Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Inl, 0, 1,1 | en zijn wil, om zich aan haar te onderwerpen, verzwakt.
2 Inl, 0, 1,1 | om in het volle bezit van haar kennis te komen. Daarvan
3 Inl, 0, 1,2 | altijd het bewustzijn, dat op haar “steeds de plicht (rust),
4 Inl, 0, 2,4 | menselijke vrijheid van haar worteling in de voor haar
5 Inl, 0, 2,4 | haar worteling in de voor haar essentiële en haar bepalende
6 Inl, 0, 2,4 | voor haar essentiële en haar bepalende betrekking tot
7 Inl, 0, 2,4 | alsof het tot de Kerk en haar innerlijke eenheid horen,
8 I, 0, 4,8 | moraal van het evangelie en haar diepe en onveranderlijke
9 I, 0, 5,9 | naar het zedelijk goede tot haar religieuze wortels, tot
10 I, 0, 5,11 | Schrift, die op elke van haar bladzijden doordrongen is
11 I, 0, 6,13 | de weg naar de vrijheid, haar begin: “De eerste vrijheid -
12 I, 0, 6,14 | aan de naastenliefde of haar zelfs van de liefde tot
13 I, 0, 6,14 | getuigd: Zijn zending bereikt haar hoogtepunt aan het kruis,
14 I, 0, 6,14 | niet mis te verstane wijze haar uitdrukking vindt (vgl.
15 I, 0, 6,15 | wet op te heffen maar om haar ten einde te voeren, haar
16 I, 0, 6,15 | haar ten einde te voeren, haar te vervullen. Juist zoals
17 I, 0, 6,15 | hart reeds echtbreuk met haar gepleegd” (Mt. 5, 21-22.
18 I, 0, 9,22 | Vader ontvangt, zo geeft hij haar op zijn beurt uit eigen
19 I, 0, 9,24 | deze genade voor of maken haar invloed in het leven effectief.
20 I, 0, 10,26 | geloofs- en levensgemeenschap; haar norm is “het geloof, dat
21 I, 0, 10,27 | martelaren in de praktijk, viert haar hoop in de liturgie: door
22 I, 0, 10,27 | openbaring bevestigen en zich bij haar uitleg voegen in de stroom
23 I, 0, 10,27 | wijze toont de Kerk zich in haar leven en in haar leer als “
24 I, 0, 10,27 | zich in haar leven en in haar leer als “de zuil en het
25 I, 0, 10,27 | als zeer dringende plicht, haar eigen oordeel en haar leer
26 I, 0, 10,27 | plicht, haar eigen oordeel en haar leer aan te bieden, om de
27 II, 0, 11,28 | 17). ~De Kerk heeft bij haar morele overwegingen steeds
28 II, 0, 11,28 | van de heilige Geest, die haar in de hele waarheid binnenleidt (
29 II, 0, 11,28 | onderzoeken, waarbij voor haar “het geheim van de mens
30 II, 0, 11,30 | vrijheid en van welke aard is haar betrekking tot de in Gods
31 II, 0, 11,30 | te onderhouden”, wat Hij haar bevolen had (vgl. Mt. 28,
32 II, 0, 12,32 | zozeer verheerlijkt dat men haar tot een Absolutum maakt,
33 II, 0, 12,34 | hartstochtelijk naar streven”, haar echter “vaak op verkeerde
34 II, 0, 12,34 | een afhankelijkheid, die haar helderste en bindendste
35 II, 1, 1,35 | mens in deze aanvaarding haar ware en volle verwerkelijking.
36 II, 1, 1,35 | garandeert en bevordert haar. Heel anders echter ontwikkelen
37 II, 1, 1,35 | autonomie, die praktisch haar absolute soevereiniteit
38 II, 1, 1,36 | autonomie heeft natuurlijk haar invloed ook binnen de katholieke
39 II, 1, 1,36 | aan zichzelf gaf en die haar bron uitsluitend in het
40 II, 1, 1,36 | dat het menselijk verstand haar wetgevingsautonomie op grond
41 II, 1, 1,36 | natuurlijke zedenwet God als haar Auteur heeft en dat de mens
42 II, 1, 1,37 | competentie van de Kerk en haar leergezag ten aanzien van
43 II, 1, 2,38 | Bevolkt de aarde en onderwerpt haar aan u” (Gen. 1, 28). Vanuit
44 II, 1, 2,39 | wanneer hij de wereld regeert, haar vormt naar zijn verstand
45 II, 1, 2,40 | en die bron en grond van haar vrije en bewuste handelen
46 II, 1, 2,40 | God en vindt altijd in Hem haar bron: Op grond van het natuurlijke
47 II, 1, 3,42 | omdat het verstand, dat haar uitvaardigt, tot de menselijke
48 II, 1, 3,43 | H. Augustinus definieert haar als “het verstand of de
49 II, 1, 3,43 | te nemen, en verbiedt om haar te verstoren”; 79 de H.
50 II, 1, 3,43 | H. Thomas vereenzelvigt haar met het “plan van de goddelijke
51 II, 1, 3,43 | fundamentele betekenis voor haar zorgt (vgl. Wijsh. 7, 22;
52 II, 1, 3,44 | Thomas over de natuurwet en haar in haar moraalverkondiging
53 II, 1, 3,44 | de natuurwet en haar in haar moraalverkondiging opgenomen.
54 II, 1, 3,44 | natie heeft wel goden, die haar zo nabij zijn, als Jahwe,
55 II, 1, 3,44 | samen met de vermaning, om haar te leren kennen, te overdenken
56 II, 1, 3,45 | licht van het evangelie haar zending vervult. Daarenboven
57 II, 1, 4,46 | natuur” de mens volledig aan haar dynamismen te onderwerpen,
58 II, 1, 4,46 | van de natuur vergeten en haar integriteit loochenen. Voor
59 II, 1, 4,46 | zichzelf definieert en dat men haar maakt tot scheppende instantie
60 II, 1, 4,46 | instantie van haarzelf en van haar waarden. Op deze manier
61 II, 1, 4,48 | niet heeft ingebracht in haar project. De menselijke natuur
62 II, 1, 4,48 | lichaam is zij het subject van haar zedelijke daden. Door het
63 II, 1, 4,48 | de menselijke persoon in haar lichaam de anticiperende
64 II, 1, 4,49 | lichamelijke dimensies van haar uitvoering, staat in tegenstelling
65 II, 1, 4,50 | lichaam is in de eenheid van haar zowel geestelijke als biologische
66 II, 1, 4,50 | die voor het bereiken van haar eindbestemming noodzakelijk
67 II, 1, 4,50 | de menselijke persoon in haar “verenigde totaliteit”,
68 II, 1, 4,50 | de menselijke persoon en haar authentieke verwerkelijking,
69 II, 1, 4,50 | de lichamelijkheid, die haar menselijke betekenis vervalsen,
70 II, 1, 5,51 | de natuurwet, vooral op haar universaliteit en onveranderlijkheid. “
71 II, 1, 5,51 | brengt en de grondslagen voor haar fundamentele rechten en
72 II, 1, 5,51 | plichten legt, is zij in haar geboden universeel, en haar
73 II, 1, 5,51 | haar geboden universeel, en haar autoriteit strekt zich uit
74 II, 1, 5,51 | integendeel fundamenteel ieder van haar vrije handelingen die getuigen
75 II, 1, 5,52 | handelende persoon, met haar roeping tot leven met God
76 II, 1, 5,53 | natuur heeft aangenomen, haar in haar basiselementen en
77 II, 1, 5,53 | heeft aangenomen, haar in haar basiselementen en in haar
78 II, 1, 5,53 | haar basiselementen en in haar dynamisme van Gods- en naastenliefde
79 II, 1, 5,53 | uitdrukking te brengen en haar waarheid begrijpelijk te
80 II, 2, 1,54 | en de wet van God heeft haar levende zetel in het “hart”
81 II, 2, 1,54 | persoon, dat wil zeggen in haar zedelijk geweten: “In het
82 II, 2, 1,54 | overgeleverde positie van de Kerk en haar leergezag. ~
83 II, 2, 1,55 | de menselijke natuur en haar betekenis voor het zedelijk
84 II, 2, 2,57 | En alleen de persoon op haar beurt kent het eigen antwoord
85 II, 2, 2,59 | natuurwet, ja, het geeft haar eigenlijke grondslag weer,
86 II, 2, 2,60 | instantie en de autoriteit van haar stem en van haar oordeel
87 II, 2, 2,60 | autoriteit van haar stem en van haar oordeel komen voort uit
88 II, 2, 2,61 | zich bij zijn handelen door haar te laten leiden. ~
89 II, 2, 3,64 | christenen in de Kerk en haar leergezag, zoals het Concilie
90 II, 2, 3,64 | lerares van de waarheid. Haar taak bestaat erin de waarheid
91 II, 2, 3,64 | de mens voortvloeien met haar gezag te verkondigen en
92 II, 2, 3,64 | waarheid te bereiken en in haar te blijven. ~
93 II, 3, 1,65 | fundamentelere analyse van haar natuur en haar dynamiek
94 II, 3, 1,65 | analyse van haar natuur en haar dynamiek te ontwikkelen.
95 II, 3, 1,65 | de keuzevrijheid: zonder haar in acht te nemen zouden
96 II, 3, 1,66 | christelijke zedenleer in haar eigen bijbelse wortels de
97 II, 3, 2,69 | een daad die de persoon in haar totaliteit in beslag neemt,
98 II, 4, 1,71 | mens en de wet van God, die haar diepste en levende zetel
99 II, 4, 1,71 | ze voltrekt, en bepalen haar geestelijk diepteprofiel,
100 II, 4, 1,72 | afstemming van de persoon op haar laatste doel, dus God zelf:
101 II, 4, 1,75 | feitelijke voorwaarden voor haar uitoefening, van haar objectieve
102 II, 4, 1,75 | voor haar uitoefening, van haar objectieve betrekking tot
103 II, 4, 1,75 | waarheid van het goede en van haar bestemming door de keuze
104 II, 4, 1,75 | bijvoorbeeld: Gezondheid en haar aantasting, psychische ongeschondenheid,
105 II, 4, 1,75 | gedifferentieerd moeten beoordelen: haar zedelijk “goedzijn” op grond
106 II, 4, 1,75 | bedoeling van het subject, haar “juistheid” op grond van
107 II, 4, 1,75 | juistheid” op grond van haar voorzienbare werkingen of
108 II, 4, 2,77 | keuze van dit gedrag “naar haar soort” of “in zichzelf”
109 II, 4, 2,77 | kunnen modificeren, maar niet haar morele species veranderen. ~
110 II, 4, 2,78 | object van een handeling, dat haar zedelijk specificeert, te
111 II, 4, 2,78 | menselijke handeling afhangt van haar object resp. van de vraag
112 II, 4, 2,78 | is daarom goed, wanneer haar object overeenkomt met het
113 II, 4, 2,78 | respect voor de bona die voor haar zedelijk van belang zijn.
114 II, 4, 2,78 | gerespecteerd worden. De krachtens haar object goede menselijke
115 II, 4, 2,78 | deze handeling krijgt dan haar laatste en beslissende volkomenheid,
116 II, 4, 2,78 | volkomenheid, wanneer de wil haar door de liefde daadwerkelijk
117 II, 4, 3,79 | goede, dat zij zelf en dat haar voltooiïng is. dat zijn
118 II, 4, 3,82 | persoon, met het oog op haar laatste doel, gericht is.
119 II, 4, 3,83 | de wet eigen te maken en haar als een ~impuls voor de
120 III, 0, 4,85 | volmaakt. (Rom. 2, 12). Haar duidelijke houvast - haar
121 III, 0, 4,85 | Haar duidelijke houvast - haar pedagogische “geheim” -
122 III, 0, 4,85 | respecteren en niet een aanval op haar vrijheid en waarde worden ?
123 III, 0, 4,86 | begrensde vrijheid: ze heeft haar absolute en onvoorwaardelijke
124 III, 0, 4,86 | zich bevindt en dat voor haar gelijktijdig een grens en
125 III, 0, 4,86 | persoon gefundeerd wordt: in haar weerklinkt de oorspronkelijke
126 III, 0, 4,86 | De vrijheid heeft dus haar wortels in de waarheid over
127 III, 0, 4,86 | waarheid over de mens en haar uiteindelijke doel in de
128 III, 0, 4,86 | vrijheid, maar ook over haar drama. De mens ontdekt,
129 III, 0, 4,86 | bevrijd worden. Christus is haar Bevrijder: Hij “heeft ons
130 III, 0, 4,87 | Kerk, en elke christen in haar, ertoe geroepen, deel te
131 III, 0, 5,89 | Kerk gehouden en zich voor haar gegeven heeft” (Eph. 5,
132 III, 0, 6,90 | tussen geloof en moraal in haar volle luister. De universaliteit
133 III, 0, 6,90 | gelijktijdig op in dienst van haar bescherming (vgl. Gen. 9,
134 III, 0, 6,91 | onrechtvaardige rechters, die haar in het geval, dat ze zou
135 III, 0, 6,91 | getuigt niet alleen van haar geloof en haar verbondenheid
136 III, 0, 6,91 | alleen van haar geloof en haar verbondenheid met God, maar
137 III, 0, 6,91 | verbondenheid met God, maar ook van haar gehoorzaamheid tegenover
138 III, 0, 6,91 | de zedelijke orde: door haar bereidheid, het martelaarschap
139 III, 0, 6,91 | zo verkondigt zij door haar handelingen de heiligheid
140 III, 0, 7,95 | leer van de Kerk en vooral haar standvastigheid in de verdediging
141 III, 0, 7,95 | nooit gescheiden worden van haar zendingsopdracht als lerares,
142 III, 0, 7,95 | en niet overgelaten aan haar willekeur. In gehoorzaamheid
143 III, 0, 7,95 | de zedelijke norm en legt haar aan alle mensen van goede
144 III, 0, 7,95 | menselijke persoon, voor haar ware welzijn, voor haar
145 III, 0, 7,95 | haar ware welzijn, voor haar authentieke vrijheid. En
146 III, 0, 7,95 | maar doordat men ze in haar diepe betekenis als uitstraling
147 III, 0, 7,95 | waarheid en de juistheid van haar gevolgen” afzien, op basis
148 III, 0, 7,96 | buiten de waarheid of tegen haar geen vrijheid kan zijn,
149 III, 0, 7,96 | in de gelijkheid van al haar in rechten en plichten verenigde
150 III, 0, 8,99 | de minderheid optreden, haar buitensluiten, onderdrukken,
151 III, 0, 8,99 | onderdrukken, uitbuiten of proberen haar te vernietigen”. 155 ~Daarom
152 III, 0, 8,101 | referentiepunt ontneemt, ja meer nog, haar berooft van de erkenning
153 III, 0, 8,101 | voor de maatschappij en haar ware ontwikkeling een oorspronkelijke
154 III, 0, 9,103 | vruchtbare verbinding, in haar dienst gesteld, zonder vermenging
155 III, 0, 9,103 | vermenging en verwarring van haar steeds bijzondere eigenschappen;
156 III, 0, 10,106 | nieuw moet zijn, “nieuw in haar ijver, nieuw in haar methoden
157 III, 0, 10,106 | in haar ijver, nieuw in haar methoden en nieuw in haar
158 III, 0, 10,106 | haar methoden en nieuw in haar manier van uitdrukken”. 166 ~
159 III, 0, 10,107 | christelijke moraal uiteenzet, van haar authenticiteit en laat gelijktijdig
160 III, 0, 10,107 | authenticiteit en laat gelijktijdig haar hele missionaire kracht
161 III, 0, 10,107 | Daarom heeft de Kerk in haar moraalpedagogie steeds de
162 III, 0, 10,108 | zedelijke leven dat zij in haar vruchten van heiligheid
163 III, 0, 11,109 | Geest van de waarheid in haar (vgl. Joh. 14, 16-17) “kan
164 III, 0, 11,109 | geloofszaken niet dwalen. En deze haar bijzondere eigenschap maakt
165 III, 0, 11,109 | de laatste gelovige leek” haar algemene overeenstemming
166 III, 0, 11,109 | geloof en zeden uit”. 169 ~Om haar profetische zending uit
167 III, 0, 11,109 | te oefenen, moet de Kerk haar geloofsleven voortdurend
168 III, 0, 11,109 | begrippen onvoldoende zijn om haar grootsheid (vgl. Eph. 3,
169 III, 0, 11,109 | Eph. 3, 19), die niet in haar geheel bevat kan worden,
170 III, 0, 11,109 | de waarheid - uit, om in haar licht te treden en zo in
171 III, 0, 11,109 | voor de verwezenlijking van haar eigenlijke functie is het
172 III, 0, 11,109 | het uiterst belangrijk, haar innerlijke en levende samenhang
173 III, 0, 11,109 | levende samenhang met de Kerk, haar geheim, haar leven en haar
174 III, 0, 11,109 | met de Kerk, haar geheim, haar leven en haar zending te
175 III, 0, 11,109 | haar geheim, haar leven en haar zending te erkennen: “De
176 III, 0, 11,109 | zending van de Kerk, vooral in haar profetische functie”. 171
177 III, 0, 11,109 | functie”. 171 Krachtens haar natuur en haar dynamiek
178 III, 0, 11,109 | Krachtens haar natuur en haar dynamiek kan de authentieke
179 III, 0, 11,109 | zoals aan deze Kerk en haar geloofsleven het resultaat
180 III, 0, 11,111 | ondervinden de moraaltheologie en haar leer in deze tijd bijzondere
181 III, 0, 11,112 | ontkennen, maar ook zonder haar eigen perspectief hiertoe
182 III, 0, 12,115 | persoon en met de waarheid van haar handelingen verbonden fundamentele
183 Slot, 0, 12,118| barmhartigheid, omdat Jezus Christus, haar Zoon, door de Vader als
184 Slot, 0, 12,118| vermag het te verhinderen dat haar overwinnende kracht uitstroomt,
185 Slot, 0, 12,119| kan ons binnenleiden in haar echte betekenis, omdat het
186 Slot, 0, 12,119| tegelijkertijd de levenskracht voor haar verwezenlijking zal geven.
187 Slot, 0, 12,120| barmhartigheid, omdat Jezus haar zijn Kerk en de hele mensheid
188 Slot, 0, 12,120| van de liefde van God, die haar hart opent en het geschikt
189 Slot, 0, 12,120| voor het morele leven; “haar leven alleen is voorbeeld
190 Slot, 0, 12,120| Maria koestert en voltooit haar vrijheid, doordat ze zich
191 Slot, 0, 12,120| Gods ontvangt. Ze hoedt in haar maagdelijke schoot de mensgeworden
192 Slot, 0, 12,120| niet steeds begrijpt, in haar hart bewaart en daarover
193 Slot, 0, 12,120| het offer van Christus, haar Zoon, van zijn kracht beroofd
|