Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library
Ioannes Paulus PP. II
Veritatis Splendor

IntraText CT - Text

  • Hoofdstuk III “Opdat het kruis van Christus zijn kracht niet zou verliezen” (1 Kor. 1, 17) Het zedelijk goede voor het leven van de Kerk en van de wereld
      • De moraal en de vernieuwing van het maatschappelijke en politieke leven
Previous - Next

Click here to hide the links to concordance

De moraal en de vernieuwing van het maatschappelijke en politieke leven

98. In het licht van de ernstige vormen van sociaal en economisch onrecht en politieke corruptie, waardoor hele volkeren en naties geteisterd worden, groeit de verontwaardiging van ontelbare met voeten getreden en in hun menselijke grondrechten vernederde mensen en steeds breder en heftiger wordt het verlangen naar radicale persoonlijke en maatschappelijke vernieuwing merkbaar, die alleen in staat is, gerechtigheid, solidariteit, waarachtigheid en doorzichtigheid te garanderen.

Zeker moet er nog een lange en moeizame weg afgelegd worden, talrijke geweldige inspanningen moeten worden ondernomen, opdat zon vernieuwing verwezenlijkt kan worden; Reden daarvoor zijn ook de veelheid en de ernst van de oorzaken, die de huidige onrechtvaardige toestanden in de wereld kweken en voeden. Maar zoals de geschiedenis en de ervaring van elk individu leren, kan men gemakkelijk aan de wortels van deze situaties eigenlijkcultureleoorzaken ontdekken, dat wil zeggen oorzaken, die met bepaalde opvattingen van de mens van de maatschappij en van de wereld samenhangen. In feite staat in het middelpunt van de culturele kwestie het zedelijk gevoel, dat van zijn kant op het religieuze gevoel rust en zich hierin voltooit. 154

99. Alleen God, het hoogste goed, vormt het onvervreemdbare fundament en de onvervangbare voorwaarde van de zedelijkheid, dus de geboden, in het bijzonder die negatieve geboden, die steeds en in elk geval de met de waardigheid van elke menselijke persoon onverenigbare gedragspatronen en handelingen verbieden. Zo ontmoeten het hoogste goed en het zedelijke goed elkaar in de waarheid; de waarheid over God, de Schepper en Verlosser en de waarheid over de door Hem geschapen en verloste mens. Slechts op het fundament van deze waarheid is het mogelijk, een vernieuwde maatschappij op te bouwen en de gecompliceerde en drukkende problemen, die deze doen beven, op te lossen: in de eerste plaats dat van het overwinnen van verschillende vormen van totalitarisme, om de weg te banen voor de authentieke vrijheid van de persoon. “Het totalitarisme komt voort uit de ontkenning van de waarheid in de objectieve zin: Als er geen transcendente waarheid bestaat, in gehoorzaamheid waaraan de mens tot zijn volledige identiteit komt, dan bestaat er geen zeker principe dat rechtvaardige betrekkingen tussen mensen garandeert. Hun klassebelang, groepsbelang en nationaal belang brengt hen onverzoenlijk tegen over elkaar. Als de transcendente waarheid niet erkend wordt dan triomfeert het geweld van de macht en probeert iedereen, tot het uiterste van de hem ter beschikking staande middelen gebruik te maken om zonder naar rechten van de anderen te kijken zijn belangen en zijn mening door te zetten. Dan wordt de mens alleen gespaard voorzover hij kan worden gebruik als middel tot profijt van de heersenden. De wortel van het moderne totalitarisme ligt daarom in de ontkenning van de transcendente waardigheid van de mens, het zichtbare beeld van de onzichtbare God. Juist daarom, vanwege deze natuur, is hij drager van rechten, die niemand mag schenden: noch het individu, noch de groep, de klasse, de natie of de staat. Ook de meerderheid in de maatschappij mag dit niet doen: tegen de minderheid optreden, haar buitensluiten, onderdrukken, uitbuiten of proberen haar te vernietigen”. 155

Daarom heeft de niet te scheiden samenhang tussen waarheid en vrijheid - uitdrukking van de wezenlijke band tussen wijsheid en wil van God - een uiterst belangrijke betekenis voor het leven van de mens op het sociaal-economische en socio-politieke vlak. Dat blijkt uit de sociale leer van de Kerk - dieop het gebied van de theologie en vooral van de moraaltheologie156 - en de uitleg van de geboden, die het maatschappelijke, economische en politieke leven niet alleen met betrekking tot algemene houdingen, maar ook met betrekking tot precies bepaalde gedragswijzen en concrete handelingen regelen.

100. Zo benadrukt de Catechismus van de katholieke Kerk op de eerste plaats, datop economisch gebied het respecteren van de menselijke waardigheid de deugd van de matigheid vraagt, om de hechting aan de goederen van deze wereld te beteugelen; de deugd van gerechtigheid, om de rechten van de naaste te garanderen en hem te geven wat hem toekomt; en de solidariteit overeenkomstig de gouden regel en de vrijgevigheid van de Heer, wantHij is om uwentwil arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat gij rijk zoudt worden door zijn armoede” (2 Kor. 8, 9)”, 157 om dan een reeks van gedragingen en van handelingen, die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, bij de naam te noemen: Diefstal, bewust achterhouden van geleende of verloren voorwerpen, bedrog in het zakenleven (vgl. Dt. 25, 13-16), oneerlijke lonen (vgl. Dt. 24, 14-15; Jac. 5, 4), prijsverhogingen door het misbruik maken van de onwetendheid en de noodsituatie van anderen (vgl. Am. 8, 4-6), het zich toeëigenen van bedrijfsvermogen van een onderneming voor privé-gebruik, slecht geleverd werk, belastingfraude, het vervalsen van cheques en rekeningen, buitensporige uitgaven, verspilling etc. 158 En verder: “Het zevende gebod verbiedt handelingen en ondernemingen, die om de een of andere reden - uit egoïsme, vanwege een ideologie, uit zucht naar winst of vanuit een totalitaire gezindheid, - ertoe leiden, dat mensen geknecht, en van hun persoonlijke waardigheid beroofd worden of als waren gekocht, verkocht of geruild worden. Het is een zonde tegen hun menselijke waardigheid en hun grondrechten, ze op gewelddadige wijze tot louter gebruikswaar of tot bron van winst te maken. De heilige Paulus beval een christelijke heer, zijn christelijke slavenniet meer als slaven, maar als veel meer: als geliefde broederste behandelen (Phlm. 16)”. 159

101. Op politiek gebied is het nodig te benadrukken, dat waarachtigheid, in de relaties tussen regerenden en geregeerden, doorzichtigheid van het openbare bestuur, onpartijdigheid bij het dienen van de staat, respect voor de rechten ook van politieke tegenstanders, bescherming van de rechten van de aangeklaagden tegen summiere processen en veroordelingen, juist en gewetensvol gebruik van gemeenschappelijke financiële middelen, het afwijzen van twijfelachtige of ongeoorloofde middelen om de macht te allen prijze te veroveren, vast te houden en te uit te breiden, principes zijn, die hun diepste wortel - zoals ook hun unieke dringende noodzaak - in de transcendente waarde van de persoon en in de objectieve zedelijke eisen voor het functioneren van de staat hebben. 160 Als men zich er niet aan houdt, breekt het fundament van het politieke samenleven stuk, en het hele maatschappelijke leven wordt daardoor steeds meer, bedreigd en aan het verval prijsgegeven (vgl. Ps. 14, 3-4; Openb. 18, 2-3, 9-24). Na de neergang van de ideologieën in veel landen, die de politiek met een totalitair wereldbeeld verbonden - waaronder vooral het marxisme - tekent zich nu een niet minder ernstig gevaar af, met het oog op de ontkenning van de grondrechten van de menselijke persoon en het vertalen van de religieuze vraag die in het hart van elk menselijk wezen bestaat, in politieke categorieën: Het is het gevaar van het verbinden van democratie met ethisch relativisme, dat aan de burgerlijke samenleving elk zeker zedelijk referentiepunt ontneemt, ja meer nog, haar berooft van de erkenning van de waarheid. Wantals er geen laatste waarheid is, die het politieke handelen leidt en er oriëntering aan geeft, dan kunnen de ideeën en overtuigingen gemakkelijk voor machtsdoeleinden misbruikt worden. Een democratie zonder waarden verandert, zoals de geschiedenis bewijst, gemakkelijk in een openlijk of achterbaks totalitarisme”. 161

In alle sectoren van het persoonlijke, familiale maatschappelijke en politieke leven bewijst dus de moraal - die zich op de waarheid baseert en zich in de waarheid voor de authentieke vrijheid opent - niet alleen voor de individuele mens en zijn groei in het goede, maar ook voor de maatschappij en haar ware ontwikkeling een oorspronkelijke niet te vervangen en zeer waardevolle dienst.




154 Vgl. Encycliek Centesimus annus (1 mei 1991), 24: AAS 83 (1991), 821-822.



155 Ibid., 44: aa(), 848-849. vlg. Leo XIII, encycliek Libertas praestantissimum (20 juni 1888): Leonis XIII P.M. Acta, VIII, Romae 1889, 224-226.



156 Encycliek Sollicitudo rei socialis (30 december 1987), 41: AAS 80 (1988), 571.



157 Catechismus van de Katholieke Kerk, n. 2407.



158 Vgl. ibid., nr. 2408-2413.



159 Ibid., n. 2414.



160 Vgl. Postsynodale apostolische brief Christifideles laici (30 december 1988), 42: AAS 81 (1989), 472-476.



161 Encycliek Centesimus annus (1 mei 1991), 46: AAS 83 (1991), 850.






Previous - Next

Table of Contents | Words: Alphabetical - Frequency - Inverse - Length - Statistics | Help | IntraText Library

Best viewed with any browser at 800x600 or 768x1024 on Tablet PC
IntraText® (V89) - Some rights reserved by EuloTech SRL - 1996-2007. Content in this page is licensed under a Creative Commons License