Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Alphabetical    [«  »]
meningen 3
meningsverschil 2
meningsverschillen 1
mens 309
mens- 1
menselijk 38
menselijke 142
Frequency    [«  »]
352 niet
322 voor
311 god
309 mens
279 als
277 deze
266 door
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText - Concordances

mens

    Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | op bijzondere wijze in de mens die naar het beeld en de 2 Greet | vormt de vrijheid van de mens, die op deze wijze ertoe 3 Inl, 0, 1 | het ware Licht, dat iedere mens verlicht~ 4 Inl, 0, 1,1 | het ware Licht, dat iedere mens verlicht” (Joh. 1, 9) tot 5 Inl, 0, 1,1 | is” (Joh. 8, 44), is de mens voortdurend in de verleiding, 6 Inl, 0, 1,1 | de Schepper - God in de mens volledig uit te doven. In 7 Inl, 0, 1,1 | en de volharding van de mens, maar geeft de mensheid 8 Inl, 0, 1,2 | 2. Iedere mens moet zich de fundamentele 9 Inl, 0, 1,2 | antwoord op iedere vraag van de mens, in het bijzonder op zijn 10 Inl, 0, 1,2 | Woord het geheim van de mens waarlijk verklaard”. Want 11 Inl, 0, 1,2 | verklaard”. Want Adam, de eerste mens, was de voorafbeelding van 12 Inl, 0, 1,2 | Vader en van zijn liefde de mens volledig aan de mens en 13 Inl, 0, 1,2 | de mens volledig aan de mens en ontsluit hem zijn hoogste 14 Inl, 0, 1,3 | in dienst van iedere mens en van de hele mens stelt. 6 ~ 15 Inl, 0, 1,3 | iedere mens en van de hele mens stelt. 6 ~De Kerk weet, 16 Inl, 0, 1,3 | dat de morele eis iedere mens ten diepste raakt, dat hij 17 Inl, 0, 1,3 | door Hem verleend, die elke mens verlicht, opdat hij uiteindelijk 18 Inl, 0, 2,4 | zending, in hun strijd voor de mens hebben zij gesterkt, opgericht 19 Inl, 0, 2,4 | geboden van God, die de mens in het hart geschreven zijn 20 I, 0, 3,7 | kent, kunnen wij iedere mens herkennen die, bewust of 21 I, 0, 3,7 | Christus, de Verlosser van de mens, nadert en hem de morele 22 I, 0, 3,7 | leven. En inderdaad gaat de mens bij iedere beslissing en 23 I, 0, 3,7 | doel van het leven van de mens. Precies vanuit dit perspectief 24 I, 0, 3,7 | Kerk willen dienen: iedere mens moet Christus kunnen vinden, 25 I, 0, 4,8 | voor het leven van iedere mens essentieel en onontkoombaar 26 I, 0, 4,8 | evangelie!” (Mc. 1, 15). ~De mens van vandaag moet zich opnieuw 27 I, 0, 4,8 | Christus de toestand van de mens en zijn volle roeping. Daarom 28 I, 0, 4,8 | roeping. Daarom moetde mens die zichzelf ten diepste 29 I, 0, 4,8 | hem voltrekt, brengt de mens vruchten voort niet alleen 30 I, 0, 5,9 | en dat het goede, dat de mens aantrekt en tegelijk verplicht, 31 I, 0, 5,10 | onderrichte Kerk gelooft, dat de mens, die naar het beeld van 32 I, 0, 5,10 | Ambrosius. Ken jezelf, o mens: je bent de afstraling van 33 I, 0, 5,10 | wordt in het verstand van de mens geprezen. Terwijl ik, die 34 I, 0, 5,10 | kennis. Ken dus jezelf, mens, herken, hoe groot je bent, 35 I, 0, 5,10 | over jezelf..”. 17 ~Wat de mens is en wat hij moet doen 36 I, 0, 5,10 | ondanks de zonde van de mens verder het “model” van het 37 I, 0, 5,10 | aan zijn liefde voor de mens, hem zijn wet schenkt (vgl. 38 I, 0, 5,10 | initiatieven, waarin Gods liefde de mens onbeperkt laat delen. Het 39 I, 0, 6,12 | dat gedaan, doordat Hij de mens geschapen heeft en hem met 40 I, 0, 6,13 | aan te geven wat voor de mensIk ben de Heer uw God” 41 I, 0, 6,13 | ons de ware natuur van de mens. Zij brengen zijn wezenlijke 42 I, 0, 7,16 | juist ditgoededat de mens opent voor het eeuwige leven, 43 I, 0, 7,17 | tot volmaaktheid geroepen mens te begrijpen: de jongeman, 44 I, 0, 7,17 | waartoe de vrijheid van de mens geroepen is. Jezus wijst 45 I, 0, 7,17 | wet. De vrijheid van de mens en de wet van God zijn niet 46 I, 0, 7,17 | met debevrijdingvan de mens van de geboden, die integendeel 47 I, 0, 8,20 | het wat Jezus van iedere mens verlangt, die zich wil begeven 48 I, 0, 8,21 | nabootsing, want ze raakt de mens in zijn diepste innerlijk. 49 I, 0, 9,22 | mensen, een plan waaraan de mens na de zondeval niet meer 50 I, 0, 9,22 | mogelijkheid, die voor de mens door de genade van God geopend 51 I, 0, 9,22 | en na te leven is voor de mens op eigen kracht alleen niet 52 I, 0, 9,23 | wet, die het de zondige mens mogelijk maakt, zijn onvermogen 53 I, 0, 9,23 | gaat de krachten van de mens te boven: ze zijn slechts 54 I, 0, 9,23 | zijn genade het hart van de mens heel en gezond maakt en 55 I, 0, 9,24 | mogelijkheid, die voor de mens uitsluitend door de genade, 56 I, 0, 9,24 | Heer en de vrijheid van de mens, tussen de gave en de opgave, 57 I, 0, 10,25 | komt in het hart van iedere mens op, en het is altijd alleen 58 I, 0, 10,25 | zijn van Christus met de mens van iedere tijd gebeurt 59 I, 0, 10,27 | leer aan te bieden, om de mens op zijn weg naar de waarheid 60 II, 0, 11,28 | de onderschikking van de mens en zijn handelen aan God, 61 II, 0, 11,28 | van Christus, die voor de mens de perspectieven van de 62 II, 0, 11,28 | haarhet geheim van de mens waarlijk duidelijk wordt”. 44 ~ 63 II, 0, 11,29 | alleen goed isen die de mens doordat Hij zich aan hem 64 II, 0, 11,30 | diepste beroeren: Wat is de mens? Wat is zin en doel van 65 II, 0, 11,30 | zedelijk karakter van de mens? Hoe kan men in overeenstemming 66 II, 0, 12,31 | verbonden: de vrijheid van de mens. ~Ongetwijfeld heeft onze 67 II, 0, 12,31 | afwijken van de waarheid over mens als schepsel en evenbeeld 68 II, 0, 12,34 | bestaat: “Alleen vrij kan de mens zich tot het goede keren”. 56 69 II, 0, 12,34 | het beeld van God in de mens: God wilde namelijk de mens “ 70 II, 0, 12,34 | mens: God wilde namelijk de mensaan de macht van de eigen 71 II, 0, 12,34 | komt”. 57 Wanneer voor de mens het recht bestaat, om op 72 II, 1, 1,35 | te beslissen niet aan de mens, maar aan God alleen toekomt. 73 II, 1, 1,35 | alleen toekomt. Zeker, de mens is vrij, aangezien hij zelf 74 II, 1, 1,35 | vindt de vrijheid van de mens in deze aanvaarding haar 75 II, 1, 1,35 | weet precies wat voor de mens goed is, en uit kracht van 76 II, 1, 1,35 | vermindert dus de vrijheid van de mens niet en nog minder schakelt 77 II, 1, 1,36 | uitdrukking van een wet die de mens autonoom aan zichzelf gaf 78 II, 1, 1,36 | haar Auteur heeft en dat de mens door zijn verstand aan de 79 II, 1, 2 | God wilde de mensaan de macht van de eigen 80 II, 1, 2,38 | het beeld van Godin de mens is: “God wilde namelijk 81 II, 1, 2,38 | God wilde namelijk de mensaan de macht van de eigen 82 II, 1, 2,38 | heerschappij, waartoe de mens geroepen is: ze geven aan, 83 II, 1, 2,38 | dat de heerschappij van de mens in zekere zin aan de mens 84 II, 1, 2,38 | mens in zekere zin aan de mens zelf raakt. Dat is een gezichtspunt, 85 II, 1, 2,38 | wereld betekent voor de mens een grote en verantwoordelijke 86 II, 1, 2,38 | gezichtspunt heeft de individuele mens zoals ook de menselijke 87 II, 1, 2,38 | en waarden hebben, die de mens stap voor stap moet leren 88 II, 1, 2,39 | alleen de wereld, doch ook de mens zelf werd aan zijn eigen 89 II, 1, 2,39 | opbouwen. Want zoals de mens, wanneer hij de wereld regeert, 90 II, 1, 2,39 | ontwikkelt en verstevigt de mens in zichzelf de gelijkenis 91 II, 1, 2,39 | van God afhangen en dat de mens ze zonder verwijzing naar 92 II, 1, 2,39 | kunnen gebruiken”. 67 Wat de mens betreft, leidt een dergelijk 93 II, 1, 2,40 | juiste autonomie70 van de mens als persoon en subject van 94 II, 1, 2,40 | zij tegelijk de wet die de mens eigen is. De natuurwet is 95 II, 1, 2,40 | verstand betekent, dat de mens een hem eigen, van de Schepper 96 II, 1, 2,40 | over de waarheid van de mens. 73 Ze zou de dood betekenen 97 II, 1, 2,41 | zedelijke autonomie van de mens betekent zeker niet afwijzing, 98 II, 1, 2,41 | God de Heer gebood de mens..” (Gen. 2, 16). De vrijheid 99 II, 1, 2,41 | 16). De vrijheid van de mens en de wet van God ontmoeten 100 II, 1, 2,41 | vrije gehoorzaamheid van de mens aan God en van de onverdiende 101 II, 1, 2,41 | welwillendheid van God jegens de mens, wederzijds te doordringen. 102 II, 1, 2,41 | absolute almacht buiten de mens, die in tegenspraak zou 103 II, 1, 2,41 | de zelfbestemming van de mens of oplegging van normen 104 II, 1, 2,41 | vrije gehoorzaamheid van de mens aan de wet van God inderdaad 105 II, 1, 2,41 | insluit. Wanneer God de mens verbiedt omvan de boom 106 II, 1, 2,41 | zegt Hij daarmee, dat de mens dezekennisniet als een 107 II, 1, 3,42 | gevormde vrijheid van de mens wordt door diens gehoorzaamheid 108 II, 1, 3,42 | aan de waardigheid van de mens, zoals het Concilie openlijk 109 II, 1, 3,42 | De waardigheid van de mens vereist dus, dat hij handelt 110 II, 1, 3,42 | waardigheid verkrijgt de mens, wanneer hij zich vrijmaakt 111 II, 1, 3,42 | alleen goed is”, moet de mens in vrije beslissing het 112 II, 1, 3,42 | mijden. Maar daartoe moet de mens het goede van het kwade 113 II, 1, 3,42 | van Gods aangezicht in de mens. In deze zin schrijft de 114 II, 1, 3,43 | en beheert. God maakt de mens deelachtig aan zijn wet, 115 II, 1, 3,43 | deelachtig aan zijn wet, zodat de mens onder de zachte leiding 116 II, 1, 3,43 | Maar God zorgt voor de mens anders dan voor de wezens 117 II, 1, 3,43 | daardoor in staat is om aan de mens de juiste richting van zijn 118 II, 1, 3,43 | deze manier roept God de mens tot deelname aan zijn voorzienigheid, 119 II, 1, 3,43 | wereld met de hulp van de mens zelf, dat wil zeggen door 120 II, 1, 3,44 | bestraffen: “Dat alles zou in de mens niet aanwezig zijn, als 121 II, 1, 3,44 | wereld regeert”. 83 ~De mens kan goed en kwaad kennen 122 II, 1, 3,45 | ontvanger van deze wet de mens is. De verschillende manieren, 123 II, 1, 3,45 | geschiedenis ontfermt over de mens en over de wereld, sluiten 124 II, 1, 3,45 | de ware vrijheid van de mens; in tegendeel, de aanvaarding 125 II, 1, 4,46 | tijden scheen denatuurde mens volledig aan haar dynamismen 126 II, 1, 4,46 | handelingen en opvattingen van de mens, in de verleiding zijn om 127 II, 1, 4,46 | toenemen van de macht van de mens resp. de uitbreiding van 128 II, 1, 4,46 | betekenen: alles wat in de mens en in de wereld buiten de 129 II, 1, 4,46 | waarden. Op deze manier zou de mens tenslotte zelf geen natuur 130 II, 1, 4,46 | bestaansproject zijn. De mens zou niets meer zijn dan 131 II, 1, 4,47 | handelwijzen noch met de mens als een vrij en verstandig 132 II, 1, 4,47 | behoorlijk rekening. De mens als met verstand begiftigd 133 II, 1, 4,47 | veelvoudige grenzen van de mens in zijn lichamelijke en 134 II, 1, 4,47 | beweert men dan - heeft de mens als een vrij wezen-met-verstand 135 II, 1, 4,47 | de gedragswijzen die de mens eigen zijn, alsook denatuurlijke 136 II, 1, 4,48 | uit op een splitsing in de mens zelf. ~Deze morele theorie 137 II, 1, 4,48 | met de waarheid over de mens en zijn vrijheid. Ze is 138 II, 1, 4,50 | oorspronkelijke natuur van de mens, op de natuur van demenselijke 139 II, 1, 4,50 | worden, volgens welke de mens door de Schepper ertoe geroepen 140 II, 1, 4,50 | fundamenteel goed van de mens is, aan morele betekenis 141 II, 1, 4,50 | ongeoorloofd is, een onschuldige mens te doden, kan het toegestaan, 142 II, 1, 4,50 | afwijst, dan dient zij de mens en wijst hem de weg van 143 II, 1, 5,51 | over in het hart van de mens, die de gerechtigheid bewerkt, 144 II, 1, 5,51 | te vervolmaken, moet de mens het goede doen en het kwade 145 II, 1, 5,52(94)| elementen van de natuur van de mens geworteld zijn en die in 146 II, 1, 5,52 | met de waardigheid van de mens overeenkomende - oplossing 147 II, 1, 5,52 | altijd mogelijk, dat de mens onder dwang of andere omstandigheden 148 II, 1, 5,53 | gevoeligheid van de tegenwoordige mens voor historiciteit en cultuur 149 II, 1, 5,53 | niet te ontkennen dat de mens zich altijd in een bepaalde 150 II, 1, 5,53 | kan men bestrijden, dat de mens zich in de cultuur van het 151 II, 1, 5,53 | cultuur zelf, dat er in de mens iets is dat alle culturen 152 II, 1, 5,53 | nu juist de natuur van de mens: zij precies is de maat 153 II, 1, 5,53 | en de voorwaarde, dat de mens niet wordt tot de gevangene 154 II, 1, 5,53 | blijvende elementen van de mens, die ook met zijn lichamelijke 155 II, 2, 1 | Het heiligdom van de mens~ 156 II, 2, 1,54 | tussen de vrijheid van de mens en de wet van God heeft 157 II, 2, 1,54 | zijn geweten ontdekt de mens een wet, die hij zichzelf 158 II, 2, 1,54 | dit, vermijd dat. Want de mens heeft de door God geschreven 159 II, 2, 1,55 | die in de eerste plaats de mens helpt om aan zijn persoonlijke 160 II, 2, 1,55 | culturele omgeving van de mens. Anderzijds wordt de waarde 161 II, 2, 1,55 | Concilie alsheiligdom in de mens, waar hij alleen is met 162 II, 2, 1,55 | zo wordt gezegd -geeft de mens niet zozeer aanleiding tot 163 II, 2, 1,55 | autonoomte nemen) zou de mens tot zijn zedelijke rijpheid 164 II, 2, 1,56 | tegenover de vrijheid van de mens en de wet van God in twijfel 165 II, 2, 2,57 | Paulus plaats het geweten de mens in zekere zin tegenover 166 II, 2, 2,57 | zelf totgetuigevoor de mens wordt: Getuige van zijn 167 II, 2, 2,58 | innerlijke dialoog van de mens met zichzelf zal men nooit 168 II, 2, 2,58 | echter de dialoog van de mens met God, de Auteur van de 169 II, 2, 2,58 | het laatste Doel van de mens. “Het geweten - schrijft 170 II, 2, 2,58 | dat het geweten tegen de mens zelf getuigt van de rechtschapenheid, 171 II, 2, 2,58 | resp. de slechtheid van de mens, maar tegelijk, ja nog eerder, 172 II, 2, 2,58 | oordeel het innerlijk van de mens tot aan de wortels van zijn 173 II, 2, 2,58 | zedelijk geweten sluit de mens niet op in een onontkoombare 174 II, 2, 2,58 | ruimte, waarin God tot de mens spreekt”. 104 ~ 175 II, 2, 2,59 | zedelijk oordeel over de mens en zijn handelingen is: 176 II, 2, 2,59 | de verborgen daden van de mens zal oordelen, door Christus 177 II, 2, 2,59 | oordeel, dat meedeelt, wat de mens moet doen of laten, of dat 178 II, 2, 2,59 | in het hart van iedere mens straalt. Terwijl echter 179 II, 2, 2,59 | geval en wordt zo voor de mens tot een innerlijk gebod, 180 II, 2, 2,59 | verplichting om dat te doen, wat de mens door het oordeel van zijn 181 II, 2, 2,60 | een bevelend karakter: de mens moet in overeenstemming 182 II, 2, 2,60 | daarmee handelen. Wanneer de mens tegen dit oordeel handelt 183 II, 2, 2,61 | bedreven kwaad. Wanneer de mens kwaad doet, blijft het juiste 184 II, 2, 2,61 | het geweten, dat aan de mens de verplichting oplegt om 185 II, 2, 2,61 | laatste instantie van de mens, die hun subject is - laat 186 II, 2, 3,62 | echter niet zeggen wanneer de mens te weinig moeite doet om 187 II, 2, 3,62 | heeft uitgewerkt. ~Zeker, de mens moet, om eengoed geweten” ( 188 II, 2, 3,62 | zeggen een onkunde waarvan de mens zich niet bewust is en waar 189 II, 2, 3,62 | te spreken, waarnaar de mens oprecht moet zoeken krachtens 190 II, 2, 3,63 | geweten gaat het om de door de mens aanvaarde objectieve waarheid; 191 II, 2, 3,63 | gaat het om dat, wat de mens zonder schuld subjectief 192 II, 2, 3,63 | objectievewaarheid, die de mens op grond van zijn bestemming 193 II, 2, 3,63 | rijping van de betreffende mens bij: het vervolmaakt hem 194 II, 2, 3,63 | dat wil zeggenals de mens er geen moeite voor doet 195 II, 2, 3,64 | connaturaliteittussen de mens en het waarlijk goede is 196 II, 2, 3,64 | deugdzame houdingen van de mens zelf: in de wijsheid en 197 II, 2, 3,64 | uit de natuur zelf van de mens voortvloeien met haar gezag 198 II, 2, 3,64 | waarheid over het goede van de mens maar, speciaal in de moeilijke 199 II, 3, 1,65 | zedelijke leven van een mensvormgeven, doordat zij 200 II, 3, 1,65 | de vrijheid van de hele mens kunnen bepalen, ook wanneer 201 II, 3, 1,65 | bepalen, ook wanneer de mens alleen door hun verwerkelijking 202 II, 3, 1,65 | zeggen de betrekkingen van de mens tot zichzelf, tot de anderen 203 II, 3, 1,66 | Rom. 16, 26), waarbij de mens zich in zijn geheel in vrijheid 204 II, 3, 1,66 | komt uit het midden van de mens, uit zijnhart” (vgl. Rom. 205 II, 3, 1,67 | fundamentele beslissing is de mens in staat om, de goddelijke 206 II, 3, 1,67 | gerealiseerd, waardoor de mens zich uit vrije beslissing 207 II, 3, 1,67 | dan herroepen, wanneer de mens in een zedelijk ernstige 208 II, 3, 1,67 | aan het handelen van de mens en aan elk van zijn vrije 209 II, 3, 1,68 | geschetste posities zou de mens krachtens een fundamentele 210 II, 3, 1,68 | optie voor de liefde zou de mens zedelijk goed kunnen blijven, 211 II, 3, 1,68 | God. ~Feitelijk gaat de mens niet alleen door de ontrouw 212 II, 3, 1,68 | door de ontrouw, die de mens het geloof zelf doet verliezen, 213 II, 3, 2,69 | zou de doodzonde, die de mens van God scheidt, alleen 214 II, 3, 2,69 | om aan te nemen, dat de mens in staat is om in korte 215 II, 3, 2,70 | een doodzonde, wanneer de mens bewust en vrij om welke 216 II, 3, 2,70 | voor de hele schepping: De mens verwijdert zich zo van God 217 II, 3, 2,70 | doodzonde, waardoor een mens vrij God en zijn wet alsook 218 II, 4, 1,71 | tussen de vrijheid van de mens en de wet van God, die haar 219 II, 4, 1,71 | handelingen vervolmaakt de mens zich als mens, als mens 220 II, 4, 1,71 | vervolmaakt de mens zich als mens, als mens die geroepen is 221 II, 4, 1,71 | mens zich als mens, als mens die geroepen is om uit eigen 222 II, 4, 1,71 | of de slechtheid van de mens die die handelingen voltrekt, 223 II, 4, 1,71 | uiterlijke gedrag van de mens, maar als vrije keuzen kwalificeren 224 II, 4, 1,72 | relatie van de vrijheid van de mens tot het waarlijk goede. 225 II, 4, 1,72 | natuurlijke verstand van de mens gekend (vandaar de naam “ 226 II, 4, 1,72 | hoogste Goed, waarin de mens zijn volle en volmaakte 227 II, 4, 1,72 | het laatste doel van de mens. Jezus bevestigt in zijn 228 II, 4, 1,73 | laatste doel (telos) van de mens, bestaat. Dat bevestigt 229 II, 4, 1,73 | afstemming, krachtens welke de mens voor zijn handelingenverantwoordelijk230 II, 4, 1,74 | het vrije handelen van de mens vanaf? Waarvan krijgt deze 231 II, 4, 1,74 | laatste ware doel van de mens. Terecht zijn zij zich bewust 232 II, 4, 1,75 | het laatste doel van de mens. Anderen daarentegen laten 233 II, 4, 2,78 | Thomas van Aquino - dat de mens met goede bedoeling, maar 234 II, 4, 3,79 | verstand in het zijn van de mens zelf, begrepen in zijn waarheid 235 II, 4, 3,80 | foltering, pogingen om de mens psychisch in zijn macht 236 II, 4, 3,83 | zekere zin de vraag naar de mens zelf, naar zijn waarheid 237 II, 4, 3,83 | de volle waarheid over de mens en respecteert hem daarmee 238 II, 4, 3,83 | vgl. Joh. 14, 6), kan de mens middels zijn goede daden 239 III, 0, 4,84 | tussen de vrijheid van de mens en de wet van God, uiteindelijk 240 III, 0, 4,84 | redding van de wereld, de mens te leiden naar het opnieuw 241 III, 0, 4,84 | troosteloze radeloosheid van een mens, die vaak niet meer weet, 242 III, 0, 4,84 | bedenkelijker zaken gebeurd: de mens is er niet meer van overtuigd, 243 III, 0, 4,84 | wijsheid van God, die de mens door middel van de zedenwet 244 III, 0, 4,84 | enige ware goede voor de mens is”. 137 ~ 245 III, 0, 4,86 | waardoor de vrijheid van de mens getekend is. Ze is echte, 246 III, 0, 4,86 | waarmee de Schepper de mens tot het ware goede en, meer 247 III, 0, 4,86 | wortels in de waarheid over de mens en haar uiteindelijke doel 248 III, 0, 4,86 | ook over haar drama. De mens ontdekt, dat zijn vrijheid 249 III, 0, 4,86 | beslissingen bespeurt de mens het begin van een radicaal 250 III, 0, 6,90 | persoonlijke waardigheid van iedere mens voortkomen, deze door de 251 III, 0, 6,90 | onschendbaarheid van de mens, op wiens aangezicht de 252 III, 0, 6,92 | gelijkenis van God geschapen mens te voorschijn: Het is een 253 III, 0, 6,92 | voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen 254 III, 0, 6,92 | demenselijkheidvan de mens, en zelfs nog meer bij hem 255 III, 0, 6,92 | komen, zal ik waarachtig mens zijn. Laat mij het lijden 256 III, 0, 6,93 | terecht komt, waarin de mens maar terecht kan komen: 257 III, 0, 7,95 | schenkende liefde, dat de mens op zijn morele weg nodig 258 III, 0, 7,96 | de ware vrijheid van de mens: Omdat er buiten de waarheid 259 III, 0, 7,96 | persoonlijke waarde van de mens, weg en zelfs existentiële 260 III, 0, 7,96 | Deze dienst wordt elke mens aangeboden, gezien in de 261 III, 0, 7,96 | zedelijke normen vindt de mens een volledige bevestiging 262 III, 0, 7,97 | persoonlijke waardigheid van elke mens beschermen, dienen ze het 263 III, 0, 8,98 | bepaalde opvattingen van de mens van de maatschappij en van 264 III, 0, 8,99 | Hem geschapen en verloste mens. Slechts op het fundament 265 III, 0, 8,99 | gehoorzaamheid waaraan de mens tot zijn volledige identiteit 266 III, 0, 8,99 | te zetten. Dan wordt de mens alleen gespaard voorzover 267 III, 0, 8,99 | transcendente waardigheid van de mens, het zichtbare beeld van 268 III, 0, 8,99 | betekenis voor het leven van de mens op het sociaal-economische 269 III, 0, 8,101 | alleen voor de individuele mens en zijn groei in het goede, 270 III, 0, 9,102 | moeilijkste situatie moet de mens letten op de zedelijke norm, 271 III, 0, 9,102 | ervaring bewijst, is de mens ertoe geneigd, deze harmonie 272 III, 0, 9,102 | innerlijke gespletenheid van de mens vandaan? De geschiedenis 273 III, 0, 9,102 | daaraan toe te geven is de mens na de verwondingen door 274 III, 0, 9,102 | voor een gerechtvaardigde mens onmogelijk te onderhouden 275 III, 0, 9,103 | menselijke vrijheid staat voor de mens steeds de geestelijke weg 276 III, 0, 9,103 | concretemogelijkheden van de mens. “Het zou een ernstige vergissing 277 III, 0, 9,103 | concrete mogelijkheden van de mens aangepast zou moeten worden, 278 III, 0, 9,103 | concrete mogelijkheden van de mens? “ En over welke mens wordt 279 III, 0, 9,103 | de mens? “ En over welke mens wordt gesproken? Over de 280 III, 0, 9,103 | wordt gesproken? Over de mens die door begeerte beheerst 281 III, 0, 9,103 | beheerst wordt, of over de mens, die door Christus verlost 282 III, 0, 9,103 | En ook als de verloste mens nog zondigt, dan is dat 283 III, 0, 9,103 | voeren, maar op de wil van de mens, zich te onttrekken aan 284 III, 0, 9,103 | de mogelijkheden van de mens: Maar de mogelijkheden van 285 III, 0, 9,103 | de mogelijkheden van de mens, aan wie de heilige Geest 286 III, 0, 9,103 | Geest geschonken is; de mens, die, hoewel hij tot zonde 287 III, 0, 9,104 | zonde van de zich bekerende mens, en het begrip voor de menselijke 288 III, 0, 9,104 | het menselijk is, dat de mens, nadat hij gezondigd heeft, 289 III, 0, 9,104 | daarentegen de houding van een mens, die zijn zwakte tot criterium 290 III, 0, 9,104 | zedelijke geweten van de mens van alle tijden geconfronteerd. 291 III, 0, 9,105 | de mogelijkheden van de mens - dat wil zeggen de mogelijkheden 292 III, 0, 9,105 | aan zichzelf overgelaten mens - het verlangen op naar 293 III, 0, 9,105 | Ambrosius van Milaan: “De mens is niets waard, als U hem 294 III, 0, 11,109 | verstand, want het onthult de mens de waarheid over zijn bestemming 295 III, 0, 11,110 | met het einddoel van de mens te laten zien. 174 De moraaltheologen 296 III, 0, 11,111 | antwoord bepaalt, dat de mens in zijn groeiproces in liefde, 297 III, 0, 11,111 | van God, dat zich in de mens bevindt, en dat met de wetten 298 III, 0, 11,112 | sporen van de val van de mens uit de hoogte van zijn oorspronkelijke 299 III, 0, 11,112 | christelijke geloof wijst de mens de terugweg naar hetbegin” ( 300 III, 0, 11,112 | de hele waarheid over de mens en over de zedelijke weg 301 III, 0, 12,117 | meest verborgen kern van de mens, komt steeds weer de vraag 302 III, 0, 12,117 | Kerk op de vraag van de mens, de wijsheid en macht van 303 III, 0, 12,117 | in het binnenste van de mens de stem van God diealleen 304 III, 0, 12,117 | tot licht en leven voor de mens. Weer is het de apostel 305 Slot, 0, 12,118 | belijden. Geen zonde van de mens vermag de barmhartigheid 306 Slot, 0, 12,118 | zwakheid en zonde van de mens tegen hem opgeworpen hindernissen 307 Slot, 0, 12,119 | licht van de Geest, iedere mens begrijpen, ook de minder 308 Slot, 0, 12,120 | 5-10). Maria nodigt elk mens uit, deze wijsheid aan te 309 Slot, 0, 12,120 | wordt afgenomen, ~opdat de mens ~niet van de weg van het


Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License