Chapter, Thema, Paragraph, Number
1 Greet | De schittering van de waarheid straalt door in de werken
2 Greet | is (vgl. Gen. 1, 26): de waarheid verlicht het verstand en
3 Inl, 0, 1,1 | de “gehoorzaamheid aan de waarheid” (1 Petr. 1, 22). ~Deze
4 Inl, 0, 1,1 | Thess. 1, 9) terwijl hij “de waarheid van God met de leugen” verwisselt (
5 Inl, 0, 1,1 | ook zijn vermogen om de waarheid te herkennen, geschaad en
6 Inl, 0, 1,1 | bedrieglijke vrijheid buiten deze waarheid. ~Maar geen duisternis van
7 Inl, 0, 1,1 | heimwee naar de absolute waarheid en het verlangen om in het
8 Inl, 0, 1,2 | dankzij de schittering van de waarheid, die in het binnenste van
9 Inl, 0, 1,2 | 3), “vol van genade en waarheid” (Joh. 1, 14): Hij is “de
10 Inl, 0, 1,2 | 14): Hij is “de Weg, de Waarheid en het Leven” (Joh. 14,
11 Inl, 0, 1,2 | antwoord aan, dat komt uit de waarheid van Jezus Christus en zijn
12 Inl, 0, 1,3 | immers wat aan goedheid en waarheid bij hen te vinden is, wordt
13 Inl, 0, 2,4 | bijstand van de Geest der Waarheid hebben zij bijgedragen tot
14 Inl, 0, 2,4 | bepalende betrekking tot de waarheid berooft. Zo wordt de aloude
15 I, 0, 4,8 | van de wil van de Vader de waarheid over het zedelijk handelen.
16 I, 0, 4,8 | en stap voor stap naar de waarheid voert. ~
17 I, 0, 6,12 | het geloof nu al licht der waarheid, bron van zin voor het leven,
18 I, 0, 6,15 | Testament is, maar alle waarheid in het Nieuwe Testament
19 I, 0, 6,15 | waarlijk een afschrift van de waarheid”. 25 ~Jezus brengt de geboden
20 I, 0, 8,19 | Geest hen in de volledige waarheid zal binnenleiden (vgl. Joh.
21 I, 0, 8,19 | 11-16), Hij is de Weg de Waarheid en het Leven (vgl. Joh.
22 I, 0, 9,23 | gegeven, de genade en de waarheid kwamen door Jezus Christus” (
23 I, 0, 9,24 | verleent ook de kracht “om de waarheid te doen” (vgl. Joh. 3, 21).
24 I, 0, 10,25 | bijstand van de Geest der waarheid: “Wie u hoort, hoort Mij” (
25 I, 0, 10,27 | leraars belijdt zij de waarheid van het vleesgeworden Woord,
26 I, 0, 10,27 | en het fundament van de waarheid (1 Tim. 3, 15), ook van
27 I, 0, 10,27 | Tim. 3, 15), ook van de waarheid over het zedelijk handelen.
28 I, 0, 10,27 | mens op zijn weg naar de waarheid en de vrijheid behulpzaam
29 II, 0, 11,28 | Geest, die haar in de hele waarheid binnenleidt (vgl. Joh. 16,
30 II, 0, 11,29 | uitspraken met de geopenbaarde waarheid bekend te maken. 49 ~
31 II, 0, 11,30 | tot de in Gods wet gelegen waarheid? Welke rol komt aan het
32 II, 0, 11,30 | in overeenstemming met de waarheid over het goede, de rechten
33 II, 0, 11,30 | hun oren sluiten voor de waarheid om te luisteren naar allerlei
34 II, 0, 12 | Dan zult u de waarheid kennen, en de waarheid zal
35 II, 0, 12 | de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8,
36 II, 0, 12,31 | gewetensvrijheid op de weg naar waarheid wordt steeds meer als fundament
37 II, 0, 12,31 | sommige echter afwijken van de waarheid over mens als schepsel en
38 II, 0, 12,32 | absolute postulaat van de waarheid zoekgeraakt ten gunste van
39 II, 0, 12,32 | ontwikkeling de crisis omtrent de waarheid. Nadat de idee van een voor
40 II, 0, 12,32 | verstand kenbare universele waarheid over het goede verloren
41 II, 0, 12,32 | geconfronteerd ziet met zijn waarheid, die van de waarheid van
42 II, 0, 12,32 | zijn waarheid, die van de waarheid van de anderen verschillend
43 II, 0, 12,34 | weg van het zoeken naar de waarheid gerespecteerd te worden,
44 II, 0, 12,34 | morele verplichting om de waarheid te zoeken en om aan de eenmaal
45 II, 0, 12,34 | om aan de eenmaal erkende waarheid vast te houden. 58 In deze
46 II, 0, 12,34 | vrijheid afhankelijk is van de waarheid zwakken ze af, of ze ontkennen
47 II, 0, 12,34 | afhankelijkheid der vrijheid van de waarheid toetsen, een afhankelijkheid,
48 II, 0, 12,34 | Christus: “Dan zult ge de waarheid kennen, en de waarheid zal
49 II, 0, 12,34 | de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken” (Joh. 8,
50 II, 1, 1,35 | zou een primaat over de waarheid bezitten; ja, de waarheid
51 II, 1, 1,35 | waarheid bezitten; ja, de waarheid zou notabene zelf als een
52 II, 1, 2,40 | Anderzijds put het verstand zijn waarheid en zijn gezag uit de eeuwige
53 II, 1, 2,40 | leer van de Kerk over de waarheid van de mens. 73 Ze zou de
54 II, 1, 2,41 | onderwerpt zij zich aan de waarheid van de schepping. Daarom
55 II, 1, 3,42 | deze gehoorzaamheid in de waarheid en beantwoordt aan de waardigheid
56 II, 1, 3,43 | voorzienigheid de onveranderlijke waarheid steeds beter kan leren kennen. 78 ~
57 II, 1, 4,48 | komt niet overeen met de waarheid over de mens en zijn vrijheid.
58 II, 1, 4,50 | of als getuigenis voor de waarheid het eigen leven te geven (
59 II, 1, 5,51 | boek van dat Licht, dat Waarheid genoemd wordt? Vandaar wordt
60 II, 1, 5,51 | verlaten”. 92 ~Dankzij deze “Waarheid” ligt universaliteit in
61 II, 1, 5,51 | contacten onderhouden, de waarheid zoeken, het goede doen,
62 II, 1, 5,52 | persoonlijk de in de wet besloten waarheid in bezit: door de handelingen
63 II, 1, 5,52 | deugden maakt het zich deze waarheid van zijn zijn tot iets eigens.
64 II, 1, 5,53 | overeenstemming met de diepe waarheid van zijn wezen te leven.
65 II, 1, 5,53 | uitdrukking te brengen en haar waarheid begrijpelijk te maken en
66 II, 1, 5,53 | authentiek uit te leggen. Deze waarheid van de zedenwet ontvouwt
67 II, 1, 5,53 | de uitdrukking van deze waarheid zijn, blijven wezenlijk
68 II, 2 | II Geweten en waarheid~
69 II, 2, 1,56 | zijnswijze van de zedelijke waarheid voorgesteld. Naast het leerstellig-abstracte
70 II, 2, 1,56 | verheldering van de op de waarheid steunende betrekking tussen
71 II, 2, 2,60 | oordeel komen voort uit de waarheid over zedelijk goed en kwaad:
72 II, 2, 2,60 | uit te drukken. Op deze waarheid wordt door de “goddelijke
73 II, 2, 2,61 | het verstand uitgesproken waarheid over het zedelijk goede
74 II, 2, 2,61 | getuige van de universele waarheid van het goede zoals ook
75 II, 2, 2,61 | band tussen vrijheid en waarheid. Daarom drukt het geweten
76 II, 2, 2,61 | oordeels”-daden, die de waarheid over het goede weerspiegelen,
77 II, 2, 2,61 | geweten van de objectieve waarheid, ten gunste van een veronderstelde
78 II, 2, 2,61 | hardnekkige zoeken naar de waarheid en aan de bereidheid om
79 II, 2, 3,62 | 1, 5) te hebben, naar de waarheid zoeken en overeenkomstig
80 II, 2, 3,62 | zoeken en overeenkomstig deze waarheid oordelen. Het geweten moet,
81 II, 2, 3,62 | vervalsen” maar moet “open de waarheid leren” (2 Kor. 4, 2). Anderzijds
82 II, 2, 3,62 | ophoudt in naam van die waarheid van het goede te spreken,
83 II, 2, 3,63 | het geweten altijd op de waarheid: in het geval van het rechte
84 II, 2, 3,63 | mens aanvaarde objectieve waarheid; in het geval van het dwalende
85 II, 2, 3,63 | goede met de “objectieve” waarheid, die de mens op grond van
86 II, 2, 3,63 | wanorde ten opzichte van de waarheid van het goede. Bovendien
87 II, 2, 3,64 | Jezus gezegd: “Wie echter de waarheid doet, komt tot het licht” (
88 II, 2, 3,64 | is de Kerk lerares van de waarheid. Haar taak bestaat erin
89 II, 2, 3,64 | Haar taak bestaat erin de waarheid die Christus is te verkondigen
90 II, 2, 3,64 | vrijhei?” (los) van” de waarheid, maar altijd en alleen vrijheid “
91 II, 2, 3,64 | alleen vrijheid “in” de waarheid is; maar ook omdat het leergezag
92 II, 2, 3,64 | niet weg te raken van de waarheid over het goede van de mens
93 II, 2, 3,64 | vraagstukken, met zekerheid de waarheid te bereiken en in haar te
94 II, 3, 1,65 | eigen leven voor of tegen de waarheid, uiteindelijk voor of tegen
95 II, 3, 1,66 | bevestigt tegelijkertijd de waarheid en verplichting van geloofsdaden
96 II, 4, 1,72 | door het verstand in zijn waarheid herkend wordt, bevestigt
97 II, 4, 1,75 | objectieve betrekking tot de waarheid van het goede en van haar
98 II, 4, 3,79 | mens zelf, begrepen in zijn waarheid in volle omvang, en daarmee
99 II, 4, 3,82 | broederlijkheid onder de mensen en de waarheid over het goede en evenzeer
100 II, 4, 3,83 | de mens zelf, naar zijn waarheid en de daaruit voortvloeiende
101 II, 4, 3,83 | blijft zij trouw aan de volle waarheid over de mens en respecteert
102 II, 4, 3,83 | die indruisen tegen deze waarheid, afwijzen. ~Broeders in
103 II, 4, 3,83 | fascinerende schittering van die waarheid laten zien, die Jezus Christus
104 II, 4, 3,83 | zelf is. In Hem, die de Waarheid is (vgl. Joh. 14, 6), kan
105 II, 4, 3,83 | heilige Geest, de Geest van de waarheid, de vrijheid en de liefde:
106 III, 0, 4,84 | relatie tussen vrijheid en waarheid. ~Volgens het christelijke
107 III, 0, 4,84 | vrijheid, die zich aan de waarheid onderwerpt, de menselijke
108 III, 0, 4,84 | bestaat erin, zich in de waarheid te bevinden en de waarheid
109 III, 0, 4,84 | waarheid te bevinden en de waarheid te doen”. 136 ~De vergelijking
110 III, 0, 4,84 | wezenlijke samenhang van de waarheid, het goede en de vrijheid
111 III, 0, 4,84 | vraag van Pilatus: “Wat is waarheid ? “, wordt ook tegenwoordig
112 III, 0, 4,84 | van ook maar een zedelijke waarheid nog mag erkennen. Voor iedereen
113 III, 0, 4,84 | overtuigd, alleen in de waarheid het heil te kunnen vinden.
114 III, 0, 4,84 | heilbrengende kracht van de waarheid wordt aangevochten, en alleen
115 III, 0, 4,86 | heeft dus haar wortels in de waarheid over de mens en haar uiteindelijke
116 III, 0, 4,86 | radicaal verzet, dat hem de waarheid en het goede laat afwijzen,
117 III, 0, 4,87 | openlijk erkennen van de waarheid de voorwaarde voor een authentieke
118 III, 0, 4,87 | vrijheid is: “Dan zult ge de waarheid kennen en de waarheid zal
119 III, 0, 4,87 | de waarheid kennen en de waarheid zal u vrij maken” (Joh.
120 III, 0, 4,87 | maken” (Joh. 8, 32). 139 De waarheid maakt vrij ten opzichte
121 III, 0, 4,87 | getuigenis af te leggen van de waarheid” (Joh. 18, 37). Zo moeten
122 III, 0, 4,87 | God Hem “in geest en in waarheid” aanbidden (Joh. 4, 23):
123 III, 0, 4,87 | vrij. De samenhang met de waarheid en de aanbidding van God
124 III, 0, 4,87 | knecht (dienaar) zoals de waarheid je vrij gemaakt heeft..
125 III, 0, 4,87 | band tussen vrijheid en waarheid, zoals zijn verrijzenis
126 III, 0, 4,87 | heilbrengende kracht van een in waarheid geleefde vrijheid. ~
127 III, 0, 5,88 | scheiding van vrijheid en waarheid is gevolg, uiting en voltooiïng
128 III, 0, 5,88 | goedheid, gerechtigheid en waarheid voort. Onderzoekt, wat de
129 III, 0, 5,88 | herinnering aan zijn geboden, een waarheid, die geleefd moet worden.
130 III, 0, 5,88 | Jezus Christus die de Weg de Waarheid en het Leven is (vgl. Joh.
131 III, 0, 5,89 | wandelen, liegen wij en doen de waarheid niet.. Hierdoor weten we
132 III, 0, 5,89 | is een leugenaar, en de waarheid is niet in hem. Wie zich
133 III, 0, 6,91 | gehoorzaamheid tegenover de waarheid en de absoluutheid van de
134 III, 0, 6,91 | compromisloos getuigenis voor de waarheid van het goede en voor de
135 III, 0, 6,91 | de rechtvaardigheid en de waarheid” 142 en werd zo ook als
136 III, 0, 6,91 | aflegde” (1 Tim. 6, 13), en de waarheid van zijn boodschap door
137 III, 0, 6,91 | heiligen, die de zedelijke waarheid gepreekt hebben en tot het
138 III, 0, 6,93 | schittering van de zedelijke waarheid in de gewoonten en denkwijzen
139 III, 0, 6,93 | luister van de zedelijke waarheid omgevormd leven van elk
140 III, 0, 6,93 | getuigenis is voor de zedelijke waarheid, waartoe slechts vergelijkenderwijze
141 III, 0, 6,94 | in de schepping aanwezige waarheid, op het gezicht van Christus
142 III, 0, 7,95 | bruid van Christus, die de Waarheid in Persoon is, steeds moet
143 III, 0, 7,95 | In gehoorzaamheid aan de waarheid, die Christus is, wiens
144 III, 0, 7,95 | doordat men de zedelijke waarheid verbergt of afzwakt, maar
145 III, 0, 7,95 | voorstelling van de zedelijke waarheid nooit afzien van een diep
146 III, 0, 7,95 | van het “beginsel van de waarheid en de juistheid van haar
147 III, 0, 7,96 | mens: Omdat er buiten de waarheid of tegen haar geen vrijheid
148 III, 0, 8,99 | zedelijke goed elkaar in de waarheid; de waarheid over God, de
149 III, 0, 8,99 | elkaar in de waarheid; de waarheid over God, de Schepper en
150 III, 0, 8,99 | Schepper en Verlosser en de waarheid over de door Hem geschapen
151 III, 0, 8,99 | op het fundament van deze waarheid is het mogelijk, een vernieuwde
152 III, 0, 8,99 | uit de ontkenning van de waarheid in de objectieve zin: Als
153 III, 0, 8,99 | Als er geen transcendente waarheid bestaat, in gehoorzaamheid
154 III, 0, 8,99 | elkaar. Als de transcendente waarheid niet erkend wordt dan triomfeert
155 III, 0, 8,99 | scheiden samenhang tussen waarheid en vrijheid - uitdrukking
156 III, 0, 8,101 | van de erkenning van de waarheid. Want “als er geen laatste
157 III, 0, 8,101 | Want “als er geen laatste waarheid is, die het politieke handelen
158 III, 0, 8,101 | moraal - die zich op de waarheid baseert en zich in de waarheid
159 III, 0, 8,101 | waarheid baseert en zich in de waarheid voor de authentieke vrijheid
160 III, 0, 9,102 | harmonie tussen vrijheid en waarheid nu en dan buitengewone offers
161 III, 0, 9,103 | mogelijkheid geschonken, de hele waarheid van ons zijn te verwezenlijken;
162 III, 0, 9,104 | zwakte tot criterium van de waarheid van het goede maakt, om
163 III, 0, 10,107 | onmiddellijk de schoonheid van de waarheid, de bevrijdende kracht,
164 III, 0, 10,107 | waartoe hij in dienst van de waarheid, de liefde en de rechtvaardigheid
165 III, 0, 11,109 | aanwezigheid van de Geest van de waarheid in haar (vgl. Joh. 14, 16-
166 III, 0, 11,109 | want het onthult de mens de waarheid over zijn bestemming en
167 III, 0, 11,109 | Hoewel deze geopenbaarde waarheid al ons spreken te boven
168 III, 0, 11,109 | tot het begrijpen van de waarheid - uit, om in haar licht
169 III, 0, 11,109 | antwoord op de stem van de waarheid, helpt het volk Gods, volgens
170 III, 0, 11,110 | liefde geleid, zich aan de waarheid houdt” (vgl. Eph. 4, 15)
171 III, 0, 11,110 | leven van de Kerk, waarin de waarheid van het tot voltooiïng gebrachte
172 III, 0, 11,110 | toe komt de juistheid en waarheid van de door het leergezag
173 III, 0, 11,112 | steekhoudend argument zijn, om de waarheid van de door de Kerk geleerde
174 III, 0, 11,112 | het evangelie, dat de hele waarheid over de mens en over de
175 III, 0, 11,112 | zedelijke wet een bevrijdende waarheid, een genade tot hoop te
176 III, 0, 12,114 | Kom en volg mij na”. De waarheid van deze leer is bezegeld
177 III, 0, 12,115 | menselijke persoon en met de waarheid van haar handelingen verbonden
178 III, 0, 12,117 | in het volle bezit van de waarheid antwoorden kan. En als christenen
179 III, 0, 12,117 | Christus, de zich wegschenkende Waarheid. ~Als de mensen aan de Kerk
180 III, 0, 12,117 | Christus, de stem van de waarheid over goed en kwaad. In het
181 Slot, 0, 12,120| staat ze aan de kant van de waarheid en deelt in de zware taak
|