1-500 | 501-1000 | 1001-1302
bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 1 | Luister, mijn zoon, naar de richtlijnen van uw meester,
2 Prol, 1 | hart: aanvaard gewillig de vermaningen van uw liefdevolle
3 Prol, 2 | 2 om zo door de inspanning van uw gehoorzaamheid
4 Prol, 2 | keren van wie u zich door de slapheid van de ongehoorzaamheid
5 Prol, 2 | zich door de slapheid van de ongehoorzaamheid hebt verwijderd.~
6 Prol, 3 | in dienst te treden van de ware Koning: Christus de
7 Prol, 3 | de ware Koning: Christus de Heer, en die daartoe de
8 Prol, 3 | de Heer, en die daartoe de sterke en roemrijke wapenen
9 Prol, 3 | en roemrijke wapenen van de gehoorzaamheid opneemt.~
10 Prol, 5 | heeft willen rekenen in de toekomst nooit over ons
11 Prol, 7 | ons kunnen overleveren aan de eeuwige straf als slechte
12 Prol, 7 | hebben willen volgen naar de heerlijkheid.~
13 Prol, 8 | gewekt door het woord van de Schrift: "Het is tijd voor
14 Prol, 8 | voor ons om op te staan uit de slaap". ~
15 Prol, 11| om te horen, hij hore wat de Geest zegt tot de kerken". ~
16 Prol, 11| hore wat de Geest zegt tot de kerken". ~
17 Prol, 12| Ik zal u onderrichten in de vreze des Heren. ~
18 Prol, 13| van het leven bezit, opdat de duisternis van de dood u
19 Prol, 13| opdat de duisternis van de dood u niet overvalle".~
20 Prol, 14| 14 En terwijl de Heer temidden van al die
21 Prol, 15| 15 "Wie is de mens, die naar het leven
22 Prol, 17| kwaad en doe het goede, zoek de vrede en jaag hem na. ~
23 Prol, 19| broeders, dan deze stem van de Heer, die ons uitnodigt? ~
24 Prol, 20| Zie in zijn goedheid toont de Heer ons de weg ten leven. ~
25 Prol, 20| goedheid toont de Heer ons de weg ten leven. ~
26 Prol, 21| omgorden met het geloof en met de trouw in het volbrengen
27 Prol, 23| 23 Maar ondervragen wij de Heer zelf met de woorden
28 Prol, 23| ondervragen wij de Heer zelf met de woorden van de profeet: "
29 Prol, 23| zelf met de woorden van de profeet: "Heer, wie mag
30 Prol, 24| luisteren, broeders, naar de Heer, die ons het antwoord
31 Prol, 24| het antwoord geeft en ons de weg wijst naar zijn tent. ~
32 Prol, 25| levenswandel onbevlekt is en die de gerechtigheid beoefent; ~
33 Prol, 26| 26 die de waarheid spreekt in zijn
34 Prol, 28| 28 die de arglistige duivel, als deze
35 Prol, 28| influisteringen wegstoot van vóór de ogen van zijn hart en hem
36 Prol, 29| 29 Die de Heer vrezen en daarom niet
37 Prol, 29| zijn, maar dat het door de Heer bewerkt wordt; ~
38 Prol, 30| 30 die daarom de Heer verheerlijken, die
39 Prol, 30| die in hen werkt, door met de profeet te zeggen: "Niet
40 Prol, 30| ons, maar aan uw Naam geef de eer".~
41 Prol, 31| 31 Zo schreef ook de Apostel Paulus niets van
42 Prol, 32| roemt, moet hij roemen op de Heer". ~
43 Prol, 33| 33 Vandaar dat ook de Heer in het Evangelie zegt: "
44 Prol, 35| 35 Aldus besluit de Heer zijn onderricht en
45 Prol, 36| 36 Daarom worden de dagen van dit leven met
46 Prol, 37| 37 zoals de Apostel zegt: "Weet gij
47 Prol, 38| Want in zijn goedheid zegt de Heer: "Ik wil niet de dood
48 Prol, 38| zegt de Heer: "Ik wil niet de dood van de zondaar, maar
49 Prol, 38| Ik wil niet de dood van de zondaar, maar dat hij zich
50 Prol, 39| 39 Wij hebben de Heer nu ondervraagd, broeders,
51 Prol, 39| ondervraagd, broeders, over de bewoner van zijn tent en
52 Prol, 39| ook maar die plichten van de bewoner nakomen. ~
53 Prol, 40| lichaam dan uitrusten voor de strijd, dat wil zeggen voor
54 Prol, 40| strijd, dat wil zeggen voor de heilige gehoorzaamheid aan
55 Prol, 41| natuur, vragen wij dan aan de Heer, dat Hij ons met de
56 Prol, 41| de Heer, dat Hij ons met de hulp van zijn genade wil
57 Prol, 42| 42 Wanneer wij de straffen van de hel dan
58 Prol, 42| Wanneer wij de straffen van de hel dan ook willen ontvluchten
59 Prol, 45| oefenschool gaan stichten voor de dienst van de Heer. ~
60 Prol, 45| stichten voor de dienst van de Heer. ~
61 Prol, 47| op redelijke gronden voor de verbetering van fouten en
62 Prol, 47| fouten en het behoud van de liefde vereist wordt, ~
63 Prol, 48| afschrikken en ontvlucht niet de weg van het heil, die aanvankelijk
64 Prol, 49| blije liefde voort langs de weg van Gods geboden. ~
65 Prol, 50| maar in zijn leer tot aan de dood in het klooster volharden
66 1 | Hoofdstuk 1 OVER DE VERSCHILLENDE SOORTEN MONNIKEN~ ~
67 1, 2 | 2 De eerste soort is die van
68 1, 2 | eerste soort is die van de cenobieten: dat wil zeggen
69 1, 3 | een tweede soort, die van de anachoreten: dat wil zeggen
70 1, 3 | monniken, die niet meer door de eerste ijver van hun monnikenleven
71 1, 4 | 4 met de steun van de gemeenschap
72 1, 4 | 4 met de steun van de gemeenschap geschoold zijn
73 1, 4 | en geleerd hebben tegen de duivel te strijden. ~
74 1, 5 | 5 Nadat zij zich in de gelederen van de broeders
75 1, 5 | zich in de gelederen van de broeders hebben geoefend
76 1, 5 | geoefend voor het duel in de woestijn, zijn zij met de
77 1, 5 | de woestijn, zijn zij met de steun van God sterk genoeg
78 1, 5 | weerstand te bieden aan de aanvechtingen van het vlees
79 1, 6 | 6 De derde, een heel slechte
80 1, 6 | soort monniken, is die van de sarabaieten. Zij zijn niet
81 1, 6 | Zij zijn niet als goud in de oven beproefd door enige
82 1, 7 | Doordat zij met hun werken de wereld trouw blijven is
83 1, 8 | alleen zonder herder, niet in de schaapstal van de Heer opgesloten
84 1, 8 | niet in de schaapstal van de Heer opgesloten maar in
85 1, 10 | 10 De vierde soort monniken zijn
86 1, 10 | vierde soort monniken zijn de zogenaamde gyrovagen, die
87 1, 10 | die hun hele leven lang de verschillende landstreken
88 1, 10 | dagen te gast blijven in de cellen van de verschillende
89 1, 10 | blijven in de cellen van de verschillende monniken. ~
90 1, 11 | vaste woonplaats. Zij zijn de slaven van hun eigen grillen
91 1, 11 | opzichten nog slechter dan de sarabaieten. ~
92 1, 12 | 12 Over de erbarmelijke levenswijze
93 1, 13 | regel op te stellen voor de sterkste soort: de cenobieten.~ ~ ~
94 1, 13 | voor de sterkste soort: de cenobieten.~ ~ ~
95 2 | Hoofdstuk 2 WELKE HOEDANIGHEDEN DE ABT MOET BEZITTEN~ ~
96 2, 1 | bedenken, hoe men hem noemt, en de naam van overste met daden
97 2, 2 | 2 Hij blijkt immers de vertegenwoordiger van Christus
98 2, 3 | 3 volgens het woord van de Apostel: "Gij hebt een geest
99 2, 4 | 4 Daarom mag de abt niets leren, bepalen
100 2, 4 | bepalen of bevelen wat tegen de wet des Heren ingaat, ~
101 2, 5 | goddelijke gerechtigheid de harten van zijn leerlingen
102 2, 6 | 6 Altijd moet de abt bedenken, dat zijn eigen
103 2, 6 | dat zijn eigen leer én de gehoorzaamheid van zijn
104 2, 7 | 7 De abt moet goed weten dat
105 2, 7 | moet goed weten dat het de herder zal worden aangerekend,
106 2, 7 | worden aangerekend, als de huisvader enig tekort in
107 2, 7 | huisvader enig tekort in de opbrengst van zijn schapen
108 2, 8 | Anderzijds is eveneens waar, dat de herder bij het oordeel van
109 2, 8 | herder bij het oordeel van de Heer vrijuit gaat, als hij
110 2, 9 | 9 Dan kan hij met de profeet tot de Heer zeggen: "
111 2, 9 | kan hij met de profeet tot de Heer zeggen: "Uw gerechtigheid
112 2, 10 | 10 En dan zal de dood zelf voor straf de
113 2, 10 | de dood zelf voor straf de schapen overweldigen die
114 2, 12 | ontvankelijke leerlingen de geboden des Heren door zijn
115 2, 12 | woorden voorhoudt, maar de hardleersen en minder ontwikkelden
116 2, 14 | Verbond, terwijl gij toch de tucht haat en mijn woorden
117 2, 14 | haat en mijn woorden in de wind slaat?"~
118 2, 15 | verder: "Gij hebt wel naar de splinter in het oog van
119 2, 15 | staan kijken, maar niet de balk gezien in uw eigen
120 2, 17 | 17 De een mag hij niet meer liefhebben
121 2, 17 | niet meer liefhebben dan de ander, tenzij iemand een
122 2, 19 | 19 Oordeelt de abt op rechtvaardige gronden,
123 2, 19 | dan handele hij, ook bij de rangbepaling van elkeen,
124 2, 20 | dragen onder dezelfde Heer de gelijke last van onze krijgsdienst, "
125 2, 21 | 21 De enige grond, waarop wij
126 2, 23 | 23 Anderzijds moet de abt zich in zijn onderricht
127 2, 23 | onderricht steeds houden aan de grondregel die de Apostel
128 2, 23 | houden aan de grondregel die de Apostel geeft, als hij zegt: "
129 2, 24 | werk moet gaan, nu eens de gestrengheid van de meester,
130 2, 24 | eens de gestrengheid van de meester, dan weer de liefde
131 2, 24 | van de meester, dan weer de liefde van de vader tonend. ~
132 2, 24 | dan weer de liefde van de vader tonend. ~
133 2, 25 | nalatigen en minachters van de tucht, dan manen wij hem
134 2, 26 | 26 Laat hij ook de vergrijpen van hen die in
135 2, 26 | zich voordoen, indachtig de dood van Heli, de priester
136 2, 26 | indachtig de dood van Heli, de priester van Silo. ~
137 2, 28 | wat er geschreven staat: "De dwaas is met woorden niet
138 2, 29 | verder: "Sla uw zoon met de roede en gij zult zijn ziel
139 2, 29 | zult zijn ziel redden van de dood".~
140 2, 30 | 30 Altijd moet de abt bedenken wat hij is,
141 2, 31 | dienstbaar te maken aan de gesteltenis van velen. De
142 2, 31 | de gesteltenis van velen. De een moet hij met milde goedheid
143 2, 32 | dat hij niet enkel aan de hem toevertrouwde kudde
144 2, 32 | maar zich veeleer over de groei van een goede kudde
145 2, 33 | Bovenal moet hij het heil van de zielen die hem zijn toevertrouwd
146 2, 37 | 37 Hij wete dus, dat wie de leiding van zielen op zich
147 2, 38 | overtuigd zijn, dat hij op de dag van het oordeel over
148 2, 38 | over evenveel zielen aan de Heer rekenschap zal moeten
149 2, 39 | staat met betrekking tot de schapen die hem zijn toevertrouwd.
150 2, 39 | nauwgezetter is waar het de verantwoording over anderen
151 2, 39 | ook meer zorg besteden aan de verantwoording over zichzelf, ~
152 3 | 3 OVER HET BETREKKEN VAN DE BROEDERS IN HET BERAAD~ ~
153 3, 1 | belangrijks gebeuren moet, roept de abt de gehele gemeente bijeen
154 3, 1 | gebeuren moet, roept de abt de gehele gemeente bijeen en
155 3, 2 | Terwijl hij luistert naar de raad van de broeders, denkt
156 3, 2 | luistert naar de raad van de broeders, denkt hij zelf
157 3, 2 | broeders, denkt hij zelf over de zaak na en doet dan wat
158 3, 3 | 3 De reden nu waarom wij hebben
159 3, 3 | bijeengeroepen moeten worden, is, dat de Heer vaak aan een jongere
160 3, 4 | 4 Intussen moeten de broeders hun raad geven
161 3, 5 | 5 De beslissing blijft veeleer
162 3, 5 | veeleer aan het oordeel van de abt voorbehouden, zodat
163 3, 7 | 7 Allen dienen in alles de Regel te volgen als hun
164 3, 8 | Niemand in het klooster volge de neiging van zijn eigen hart. ~
165 3, 10 | dit waagt, ondergaat hij de hiervoor vastgestelde straf. ~
166 3, 11 | 11 De abt van zijn kant echter
167 3, 11 | echter moet alles doen met de vreze Gods en met inachtneming
168 3, 11 | en met inachtneming van de Regel, omdat hij weet, dat
169 3, 11 | moeten afleggen voor God, de rechtvaardige Rechter.~
170 3, 12 | gaat hij alleen te rade bij de oudsten, ~
171 4 | Hoofdstuk 4 WELKE DE WERKTUIGEN ZIJN OM GOED
172 4, 1 | 1 Op de eerste plaats: God de Heer
173 4, 1 | Op de eerste plaats: God de Heer liefhebben met geheel
174 4, 2 | 2 Vervolgens: de naaste gelijk zichzelf.~
175 4, 14 | 14 De armen verkwikken,~
176 4, 21 | 21 Niets boven de liefde van Christus stellen.~
177 4, 22 | 22 Zijn toorn niet de vrije loop laten.~
178 4, 26 | 26 de liefde niet loslaten.~
179 4, 28 | 28 met hart en mond de waarheid spreken.~
180 4, 33 | Vervolging verduren omwille van de gerechtigheid.~
181 4, 44 | 44 De dag van het oordeel vrezen;~
182 4, 45 | 45 beducht zijn voor de hel.~
183 4, 46 | 46 Met heel de drang van zijn hart naar
184 4, 47 | 47 De dood dagelijks voor ogen
185 4, 50 | pletter slaan~ en ze aan de geestelijke vader bekend
186 4, 53 | praten óm te praten of om de lachlust op te wekken.~
187 4, 59 | 59 Geen gevolg geven aan de begeerten van het vlees.~
188 4, 61 | In alles gehoorzamen aan de bevelen van de abt,~ ook
189 4, 61 | gehoorzamen aan de bevelen van de abt,~ ook als deze - wat
190 4, 61 | indachtig dit gebod van de Heer:~ "Doet wat zij zeggen,
191 4, 63 | 63 De geboden Gods dagelijks metterdaad
192 4, 64 | 64 Liefde hebben voor de kuisheid.~
193 4, 70 | 70 De ouderen eren.~
194 4, 71 | 71 De jongeren liefhebben.~
195 4, 72 | 72 In de liefde van Christus voor
196 4, 75 | 75 Dit zijn de werktuigen van het geestelijk
197 4, 76 | ophouden hanteren en op de dag van het oordeel weer
198 4, 76 | oordeel weer inleveren, zal de Heer ons het loon uitbetalen,
199 4, 78 | 78 De werkplaats waar wij dit
200 4, 78 | met toeleg moeten doen, is de beslotenheid van het klooster
201 4, 78 | bestendig verblijf binnen de gemeenschap.~ ~ ~
202 5 | Hoofdstuk 5 OVER DE GEHOORZAAMHEID~ ~
203 5, 1 | 1 De eerste trap van nederigheid
204 5, 3 | 3 Omwille van de heilige dienstbaarheid die
205 5, 3 | hebben, of ook uit vrees voor de hel of uit verlangen naar
206 5, 3 | hel of uit verlangen naar de heerlijkheid van het eeuwig
207 5, 4 | van geen uitstel, zodra de overste iets beveelt, alsof
208 5, 5 | 5 Over hen zegt de Heer: "Op het eerste gehoor
209 5, 6 | 6 En tot de leraars zegt Hij in dezelfde
210 5, 9 | ware in één ogenblik volgen de beide dingen met de snelheid
211 5, 9 | volgen de beide dingen met de snelheid die voortkomt uit
212 5, 9 | snelheid die voortkomt uit de vreze Gods onmiddellijk
213 5, 9 | op elkaar: het bevel dat de meester uitspreekt en het
214 5, 9 | uitspreekt en het werk dat de leerling volbrengt.~
215 5, 11 | 11 Daarom kiezen zij de smalle weg waarvan de Heer
216 5, 11 | zij de smalle weg waarvan de Heer zegt: "Smal is de weg
217 5, 11 | waarvan de Heer zegt: "Smal is de weg die naar het leven voert". ~
218 5, 12 | leiden door het oordeel en de bevelen van een ander: zij
219 5, 13 | zich naar dat woord van de Heer, waar Hij zegt: "Ik
220 5, 13 | eigen wil komen doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden
221 5, 14 | aan God en aangenaam aan de mensen, wanneer het bevolene
222 5, 15 | 15 De gehoorzaamheid immers, die
223 5, 15 | gehoorzaamheid immers, die aan de oversten wordt bewezen,
224 5, 16 | 16 Ook moeten de leerlingen blijmoedig weten
225 5, 17 | gehoorzaamt, en niet alleen met de mond, maar zelfs alleen
226 5, 19 | maar loopt hij integendeel de straf op van de mopperaars,
227 5, 19 | integendeel de straf op van de mopperaars, tenzij hij het
228 6 | Hoofdstuk 6 OVER DE ZWIJGZAAMHEID~ ~
229 6, 1 | 1 Laten wij doen wat de profeet zegt: "Ik sprak:
230 6, 2 | 2 Hier wijst de profeet erop, dat als men
231 6, 2 | gesprekken soms terwille van de zwijgzaamheid moet achterwege
232 6, 2 | achterwege laten, men dus zeker de slechte moet vermijden omwille
233 6, 2 | moet vermijden omwille van de straf die op de zonde volgt. ~
234 6, 2 | omwille van de straf die op de zonde volgt. ~
235 6, 4 | Bij veel spreken kan men de zonde niet vermijden",~
236 6, 5 | 5 en elders: "De tong heeft macht over dood
237 6, 6 | onderrichten is trouwens de taak van de meester, de
238 6, 6 | is trouwens de taak van de meester, de leerling dient
239 6, 6 | de taak van de meester, de leerling dient te zwijgen
240 6, 7 | dan ook iets te vragen aan de overste, dan vraagt men
241 6, 8 | gepraat dat enkel dient om de lachlust op te wekken wijzen
242 6, 8 | voor altijd en overal van de hand en wij staan niet toe,
243 7 | Hoofdstuk 7 OVER DE NEDERIGHEID~ ~
244 7, 1 | 1 Broeders, de heilige Schrift roept ons
245 7, 3 | 3 De profeet maakt ons duidelijk,
246 7, 4 | niet meer drinken mag aan de borst van zijn moeder, zo
247 7, 5 | Daarom, broeders, als wij de toppen van de hoogste nederigheid
248 7, 5 | broeders, als wij de toppen van de hoogste nederigheid willen
249 7, 5 | waarnaar men opklimt langs de nederigheid in dit aardse
250 7, 6 | 6 dan moeten wij voor de opvaart van onze daden die
251 7, 8 | nederig is geworden, door de Heer naar de hemel worden
252 7, 8 | geworden, door de Heer naar de hemel worden opgericht.~
253 7, 9 | 9 De stijlen van die ladder zijn -
254 7, 10 | 10 De eerste trap van nederigheid
255 7, 10 | bestaat hierin, dat men door de vreze Gods altijd voor ogen
256 7, 10 | zeerste op zijn hoede is voor de vergetelheid~
257 7, 12 | van eigen wil; en ook voor de begeerten van het vlees. ~
258 7, 13 | 13 Want de mens moet overtuigd zijn,
259 7, 13 | dat God hem altijd vanuit de hemel gadeslaat en dat zijn
260 7, 13 | wordt en onophoudelijk door de engelen wordt gemeld.~
261 7, 14 | 14 Dit houdt de profeet ons voor, waar hij
262 7, 15 | 15 en verder: "God kent de gedachten van de mensen". ~
263 7, 15 | God kent de gedachten van de mensen". ~
264 7, 17 | 17 en: "De gedachte van de mens ligt
265 7, 17 | 17 en: "De gedachte van de mens ligt voor U open". ~
266 7, 19 | niet mogen doen, zegt ons de Schrift: "Keer u af van
267 7, 21 | ons willen hoeden voor wat de heilige Schrift zegt: "Er
268 7, 21 | zegt: "Er zijn wegen die de mens recht toeschijnen,
269 7, 21 | uiteindelijk in het diepst van de hel uitmonden", ~
270 7, 22 | schrik bedenken wat er over de nalatigen gezegd is: "Zij
271 7, 22 | afstotelijk geworden door de opwellingen van hun eigen
272 7, 23 | 23 Ook wat de begeerten van het vlees
273 7, 23 | ons tegenwoordig is, omdat de profeet tot de Heer zegt: "
274 7, 23 | is, omdat de profeet tot de Heer zegt: "Al mijn begeerte
275 7, 24 | iedere slechte begeerte, want de dood heeft postgevat bij
276 7, 24 | dood heeft postgevat bij de drempel van het genot. ~
277 7, 25 | 25 Daarom heeft de Schrift ons bevolen: "Gij
278 7, 26 | 26 Als dus de ogen van de Heer goeden
279 7, 26 | 26 Als dus de ogen van de Heer goeden en kwaden gadeslaan, ~
280 7, 27 | 27 en de Heer vanuit de hemel voortdurend
281 7, 27 | 27 en de Heer vanuit de hemel voortdurend zijn blik
282 7, 27 | zijn blik laat gaan over de kinderen der mensen om te
283 7, 28 | 28 en als bovendien de engelen die ons toegewezen
284 7, 28 | alles wat wij doen aan de Heer melden, ~
285 7, 29 | broeders, op ieder uur van de dag waakzaam zijn. Want
286 7, 29 | Want anders zou God - zoals de profeet in de psalm zegt -
287 7, 29 | God - zoals de profeet in de psalm zegt - wel eens kunnen
288 7, 31 | 31 De tweede trap van nederigheid
289 7, 32 | laten naar dit woord van de Heer: "Ik ben niet gekomen
290 7, 32 | eigen wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden
291 7, 34 | 34 De derde trap van nederigheid
292 7, 34 | overste onderwerpt, om zo de Heer na te volgen van wie
293 7, 34 | Heer na te volgen van wie de Apostel zegt: "Hij is gehoorzaam
294 7, 34 | gehoorzaam geworden tot de dood".~
295 7, 35 | 35 De vierde trap van nederigheid
296 7, 35 | men bij het beoefenen van de gehoorzaamheid, als men
297 7, 36 | of het op te geven, omdat de Schrift zegt: "Wie tot het
298 7, 37 | hart sterk zijn en verdraag de Heer". ~
299 7, 38 | mogelijke tegenkantingen voor de Heer moet verdragen, legt
300 7, 38 | lijden, deze woorden in de mond: "Om uwentwil worden
301 7, 38 | men ons als schapen voor de slachtbank". ~
302 7, 39 | omdat zij zeker zijn van de goddelijke vergelding die
303 7, 39 | in dit alles behalen wij de overwinning door toedoen
304 7, 40 | Op een andere plaats zegt de Schrift nog: "God, Gij hebt
305 7, 40 | hebt ons zware lasten op de rug gelegd". ~
306 7, 42 | des Heren: als men hen op de wang slaat, bieden zij ook
307 7, 42 | wang slaat, bieden zij ook de andere aan; als iemand hun
308 7, 43 | 43 met de Apostel Paulus verdragen
309 7, 44 | 44 De vijfde trap van de nederigheid
310 7, 44 | 44 De vijfde trap van de nederigheid bestaat hierin,
311 7, 45 | 45 Want de Schrift spoort ons hiertoe
312 7, 45 | spoort ons hiertoe aan met de woorden: "Openbaar de weg
313 7, 45 | met de woorden: "Openbaar de weg die gij gaat aan de
314 7, 45 | de weg die gij gaat aan de Heer en vertrouw op Hem". ~
315 7, 46 | Belijdt uw schuld voor de Heer, want Hij is goed,
316 7, 47 | 47 Ook zegt de profeet nog: "Mijn zonde
317 7, 48 | mijn ongerechtigheden voor de Heer aanklagen', en Gij
318 7, 48 | aanklagen', en Gij hebt mij de slechtheid van mijn hart
319 7, 49 | 49 De zesde trap van nederigheid
320 7, 49 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik met het allerarmste
321 7, 50 | hij zegt bij zichzelf met de profeet: "Ik ben tot niets
322 7, 51 | 51 De zevende trap van nederigheid
323 7, 51 | dat men niet alleen met de mond zegt de laatste en
324 7, 51 | alleen met de mond zegt de laatste en geringste van
325 7, 52 | vernedert zich en zegt met de profeet: "Ik echter ben
326 7, 52 | ben een worm en geen mens, de spot van de mensen en de
327 7, 52 | en geen mens, de spot van de mensen en de verachting
328 7, 52 | de spot van de mensen en de verachting van het volk". ~
329 7, 55 | 55 De achtste trap van nederigheid
330 7, 55 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik alleen dat doet wat
331 7, 55 | monnik alleen dat doet wat de algemene leefregel van het
332 7, 55 | klooster en het voorbeeld van de overheden leren.~
333 7, 56 | 56 De negende trap van nederigheid
334 7, 56 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik zijn tong belet om
335 7, 57 | 57 Want de Schrift leert ons, dat bij
336 7, 57 | ons, dat bij veel spreken de zonde niet te vermijden
337 7, 59 | 59 De tiende trap van nederigheid
338 7, 59 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik niet gemakkelijk
339 7, 59 | omdat er geschreven staat: "De dwaas schatert het uit als
340 7, 60 | 60 De elfde trap van nederigheid
341 7, 60 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik, wanneer hij spreekt,
342 7, 61 | zoals geschreven staat: "De wijze kan men kennen aan
343 7, 62 | 62 De twaalfde trap van nederigheid
344 7, 62 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik niet enkel in zijn
345 7, 63 | 63 bij het werk Gods, in de bidplaats, in het klooster,
346 7, 63 | bidplaats, in het klooster, in de tuin, op straat, op het
347 7, 63 | hij het hoofd gebogen en de ogen neergeslagen. ~
348 7, 64 | 64 Steeds is hij zich de schuld van zijn zonden bewust
349 7, 65 | zijn hart het woord van de tollenaar het uit Evangelie,
350 7, 66 | 66 En met de profeet zegt hij: "Ik ga
351 7, 67 | 67 Zodra de monnik al deze trappen van
352 7, 67 | bereiken, die volmaakt is en de vrees buitensluit. ~
353 7, 69 | niet langer uit angst voor de hel maar uit liefde tot
354 7, 69 | Christus en gedreven door de gewoonte zelf om het goede
355 7, 69 | het goede te doen en door de vreugde die hij vindt in
356 7, 69 | vreugde die hij vindt in de deugd. ~
357 7, 70 | 70 Dit zal de Heer zeker in zijn arbeider,
358 8 | 8 OVER HET KOORGEBED IN DE NACHT ~ ~
359 8, 1 | 1 In de winter, dat wil zeggen van
360 8, 1 | op op het achtste uur van de nacht volgens de gewone
361 8, 1 | uur van de nacht volgens de gewone berekening, ~
362 8, 2 | men iets langer slaapt dan de halve nacht en bij het opstaan
363 8, 3 | 3 De tijd die na de nachtgetijden
364 8, 3 | 3 De tijd die na de nachtgetijden overschiet,
365 8, 3 | nachtgetijden overschiet, wordt door de broeders die nog iets uit
366 8, 3 | nog iets uit het boek van de psalmen of van de lessen
367 8, 3 | boek van de psalmen of van de lessen moeten leren voor
368 8, 4 | opstaan zo gekozen, dat de nachtgetijden - na een heel
369 8, 4 | korte tussenpoos, waarin de broeders zich omwille van
370 8, 4 | broeders zich omwille van de behoeften van de natuur
371 8, 4 | omwille van de behoeften van de natuur kunnen verwijderen -
372 8, 4 | aanstonds gevolgd worden door de ochtendgetijden, die bij
373 8, 4 | die bij het aanbreken van de dag gehouden worden.~ ~ ~
374 9 | Hoofdstuk 9 HOEVEEL PSALMEN IN DE NACHTGETIJDEN GEZONGEN MOETEN
375 9, 1 | 1 In de winter, zoals wij die hierboven
376 9, 2 | volgt psalm 3 met "Eer aan de Vader". ~
377 9, 4 | 4 Daarna volgt de ambrosiaanse hymne; daarna
378 9, 5 | vers gezongen is, spreekt de abt de zegen uit, en terwijl
379 9, 5 | gezongen is, spreekt de abt de zegen uit, en terwijl allen
380 9, 5 | banken gezeten zijn, lezen de broeders, elkaar afwisselend,
381 9, 5 | drie lessen uit het boek op de lessenaar. Na elk van deze
382 9, 6 | gezongen zonder "Eer aan de Vader", maar na de derde
383 9, 6 | Eer aan de Vader", maar na de derde les zingt hij die
384 9, 6 | die voorzingt het "Eer aan de Vader". ~
385 9, 7 | 7 Zodra de zanger dit aanheft, staan
386 9, 7 | uit eerbied en ontzag voor de Heilige Drieenheid.~
387 9, 8 | 8 Gelezen worden in de nachtgetijden de door God
388 9, 8 | worden in de nachtgetijden de door God geïnspireerde boeken
389 9, 8 | Nieuwe Testament: maar ook de uitleg daarvan, zoals erkende
390 9, 9 | haar responsories volgen de andere zes psalmen, die
391 9, 10 | Daarna volgt een les uit de Apostel die uit het hoofd
392 9, 10 | eleison", en zo eindigen de nachtgetijden.~ ~ ~
393 10 | Hoofdstuk 10 HOE IN DE ZOMER DE NACHTGETIJDEN GEVIERD
394 10 | Hoofdstuk 10 HOE IN DE ZOMER DE NACHTGETIJDEN GEVIERD WORDEN~ ~
395 10, 2 | 2 alleen worden de lessen uit het boek niet
396 10, 2 | boek niet gelezen, omdat de nachten te kort zijn, maar
397 10, 3 | wil dus zeggen, dat er in de nachtgetijden nooit minder
398 11 | Hoofdstuk 11 HOE OP ZONDAGEN DE NACHTGETIJDEN GEZONGEN WORDEN~ ~
399 11, 1 | staat men vroeger op voor de nachtgetijden. ~
400 11, 2 | nachtgetijden moet men binnen de volgende maat blijven: nadat
401 11, 2 | ordelijk en volgens rang op de banken zitten en worden
402 11, 3 | vierde responsorie door de zanger het "Eer aan de Vader"
403 11, 3 | door de zanger het "Eer aan de Vader" gezongen wordt. Zodra
404 11, 4 | met hun antifonen evenals de voorafgaande, en het vers. ~
405 11, 6 | zingt men drie kantieken uit de profeten, die de abt heeft
406 11, 6 | kantieken uit de profeten, die de abt heeft aangewezen. Deze
407 11, 7 | het vers gezongen is en de abt heeft de zegen gegeven,
408 11, 7 | gezongen is en de abt heeft de zegen gegeven, worden er
409 11, 8 | vierde responsorie heft de abt de hymne "U, God, loven
410 11, 8 | responsorie heft de abt de hymne "U, God, loven wij"
411 11, 9 | geheel gezongen is, leest de abt de les uit het Evangelie,
412 11, 9 | gezongen is, leest de abt de les uit het Evangelie, waaronder
413 11, 10 | antwoorden allen: "Amen", en de abt laat dan onmiddellijk
414 11, 10 | abt laat dan onmiddellijk de hymne volgen "U komt lof
415 11, 10 | komt lof toe". Nadat hij de zegen heeft gegeven, beginnen
416 11, 10 | heeft gegeven, beginnen de ochtendgetijden.~
417 11, 11 | 11 Deze regeling van de nachtgetijden blijft voor
418 11, 11 | nachtgetijden blijft voor de zondag het gehele jaar door
419 11, 12 | opstaat, want dan moeten de lessen of responsories wat
420 12 | Hoofdstuk 12 HOE DE DIENST VAN DE OCHTENDGETIJDEN
421 12 | Hoofdstuk 12 HOE DE DIENST VAN DE OCHTENDGETIJDEN GEVIERD
422 12, 1 | 1 In de ochtendgetijden op zondag
423 12, 4 | 4 Vervolgens de Zegeningen en de lofpsalmen;
424 12, 4 | Vervolgens de Zegeningen en de lofpsalmen; één les uit
425 12, 4 | lofpsalmen; één les uit de Apocalyps, die uit het hoofd
426 12, 4 | opgezegd en een responsorie, de ambrosiaanse hymne, het
427 12, 4 | kantiek uit het Evangelie, de litanie en daarmee wordt
428 12, 4 | litanie en daarmee wordt de dienst besloten.~ ~ ~
429 13 | Hoofdstuk 13 HOE OP GEWONE DAGEN DE DIENST VAN DE OCHTENDGETIJDEN
430 13 | GEWONE DAGEN DE DIENST VAN DE OCHTENDGETIJDEN GEVIERD
431 13, 1 | 1 Op gewone dagen wordt de dienst van de ochtendgetijden
432 13, 1 | dagen wordt de dienst van de ochtendgetijden gevierd
433 13, 9 | wordt met twee maal "Eer aan de Vader". ~
434 13, 10 | 10 Want op de andere dagen zingt men iedere
435 13, 10 | dag een eigen kantiek uit de Profeten zoals de kerk van
436 13, 10 | kantiek uit de Profeten zoals de kerk van Rome die zingt. ~
437 13, 11 | 11 Na dat kantiek volgen de lofpsalmen; daarna één les
438 13, 11 | lofpsalmen; daarna één les uit de Apostel die uit het hoofd
439 13, 11 | opgezegd, het responsorie, de ambrosiaanse hymne, het
440 13, 11 | kantiek uit het Evangelie, de litanie en dat is het besluit.~
441 13, 12 | 12 In elk geval mogen de ochtend- en avondgetijden
442 13, 12 | het gebed des Heren door de overste gezegd wordt, zodat
443 13, 12 | het horen; dit omwille van de doornen van tweedracht die
444 13, 12 | tweedracht die telkens weer de kop opsteken. ~
445 13, 13 | zullen zij, gehouden door de overeenkomst die zij aangaan
446 13, 14 | 14 In de andere getijden wordt enkel
447 14 | Hoofdstuk 14 HOE DE NACHTGETIJDEN OP DE FEESTEN
448 14 | HOE DE NACHTGETIJDEN OP DE FEESTEN VAN DE HEILIGEN
449 14 | NACHTGETIJDEN OP DE FEESTEN VAN DE HEILIGEN GEVIERD WORDEN~ ~
450 14, 1 | 1 Op de feesten van de heiligen
451 14, 1 | 1 Op de feesten van de heiligen en op alle plechtige
452 14, 1 | plechtige feesten worden de nachtgetijden gevierd zoals
453 14, 2 | 2 Alleen worden de psalmen, antifonen en lessen
454 14, 2 | Maar men houdt zich aan de orde van dienst zoals die
455 15, 1 | onderbreking het alleluia zowel bij de psalmen als bij de responsories. ~
456 15, 1 | zowel bij de psalmen als bij de responsories. ~
457 15, 2 | Pinksteren tot aan het begin van de Vasten zingt men het iedere
458 15, 2 | men het iedere nacht in de nachtgetijden enkel bij
459 15, 2 | nachtgetijden enkel bij de laatste zes psalmen. ~
460 15, 3 | worden iedere zondag buiten de Vasten de kantieken, de
461 15, 3 | zondag buiten de Vasten de kantieken, de ochtendgetijden,
462 15, 3 | de Vasten de kantieken, de ochtendgetijden, de Primen,
463 15, 3 | kantieken, de ochtendgetijden, de Primen, Terts, Sext en Noon
464 15, 3 | Noon met alleluia gezongen, de Vespers daarentegen met
465 15, 4 | 4 Maar de responsories worden nooit
466 16 | 16 HOE HET WERK GODS IN DE LOOP VAN DE DAG GEVIERD
467 16 | WERK GODS IN DE LOOP VAN DE DAG GEVIERD WORDT~ ~
468 16, 1 | 1 Zoals de profeet zegt: "Zevenmaal
469 16, 2 | wij waar maken, als wij de plichten van onze dienstbaarheid
470 16, 2 | dienstbaarheid nakomen op het uur van de ochtendgetijden, de Primen,
471 16, 2 | van de ochtendgetijden, de Primen, de Terts, de Sext,
472 16, 2 | ochtendgetijden, de Primen, de Terts, de Sext, de Noon,
473 16, 2 | ochtendgetijden, de Primen, de Terts, de Sext, de Noon, de Vespers
474 16, 2 | Primen, de Terts, de Sext, de Noon, de Vespers en de Completen; ~
475 16, 2 | Terts, de Sext, de Noon, de Vespers en de Completen; ~
476 16, 2 | de Noon, de Vespers en de Completen; ~
477 16, 3 | juist over deze uren van de dag heeft gezegd: "Zevenmaal
478 16, 4 | 4 Want over de nachtgetijden zegt diezelfde
479 16, 4 | diezelfde profeet: "Midden in de nacht ben ik opgestaan om
480 16, 5 | klinken voor onze Schepper "om de oordelen van zijn gerechtigheid":
481 16, 5 | gerechtigheid": namelijk in de ochtendgetijden, de Primen,
482 16, 5 | namelijk in de ochtendgetijden, de Primen, de Terts, de Sext,
483 16, 5 | ochtendgetijden, de Primen, de Terts, de Sext, de Noon,
484 16, 5 | ochtendgetijden, de Primen, de Terts, de Sext, de Noon, de Vespers
485 16, 5 | Primen, de Terts, de Sext, de Noon, de Vespers en de Completen,
486 16, 5 | Terts, de Sext, de Noon, de Vespers en de Completen,
487 16, 5 | de Noon, de Vespers en de Completen, en 's nachts
488 17, 1 | 1 Voor de nacht- en ochtendgetijden
489 17, 1 | ochtendgetijden hebben wij de regeling van het psalmgezang
490 17, 1 | vastgesteld: laten wij nu de volgende Uren nog nader
491 17, 2 | 2 Op het uur van de Primen worden drie psalmen
492 17, 2 | niet onder één "Eer aan de Vader". ~
493 17, 3 | 3 De hymne van dit uur volgt
494 17, 3 | kom mij te hulp" voordat de psalmen beginnen. ~
495 17, 4 | 4 Nadat de drie psalmen geëindigd zijn,
496 17, 5 | 5 Op het uur van de Terts, Sext en Noon wordt
497 17, 5 | gevierd, te weten: het vers, de hymne van deze uren, telkens
498 17, 5 | uren, telkens drie psalmen, de les en het vers, Kyrie eleison
499 17, 6 | 6 Als de gemeenschap wat talrijker
500 17, 6 | wat talrijker is zingt men de psalmen met antifoon, als
1-500 | 501-1000 | 1001-1302 |