118. Tot
slot van deze beschouwingen vertrouwen we ons zelf, het lijden en de vreugden
van ons bestaan, het zedelijke leven van de gelovigen en de mensen van goede
wil, de studie van de vakmensen voor ethiek en moraaltheologie toe aan Maria de
Moeder Gods en Moeder van barmhartigheid.
Maria is de moeder van
barmhartigheid, omdat Jezus Christus, haar Zoon, door de Vader als openbaring
van de barmhartigheid van God gezonden werd (vgl. Joh. 3, 16-18). Hij is niet
gekomen om te vervloeken maar om te vergeven, barmhartigheid uit te oefenen
(vgl. Mt. 9, 13). En de grootste barmhartigheid bestaat eruit, dat Hij
onder ons verblijft, en uit de roeping waardoor wij worden uitgenodigd Hem te
ontmoeten en, samen met Petrus, Hem als de “Zoon van de levende God” (Mt.
16, 16) te belijden. Geen zonde van de mens vermag de barmhartigheid van God
uit te doven, vermag het te verhinderen dat haar overwinnende kracht
uitstroomt, zo gauw we er om vragen. Ja, juist de zonde laat sterker de liefde
van de Vader stralen, die, om de knecht vrij te kopen zijn Zoon geofferd heeft.
181 Zijn barmhartigheid voor ons is verlossing. Tot
voltooiïng komt deze barmhartigheid in het geschenk van de Geest, die het
nieuwe leven voortbrengt en laat verlangen. Hoe talrijk en groot de door de
zwakheid en zonde van de mens tegen hem opgeworpen hindernissen ook zijn mogen,
de Geest, die het aanschijn van de aarde vernieuwt (vgl. Ps. 104, 30),
maakt het wonder van de volledige vervulling van het goede mogelijk. Deze
vernieuwing die het mogelijk maakt te doen wat goed, edel, mooi is, wat God
bevalt en volgens zijn wil is, is tot op zekere hoogte het opbloeien van het
geschenk van de barmhartigheid, dat van de slavernij van het kwade bevrijdt en
de kracht schenkt, niet meer te zondigen. Door het geschenk van het nieuwe
leven maakt Jezus ons tot deelhebbers van zijn liefde en leidt ons in de Geest
naar de Vader.
119. Dat is de
troostende zekerheid van het christelijke geloof, waaraan het zijn diepe
menselijkheid en zijn buitengewone eenvoud dankt. In de discussies over
de nieuwe en complexe morele vragen kan af en toe de indruk ontstaan, dat de
christelijke moraal op zichzelf te moeilijk is, slechts moeizaam te begrijpen
en bijna onmogelijk in praktijk te brengen. Dat is niet juist, want ze bestaat,
om het met de eenvoud van het evangelie te zeggen, uit het volgen van Jezus
Christus, zich aan Hem over te geven, zich door de genade te laten
veranderen en door zijn barmhartigheid zich te laten vernieuwen, die ons door
het leven in de gemeenschap van zijn Kerk bereiken. “Wie leven wil - herinnert
ons de heilige Augustinus - die weet, waar te leven en waar naar toe te leven.
Laat hij naderen, geloven, zich aansluiten, om levend gemaakt te worden. Laat
hij niet uit de gemeenschap van de ledematen wegvluchten”. 182
De noodzakelijke essentie van de christelijke moraal kan, met het licht van de
Geest, iedere mens begrijpen, ook de minder gevormde, ja vooral hij die een
“eenvoudig hart” weet te bewaren (vgl. Ps. 86, 11). Aan de andere kant
ontslaat deze eenvoud volgens het evangelie niet ervan op te komen voor de
gecompliceerde werkelijkheid, maar kan ons binnenleiden in haar echte
betekenis, omdat het navolgen van Christus langzaam maar zeker de wezenlijke
kenmerken van de authentieke christelijke zedelijkheid openlegt en
tegelijkertijd de levenskracht voor haar verwezenlijking zal geven. Het is de
taak van het leergezag van de Kerk, erover te waken, dat zich de dynamiek van
het navolgen van Christus organisch ontwikkelt, zonder dat de zedelijke eisen
met al hun consequenties vervalst of verduisterd worden. Wie van Christus
houdt, houdt zich aan de geboden (vgl. Joh. 14, 15).
120. Maria is ook
moeder van barmhartigheid, omdat Jezus haar zijn Kerk en de hele mensheid
toevertrouwt. Als zij aan de voet van het kruis Johannes als zoon aanneemt, als
ze samen met Christus de Vader voor hen om vergeving smeekt, die niet weten wat
zij doen (vgl. Lc. 23, 34) ervaart Maria in volledige beschikbaarheid
tegenover de Geest de volledigheid en universaliteit van de liefde van God, die
haar hart opent en het geschikt maakt het hele mensengeslacht te omvatten. Zo
is ze tot Moeder van ons allen en van ieder van ons geworden, een moeder, die
voor ons de goddelijke barmhartigheid verkrijgt.
Maria is lichtend teken en fascinerend
voorbeeld voor het morele leven; “haar leven alleen is voorbeeld voor allen”
schrijft de heilige Ambrosius183 die zich vooral richt tot
de maagden, maar uiteindelijk in een voor allen open perspectief het volgende
vaststelt: “Het eerste brandend verlangen om te leren schenkt de adel van de
meester. En wie is edeler dan de Moeder Gods, of luisterrijker dan zij, die
door de Luister zelf uitverkoren werd? 184 Maria koestert en
voltooit haar vrijheid, doordat ze zich aan God geeft en in zich de gave Gods
ontvangt. Ze hoedt in haar maagdelijke schoot de mensgeworden Zoon van God tot
op het moment van de geboorte, ze voedt Hem, ze brengt Hem groot en begeleidt
Hem tot die hoogste daad van vrijheid, die het volledige offer van het eigen
leven is. Met zichzelf te geven treedt Maria volledig binnen in het plan van
God, die zich aan de mensen geeft. Terwijl zij de gebeurtenissen die ze niet
steeds begrijpt, in haar hart bewaart en daarover nadenkt (vgl. Lc. 2,
19), wordt ze tot voorbeeld voor allen die het woord van de Heer horen en het
navolgen (vgl. Lc. 11, 28) en verdient de naam “zetel der Wijsheid”.
Deze wijsheid is Jezus Christus zelf, het eeuwige Woord van God, dat de wil van
de Vader openbaart en volkomen vervult (vgl. Hebr. 10, 5-10). Maria
nodigt elk mens uit, deze wijsheid aan te nemen. Ook ons draagt ze, net als de
dienaren tijdens de bruiloft van Kana in Galilea, op: “Wat Hij jullie zegt, doe
dat! “ (Joh. 2, 5).
Maria deelt onze menselijke situatie,
maar volledig transparant voor de genade van God. Hoewel ze de zonde niet
kende, is ze in staat, met elke zwakke mee te lijden. Ze begrijpt de zondaar en
houdt van hem met moederlijke liefde. Juist daarom staat ze aan de kant van de
waarheid en deelt in de zware taak van de Kerk, alle mensen voortdurend op de
morele eisen te wijzen. Om dezelfde reden neemt ze het niet, dat de zondaar
misleid wordt door hem, die doet alsof hij iemand liefheeft, doordat hij zijn
zonde rechtvaardigt; want ze weet, dat op deze wijze het offer van Christus,
haar Zoon, van zijn kracht beroofd wordt. Geen vrijspraak, die door
welgevallige doctrines, ook van theologische of filosofische aard, aangeboden wordt,
zal de mensen waarlijk gelukkig maken: Alleen het kruis en de heerlijkheid van
de verrezen Christus kunnen zijn geweten vrede en zijn leven redding schenken.
O Maria,
Moeder van barmhartigheid,
waak over
allen, opdat het kruis van Christus
niet zijn
kracht wordt afgenomen,
opdat de
mens
niet van de
weg van het goede afkomt,
niet het
besef van de zonde verliest,
opdat
hij groeit in de hoop op God,
“die
vol barmhartigheid is” (Eph. 2, 4)
opdat hij
uit vrije wil
de goede
werken doet,
die door Hem
van te voren
bereid
werden (vgl. Eph. 2, 10),
en opdat hij
zo met zijn hele leven
“tot lof van
zijn heerlijkheid bestemd”
(Eph. 1, 12)
is.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, op 6
augustus, het feest van de Gedaanteverandering van de Heer van het jaar 1993,
het vijftiende van mijn pontificaat.
Johannes Paulus PP II
|