Chapter, Thema, Paragraph, Number

 1 Inl, 0,  1,1 |   deze waarheid. ~Maar geen duisternis van dwaling en zonde is
 2 II, 2,  3,63 | Wanneer nu het licht in jou duisternis is, hoe groot moet dan de
 3 II, 2,  3,63 |   is, hoe groot moet dan de duisternis zijn!” (Mt. 6, 22-23). ~
 4 II, 4,  2,77 |      waarvan de criteria in duisternis verkeren? Hoe zou men op
 5 III, 0,  5,88|      Want eens waren jullie duisternis - zo leert ons de apostel
 6 III, 0,  5,88| gemeen met de werken van de duisternis, die geen vrucht brengen,
 7 III, 0,  5,89|     licht en in Hem is geen duisternis. Als we zeggen dat we gemeenschap
 8 III, 0,  5,89|   met Hem hebben en toch in duisternis wandelen, liegen wij en
 9 III, 0,  6,91| verdiende, licht, dat in de duisternis schijnt, genoemd te worden.
10 III, 0,  6,93|  goede slecht noemt, die de duisternis tot licht en het licht tot
11 III, 0,  6,93|  tot licht en het licht tot duisternis maakt, die het bittere zoet