Chapter, Thema, Paragraph, Number

 1 I, 0,  8,19 |        liefhebbende gehoorzaamheid jegens de Vader. Wanneer hij door
 2 II, 1,  1,37|            en innerlijke houdingen jegens God en de naaste, betekenis
 3 II, 1,  2,41| onverdiende welwillendheid van God jegens de mens, wederzijds te doordringen.
 4 II, 2,  2,57|          van zijn trouw of ontrouw jegens de wet, dat wil zeggen van
 5 II, 2,  2,60|        principe van gehoorzaamheid jegens de objectieve norm diep
 6 II, 3,  1,68|        niet alleen door de ontrouw jegens die fundamentele optie verloren,
 7 II, 3,  1,68|       heeft, en maakt hij zich dus jegens de hele wet schuldig (vgl.
 8 II, 4,  1,75|            tot God, welwillendheid jegens medemensen, gerechtigheid
 9 II, 4,  1,75|            de trouw van de persoon jegens de hoogste waarden van liefde
10 II, 4,  3,83|        vrijheid tot gehoorzaamheid jegens de goddelijke wet, die in