geef het geld aan de armen; zo zul je een
43 I, 0, 7,17 | daarentegen het karakter aan van een aanbod: “Wanneer
44 I, 0, 7,17 | rechtvaardiging toevertrouwt aan de wet, heeft niets gemeen
45 I, 0, 7,18 | volmaakte liefde is niet aan uitverkoren groepen voorbehouden.
46 I, 0, 7,18 | je bezit en geef het geld aan de armen”, met de belofte: “
47 I, 0, 7,18 | de uitnodiging van Jezus aan de rijke jongeling staan
48 I, 0, 8,19 | oproep richt zich vooral aan diegenen aan wie Hij een
49 I, 0, 8,19 | zich vooral aan diegenen aan wie Hij een bijzondere zending
50 I, 0, 8,19 | de Persoon van Jezus zelf aan te hangen, om zijn leven
51 I, 0, 8,19 | lot te delen, om deelname aan zijn vrije en liefhebbende
52 I, 0, 8,20 | God volledig wegschenkt aan de broeders: “Dat is mijn
53 I, 0, 8,20 | vooral zijn lijden en sterven aan het kruis zijn de levende
54 I, 0, 8,20 | zoals” geeft ook de maat aan, waarmee Jezus bemind heeft
55 I, 0, 8,20 | offergeschenk van zijn leven aan het kruis als getuigenis
56 I, 0, 8,20 | getuigenis van zijn liefde “tot aan de voleinding” (Joh. 13,
57 I, 0, 8,20 | liefde van Hem, die “tot aan de voleinding” bemind heeft,
58 I, 0, 8,21 | Christus te zijn betekent aan Hem gelijk worden, Hem,
59 I, 0, 8,21 | gemaakt heeft tot de zelfgave aan het kruis toe (vgl. Phil.
60 I, 0, 8,21 | zijn Heer en gelijkvormig aan Hem gemaakt. Dat is de vrucht
61 I, 0, 8,21 | radicale wijze gelijkvormig aan Christus in het paasmysterie
62 I, 0, 8,21 | 5, 16-25). De deelname aan de eucharistie, het sacrament
63 I, 0, 9,22 | bevatten, maar alleen zij, aan wie het gegeven is” (Mt.
64 I, 0, 9,22 | uit eigen beweging door aan de leerlingen: “Zoals de
65 I, 0, 9,23 | wet vereist, maar die zij aan niemand kan schenken, vindt
66 I, 0, 9,23 | belofte van het eeuwige leven aan de gave van de genade verbonden,
67 I, 0, 10 | ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (
68 I, 0, 10,25 | ben met u alle dagen tot aan de voleinding der wereld” (
69 I, 0, 10,25 | Kerk. Daarom heeft de Heer aan zijn leerlingen de H. Geest
70 I, 0, 10,25 | Geest beloofd: Hij zou hen aan zijn geboden “herinneren”
71 I, 0, 10,25 | interpreteren is door Jezus aan de apostelen en hun opvolgers
72 I, 0, 10,27 | de Kerk is de door Jezus aan de apostelen toevertrouwde
73 I, 0, 10,27 | de tijden verder leidt en aan alle geslachten overdraagt.
74 I, 0, 10,27 | Heren. De Geest zelf, die aan het begin van de openbaring
75 I, 0, 10,27 | bindend te verklaren, alleen aan het levende leergezag van
76 I, 0, 10,27 | handelen. Inderdaad “komt het aan de Kerk toe, altijd en overal
77 I, 0, 10,27 | het leergezag, in trouw aan Jezus Christus en in de
78 I, 0, 10,27 | eigen oordeel en haar leer aan te bieden, om de mens op
79 II | Hoofdstuk II~“Past u niet aan de denktrant van deze wereld
80 II | denktrant van deze wereld aan!” (Rom. 12, 2) ~De Kerk
81 II, 0, 11,28 | de mens en zijn handelen aan God, aan Hem, die “alleen
82 II, 0, 11,28 | en zijn handelen aan God, aan Hem, die “alleen goed” is;
83 II, 0, 11,28 | overwegingen steeds gedacht aan de woorden die Jezus tot
84 II, 0, 11,28 | zeggen het handelen dat aan God bevalt (vgl. 1 Thess
85 II, 0, 11,28 | ontwikkeling in de leer, analoog aan die op het gebied van de
86 II, 0, 11,29 | en die tegelijk voldoet aan de eisen van het menselijk
87 II, 0, 11,29 | de mens doordat Hij zich aan hem schenkt in Christus,
88 II, 0, 11,29 | om de leer van het geloof aan de mensen van hun tijd mee
89 II, 0, 11,29 | toepassen en die door hen in een aan het gevoelen en de vragen
90 II, 0, 11,29 | bijzonder de bisschoppen, aan wie Jezus Christus vooral
91 II, 0, 11,29 | deze inspanning dankbaar aan en moedigen de theologen
92 II, 0, 11,29 | en moedigen de theologen aan om verder te werken, bezield
93 II, 0, 11,29 | leergezag van de Kerk om aan de gelovigen een bijzonder
94 II, 0, 11,30 | bloot schijnen te staan aan dwaling, tweeduidigheid
95 II, 0, 11,30 | waarheid? Welke rol komt aan het geweten toe bij de vorming
96 II, 0, 11,30 | jongeman in het evangelie aan Jezus stelt: “Meester, wat
97 II, 0, 11,30 | vermaning van de apostel Paulus aan Timotheus aanneemt en navolgt: “
98 II, 0, 11,30 | verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg,
99 II, 0, 11,30 | evangelist, wijd u geheel aan uw dienst!” (2 Tim. 4, 1-
100 II, 0, 12,32 | uitdrukkelijk atheïstisch zijn. Aan het geweten van het individu
101 II, 0, 12,32 | gedrag; men kwam ertoe, aan het geweten van het individu
102 II, 0, 12,34 | wilde namelijk de mens “aan de macht van de eigen beslissing
103 II, 0, 12,34 | waarheid te zoeken en om aan de eenmaal erkende waarheid
104 II, 0, 12,34 | Willen we deze tendensen aan een kritische toets onderwerpen,
105 II, 1, 1,35 | kwaad te beslissen niet aan de mens, maar aan God alleen
106 II, 1, 1,35 | beslissen niet aan de mens, maar aan God alleen toekomt. Zeker,
107 II, 1, 1,35 | is, de zedenwet die God aan de mensen geeft, aan te
108 II, 1, 1,35 | God aan de mensen geeft, aan te nemen. Inderdaad vindt
109 II, 1, 1,35 | aard zijn de doctrines, die aan individuen of aan sociale
110 II, 1, 1,35 | doctrines, die aan individuen of aan sociale groepen het vermogen
111 II, 1, 1,36 | en van het geloof bij het aan het licht brengen van zedelijke
112 II, 1, 1,36 | Erkend moet worden, dat aan het begin van dit streven
113 II, 1, 1,36 | slechts als verplichting aan de wil opleggen krachtens
114 II, 1, 1,36 | wet die de mens autonoom aan zichzelf gaf en die haar
115 II, 1, 1,36 | totale machtiging van God aan de mensen zou uitoefenen.
116 II, 1, 1,36 | mens door zijn verstand aan de eeuwige wet deelheeft,
117 II, 1, 1,37 | paraenesis” (aansporing - vert.) aan te bieden; die met waarlijk “
118 II, 1, 1,37 | objectieve”, dat wil zeggen aan de concrete historische
119 II, 1, 1,37 | zal het mogelijk zijn, om aan de rechtmatige aanspraken
120 II, 1, 2 | God wilde de mens “aan de macht van de eigen beslissing
121 II, 1, 2,38 | wilde namelijk de mens “aan de macht van de eigen beslissing
122 II, 1, 2,38 | wonderbare diepte van de deelname aan de goddelijke heerschappij,
123 II, 1, 2,38 | mens geroepen is: ze geven aan, dat de heerschappij van
124 II, 1, 2,38 | van de mens in zekere zin aan de mens zelf raakt. Dat
125 II, 1, 2,38 | beeld bestemd, dat deelheeft aan de waardigheid en aan de
126 II, 1, 2,38 | deelheeft aan de waardigheid en aan de naam van het Oerbeeld. 65 ~
127 II, 1, 2,38 | vrijheid in gehoorzaamheid aan de Schepper: “Bevolkt de
128 II, 1, 2,38 | aarde en onderwerpt haar aan u” (Gen. 1, 28). Vanuit
129 II, 1, 2,39 | doch ook de mens zelf werd aan zijn eigen zorg en verantwoordelijkheid
130 II, 1, 2,39 | een atheïstisch karakter aan: “Want het schepsel zinkt
131 II, 1, 2,40 | goddelijke Wijsheid is. 69 Aan het zedelijk leven ligt
132 II, 1, 2,40 | het praktische verstand aan de wijsheid van de goddelijke
133 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan God en van de onverdiende
134 II, 1, 2,41 | doordringen. De gehoorzaamheid aan God is dus niet, zoals sommigen
135 II, 1, 2,41 | leven onderworpen zou zijn aan een absolute almacht buiten
136 II, 1, 2,41 | vervreemding zijn, tegengesteld aan de goddelijke wijsheid en
137 II, 1, 2,41 | de goddelijke wijsheid en aan de waardigheid van de menselijke
138 II, 1, 2,41 | gehoorzaamheid van de mens aan de wet van God inderdaad
139 II, 1, 2,41 | en van de menselijke wil aan de wijsheid en de voorzienigheid
140 II, 1, 2,41 | onderwerpt, onderwerpt zij zich aan de waarheid van de schepping.
141 II, 1, 3,42 | door diens gehoorzaamheid aan de wet van God niet alleen
142 II, 1, 3,42 | waarheid en beantwoordt aan de waardigheid van de mens,
143 II, 1, 3,43 | maakt de mens deelachtig aan zijn wet, zodat de mens
144 II, 1, 3,43 | daardoor in staat is om aan de mens de juiste richting
145 II, 1, 3,43 | God de mens tot deelname aan zijn voorzienigheid, want
146 II, 1, 3,43 | voortreffelijke wijze onderworpen aan de goddelijke voorzienigheid,
147 II, 1, 3,43 | van zijn kant deel heeft aan de voorzienigheid door voor
148 II, 1, 3,43 | voorzien; daarom heeft het deel aan het eeuwige intellect, dankzij
149 II, 1, 3,43 | geboden doel: deze deelname aan de eeuwige wet in het met
150 II, 1, 3,44 | en van de menselijke wil aan Gods wijsheid en wet op
151 II, 1, 3,44 | krachtens de wet die God aan het uitverkoren volk, te
152 II, 1, 4,46 | natuur” de mens volledig aan haar dynamismen te onderwerpen,
153 II, 1, 4,46 | beroepshalve zich moeten wijden aan het onderzoek van handelingen
154 II, 1, 4,46 | voorschriften, te meten aan een statistische uitwerking
155 II, 1, 4,46 | concrete menselijke gedrag en aan de meningen van de meerderheid
156 II, 1, 4,47 | zou men al te oppervlakkig aan bepaalde menselijke gedragswijzen
157 II, 1, 4,47 | geschapen, Hij heeft hem “aan de macht van zijn eigen
158 II, 1, 4,48 | de opstanding beloofd is, aan de heerlijkheid zal deelhebben;
159 II, 1, 4,48 | deelhebben; ze herinneren er ook aan, dat het verstand en de
160 II, 1, 4,48 | inclusief het lichaam, helemaal aan zichzelf overgedragen en
161 II, 1, 4,49(88) | Nieuwe Testament, die velen aan het lichaam gebonden gedragingen
162 II, 1, 4,50 | fundamenteel goed van de mens is, aan morele betekenis met het
163 II, 1, 4,50 | neigingen winnen immers alleen aan zedelijke betekenis, voorzover
164 II, 1, 5,51 | menselijke persoon, is zij aan ieder met verstand begiftigd
165 II, 1, 5,51 | van de individuen en de aan allen gemeenschappelijke
166 II, 1, 5,51 | ware goede. Doordat ze zich aan de gemeenschappelijke wet
167 II, 1, 5,52 | blijvende wetten beantwoorden aan inzichten van het praktische
168 II, 1, 5,52 | zichzelf de persoonlijke, aan allen gemeenschappelijke
169 II, 1, 5,53 | verleidt sommigen ertoe, om aan de onveranderlijkheid van
170 II, 1, 5,53 | de natuurwet en daarmee aan het bestaan van “objectieve
171 II, 1, 5,53 | zin “belijdt de Kerk, dat aan alle veranderingen veel
172 II, 1, 5,53 | verstaanbaarheid en formulering, eigen aan het denken van de gelovigen
173 II, 1, 5,53(100) | zedenleer van de Kerk is gelijk aan die van de geloofsleer:
174 II, 1, 5,53(100) | onderzoeken en verklaren, dat zij aan onze tijd wordt aangepast.
175 II, 2, 1,55 | plaats de mens helpt om aan zijn persoonlijke en sociale
176 II, 2, 1,56 | beginsel matigt men zich aan om het toelaten van zogenaamde “
177 II, 2, 1,56 | gevallen gehouden zou worden aan een bijzonder negatief gebod. ~
178 II, 2, 2,58 | innerlijk van de mens tot aan de wortels van zijn ziel
179 II, 2, 2,60 | verboden staaft en vereist, die aan het menselijk gedrag ten
180 II, 2, 2,61 | oordeel van het geweten, dat aan de mens de verplichting
181 II, 2, 2,61 | laat zich niet afmeten aan de bevrijding van het geweten
182 II, 2, 2,61 | beslissingen, maar integendeel aan het hardnekkige zoeken naar
183 II, 2, 2,61 | zoeken naar de waarheid en aan de bereidheid om zich bij
184 II, 2, 3,62 | het geweten door gewenning aan de zonde stilaan bijna blind
185 II, 2, 3,62 | vermaning van Paulus spoort ons aan tot waakzaamheid met de
186 II, 2, 3,63 | subjectief voor waar houdt. Aan de andere kant is het nooit
187 II, 2, 3,63 | als gevolg van gewenning aan de zonde blind wordt”. 109
188 II, 2, 3,64 | vraagstukken uitspreekt, doet dus aan de gewetensvrijheid van
189 II, 2, 3,64 | leerstellige meningen, uitgeleverd aan het bedrog van de mensen” (
190 II, 3, 1,65 | enkele beslissingen die aan het hele zedelijke leven
191 II, 3, 1,65 | zedelijk leven toekomen aan een “fundamentele optie”,
192 II, 3, 1,65 | uitdrukkelijk voorbehouden aan de transcendente dimensie
193 II, 3, 1,65 | afhankelijk orde van goed en kwaad aan de ene, en de concrete gedragswijze
194 II, 3, 1,65 | de concrete gedragswijze aan de andere kant, die pas
195 II, 3, 1,66 | zijn geheel in vrijheid aan God toevertrouwt, door zich “
196 II, 3, 1,66 | toevertrouwt, door zich “aan de zich openbarende God
197 II, 3, 1,66 | oorspronkelijke betekenis inprent, aan de moraal van het Verbond
198 II, 3, 1,67 | van God richt. Er moet dus aan vastgehouden worden, dat
199 II, 3, 1,67 | uitdrukking komt, doet geen recht aan de rationele doelgerichtheid
200 II, 3, 1,67 | doelgerichtheid die inherent is aan het handelen van de mens
201 II, 3, 1,67 | handelen van de mens en aan elk van zijn vrije keuzen.
202 II, 3, 1,67 | intentie die niet beantwoordt aan een krachtige inzet voor
203 II, 3, 1,68 | hij zich “vrijelijk geheel aan God” toevertrouwt. 113 Door
204 II, 3, 2,69 | dagelijkse zonden te onderwerpen aan een ingrijpende herziening.
205 II, 3, 2,69 | het ook moeilijk vallen om aan te nemen, dat de mens in
206 II, 3, 2,69 | de zonde eerder te meten aan de graad waarin zij de vrijheid
207 II, 3, 2,70 | bekrachtigd, maar heeft er ook aan willen herinneren, dat iedere
208 II, 3, 2,70 | doordat hij er de voorkeur aan geeft, zich in zichzelf
209 II, 4, 1,71 | zoeken en in een toebehoren aan Hem vrij tot volle en zalige
210 II, 4, 1,71 | constateert: “Alle wezens die aan wording onderhevig zijn,
211 II, 4, 1,71 | onafgebroken onderhevig aan verandering: dat betekent,
212 II, 4, 1,72 | van Jezus en het refereren aan de geboden maken ook duidelijk,
213 II, 4, 1,73 | daden gekenmerkt wordt; aan die daden komt het toe uitdrukking
214 II, 4, 1,73 | toe uitdrukking te geven aan de bestaande of niet bestaande
215 II, 4, 1,73(123) | vasthouden, dat de Heilige Geest aan allen de mogelijkheid schenkt
216 II, 4, 1,73(123) | schenkt om, op een wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie
217 II, 4, 1,73(123) | wijze die aan God bekend is, aan dit paasmysterie deel te
218 II, 4, 1,73 | de vraag van de jongeman aan Jezus: “Wat voor goeds moet
219 II, 4, 1,73 | Zij veronderstelt, dat aan deze handelwijzen uit zichzelf
220 II, 4, 1,73 | Juist dat snijdt Jezus aan in het antwoord aan de rijke
221 II, 4, 1,73 | Jezus aan in het antwoord aan de rijke jongeling: “Wanneer
222 II, 4, 1,73 | verantwoordelijk” is en onderworpen aan het oordeel van God, de
223 II, 4, 1,75 | geven niet genoeg aandacht aan het feit, dat de wil in
224 II, 4, 1,75 | zedelijk onderworpen zijn aan bepaalde verplichtingen,
225 II, 4, 1,75 | norm, kan dus - volgens de aan verschillende denkstromingen
226 II, 4, 1,75 | als steeds relatieve en aan uitzonderingen onderhevige
227 II, 4, 2,76 | theorieën zijn echter niet trouw aan de leer van de Kerk, wanneer
228 II, 4, 2,78 | persoon; zij houdt er echter aan vast, dat dat laatste pas
229 II, 4, 3,80 | toelichting bij zulke handelingen aan de hand van voorbeelden: “
230 II, 4, 3,82 | handelen hangt van de trouw aan deze geboden af, die uitdrukking
231 II, 4, 3,82 | objectieve zedelijke orde” 135 aan te nemen en een of andere
232 II, 4, 3,83 | slecht zijn, blijft zij trouw aan de volle waarheid over de
233 III, 0, 4,84 | slechts de vrijheid, die zich aan de waarheid onderwerpt,
234 III, 0, 4,84 | de bijzondere eisen die aan de zending van de Kerk gesteld
235 III, 0, 4,84 | ook tegenwoordig zichtbaar aan de troosteloze radeloosheid
236 III, 0, 4,84 | er in feite niet meer er aan vast houdt dat de wet van
237 III, 0, 4,85 | hoe kan de gehoorzaamheid aan de algemene en onveranderlijke
238 III, 0, 4,85 | de apostel Paulus van de aan hem gegeven zending had: “
239 III, 0, 4,85 | en roept de leerlingen op aan deze vrijheid deel te nemen. ~
240 III, 0, 4,86 | geroepen heeft door deelname aan het goddelijke leven zelf
241 III, 0, 4,86 | inderdaad er vaak de voorkeur aan geeft, eindige, begrensde
242 III, 0, 4,86 | werpen. “Dat gij gelijk aan God zult worden” (Gen. 3,
243 III, 0, 4,87 | geeft in zijn gehoorzaamheid aan de Vader zijn leven aan
244 III, 0, 4,87 | aan de Vader zijn leven aan het kruis (vgl. Phil. 2,
245 III, 0, 4,87 | begrijpen: de zelfgave in dienst aan God en de broeders. De gemeenschap
246 III, 0, 4,87 | geroepen, deel te nemen aan het koninkrijk van Christus
247 III, 0, 4,87 | koninkrijk van Christus aan het kruis (vgl. Joh. 12,
248 III, 0, 4,87 | kruis (vgl. Joh. 12, 32), aan de genade en aan de verantwoordelijkheid
249 III, 0, 4,87 | 12, 32), aan de genade en aan de verantwoordelijkheid
250 III, 0, 4,87 | onvoorwaardelijke gehoorzaamheid aan de wil van God. Zijn gekruisigd
251 III, 0, 5,88 | een levende herinnering aan zijn geboden, een waarheid,
252 III, 0, 5,88 | vertrouwen en van zich geven aan Christus en geeft ons een
253 III, 0, 5,89 | kent maar zich niet stoort aan zijn geboden, is een leugenaar,
254 III, 0, 5,89 | in hem. Wie zich echter aan zijn woord houdt, in hem
255 III, 0, 5,89 | steekt toch ook niet een lamp aan om ze onder de korenmaat
256 III, 0, 5,89 | Jezus het gedaan heeft, die aan het kruis “van de Kerk gehouden
257 III, 0, 5,89 | Over het voorbeeld van de aan het kruis stervende Jezus
258 III, 0, 5,89 | stervende Jezus schrijft Paulus aan de christenen van Ephese: “
259 III, 0, 6,91 | getuigenissen van trouw aan de heilige wet van God tegen,
260 III, 0, 6,91 | het niet, dan zal ik niet aan uw handen ontsnappen. Maar
261 III, 0, 6,91 | Susanna, die er de voorkeur aan geeft “onschuldig” in de
262 III, 0, 6,91 | zich te nemen, geeft ze aan dat het niet rechtvaardig
263 III, 0, 6,91 | bloed werd degene gedoopt, aan wie het ten deel gevallen
264 III, 0, 6,91 | gedaan had, hun leven toe aan de Vader en stelden het
265 III, 0, 6,91 | verdedigd hebben of de voorkeur aan de dood boven ook maar een
266 III, 0, 6,91 | inhoudt, dat men zich houdt aan de geboden en weigert deze
267 III, 0, 6,93 | met de dood betuigde trouw aan de heilige wetten van God
268 III, 0, 6,93 | een levend verwijt worden aan al degenen die de wet overschrijden (
269 III, 0, 6,93 | moeilijkheden, die de trouw aan de absoluutheid van de zedelijke
270 III, 0, 7,95 | een onverdraaglijk gebrek aan toegeeflijkheid bekritiseerd,
271 III, 0, 7,95 | Deze zou het, zo zegt men, aan begrip en barmhartigheid
272 III, 0, 7,95 | geschapen en niet overgelaten aan haar willekeur. In gehoorzaamheid
273 III, 0, 7,95 | willekeur. In gehoorzaamheid aan de waarheid, die Christus
274 III, 0, 7,95 | zedelijke norm en legt haar aan alle mensen van goede wil
275 III, 0, 7,95 | Christus bereikt, en als dienst aan de mensen, aan de groei
276 III, 0, 7,95 | als dienst aan de mensen, aan de groei van zijn vrijheid
277 III, 0, 7,95 | groei van zijn vrijheid en aan het bereiken van zijn zaligheid
278 III, 0, 7,95 | manier beperkingen oplegt aan de heilzame leer van Christus.
279 III, 0, 7,96 | Alleen in gehoorzaamheid aan de universele zedelijke
280 III, 0, 7,97 | jongeman uit het evangelie aan herinnert (vgl. Mt. 19,
281 III, 0, 8,98 | leren, kan men gemakkelijk aan de wortels van deze situaties
282 III, 0, 8,100 | matigheid vraagt, om de hechting aan de goederen van deze wereld
283 III, 0, 8,101 | Als men zich er niet aan houdt, breekt het fundament
284 III, 0, 8,101 | steeds meer, bedreigd en aan het verval prijsgegeven (
285 III, 0, 8,101 | ethisch relativisme, dat aan de burgerlijke samenleving
286 III, 0, 8,101 | leidt en er oriëntering aan geeft, dan kunnen de ideeën
287 III, 0, 9 | Genade en gehoorzaamheid aan de wet van God~
288 III, 0, 9,102 | norm, om gehoorzaam te zijn aan het heilige gebod ~van God
289 III, 0, 9,103 | zijn, dat, zoals men zegt, aan de concrete mogelijkheden
290 III, 0, 9,103 | mens, zich te onttrekken aan de genade die uit deze daad
291 III, 0, 9,103 | van God is zeker aangepast aan de mogelijkheden van de
292 III, 0, 9,103 | mogelijkheden van de mens, aan wie de heilige Geest geschonken
293 III, 0, 9,104 | 104. In deze context wordt aan het erbarmen van God met
294 III, 0, 9,104 | en te vervalsen, om hem aan de omstandigheden aan te
295 III, 0, 9,104 | hem aan de omstandigheden aan te passen. Terwijl het menselijk
296 III, 0, 9,104 | maatschappij, omdat ze leert, dat aan de objectiviteit van de
297 III, 0, 9,105 | poging, de zedelijke norm aan te passen aan eigen mogelijkheden
298 III, 0, 9,105 | zedelijke norm aan te passen aan eigen mogelijkheden en de
299 III, 0, 9,105 | zedelijke krachten van de aan zichzelf overgelaten mens -
300 III, 0, 9,105 | Hetzelfde besef treffen we aan in het volgende gebed van
301 III, 0, 10,106 | verkondigt het evangelie aan heel de schepping” (Mc.
302 III, 0, 10,106 | een zeer grote uitdaging aan de nieuwe evangelisatie
303 III, 0, 10,106 | evangelisatie dat wil zeggen aan de verkondiging van het
304 III, 0, 10,106 | zedelijke gevoel: en dat aan de ene kant door de ontbrekende
305 III, 0, 10,106 | moraal van het evangelie, en aan de andere kant vanwege de
306 III, 0, 10,106(166)| Toespraak aan de bisschoppen van CELAM (
307 III, 0, 10,107 | geloofsgetuigenis en een impuls om dat aan de anderen mee te delen,
308 III, 0, 10,107 | eucharistie: Want door de deelname aan het kruisoffer heeft de
309 III, 0, 10,107 | van de genade gehoorzaamt aan de nieuwe wet van de heilige
310 III, 0, 10,108 | 108. Aan de oorsprong van de nieuwe
311 III, 0, 10,108 | nooit mogelijk zijn “.167 Aan de Geest van Jezus die door
312 III, 0, 10,108 | juist deze Geest schenkt en aan de Kerk als bruid van Christus
313 III, 0, 10,108 | gemeenschap van de gelovigen, aan de reflectie over het zedelijke
314 III, 0, 11,109 | de hele Kerk geroepen die aan het munus propheticum van
315 III, 0, 11,109 | appelleert vanuit zijn natuur aan het verstand, want het onthult
316 III, 0, 11,109 | apostel (vgl. 1 Petr. 3, 15) aan degenen die vraagt naar
317 III, 0, 11,109 | verantwoordelijk deelnemen aan en horen bij de Kerk als “
318 III, 0, 11,109 | en zich ontplooien, zoals aan deze Kerk en haar geloofsleven
319 III, 0, 11,110 | door de liefde geleid, zich aan de waarheid houdt” (vgl.
320 III, 0, 11,110 | de priesterseminaries en aan de theologische faculteiten
321 III, 0, 11,110 | rust, steeds duidelijker aan te bieden. ~
322 III, 0, 11,111 | en natuurwetenschap, niet aan het produkt van empirisch-formele
323 III, 0, 11,111 | de moraaltheologie steeds aan de oorspronkelijke vraag
324 III, 0, 11,112 | technische cultuur, die aan de gevaren van relativisme,
325 III, 0, 11,112 | herders als tegengesteld aan de wet van is verklaard,
326 III, 0, 11,112 | moraaltheologie in trouw aan de bovennatuurlijke zin
327 III, 0, 11,112 | herinnert hen bovendien aan de vreugde van de vergeving,
328 III, 0, 11,113 | inspannen, om dit Volk een leer aan te bieden, die op geen enkele
329 III, 0, 11,113 | geen enkele manier schade aan de geloofsleer berokkent”. 177 ~
330 III, 0, 11,113(177)| bijzonder nr. 32-39, die aan het probleem van het meningsverschil
331 III, 0, 12,114 | leraren. Ze verkondigen het aan hen toevertrouwde volk de
332 III, 0, 12,114 | van deze leer is bezegeld aan het kruis in het bloed van
333 III, 0, 12,114 | op een bijzondere manier aan ons bisschoppen van de Kerk
334 III, 0, 12,114 | middel tot gehoorzaamheid aan de heilige wetten van God
335 III, 0, 12,114 | gelovigen sterken, opdat ze aan de eisen die het geloof
336 III, 0, 12,115 | zo in de gehoorzaamheid aan de zedenleer een genade
337 III, 0, 12,115 | hier mee in gehoorzaamheid aan het woord van de Heer, die
338 III, 0, 12,116 | sub Petro, op onze trouw aan het van de apostelen ontvangen
339 III, 0, 12,116 | geval van ernstig gebrek aan overeenstemming, de erkenning
340 III, 0, 12,117 | jongeman in het evangelie aan Jezus stelde: “Meester wat
341 III, 0, 12,117 | dat iedereen deze vraag aan de “goede” Meester richt,
342 III, 0, 12,117 | antwoorden kan. En als christenen aan Hem een vraag stellen die
343 III, 0, 12,117 | Waarheid. ~Als de mensen aan de Kerk gewetensvragen stellen,
344 Slot, 0, 12,118 | ethiek en moraaltheologie toe aan Maria de Moeder Gods en
345 Slot, 0, 12,119 | van Jezus Christus, zich aan Hem over te geven, zich
346 Slot, 0, 12,119 | bewaren (vgl. Ps. 86, 11). Aan de andere kant ontslaat
347 Slot, 0, 12,119 | Christus houdt, houdt zich aan de geboden (vgl. Joh. 14,
348 Slot, 0, 12,120 | mensheid toevertrouwt. Als zij aan de voet van het kruis Johannes
349 Slot, 0, 12,120 | vrijheid, doordat ze zich aan God geeft en in zich de
350 Slot, 0, 12,120 | het plan van God, die zich aan de mensen geeft. Terwijl
351 Slot, 0, 12,120 | mens uit, deze wijsheid aan te nemen. Ook ons draagt
352 Slot, 0, 12,120 | liefde. Juist daarom staat ze aan de kant van de waarheid
|