Chapter, Thema, Paragraph, Number

1 I, 0,  5,10    | weerspiegelen: “Voor hem die God liefheeft is het voldoende hem te
2 I, 0,  5,10    |          hem te bevallen die hij liefheeft; hij hoeft naar geen andere,
3 I, 0,  6,15    |          juist daarom, omdat het liefheeft, bereid is aan de hoogste
4 I, 0,  7,17    |            Wie immers de anderen liefheeft, heeft de wet vervuld. Want
5 I, 0,  9,22    |        voorafgaat? Want wie niet liefheeft heeft geen reden om de geboden
6 I, 0,  9,24    |       komt van God. Iedereen die liefheeft is een kind van God en kent
7 I, 0,  9,24    |        God en kent God. Wie niet liefheeft, heeft God niet gekend,
8 II, 1,  3,43   |       zelf die de hele schepping liefheeft en in de meest letterlijke,
9 Slot, 0, 12,120|        die doet alsof hij iemand liefheeft, doordat hij zijn zonde