Chapter, Verse
1 Prol, 6 | 6 Te allen tijde moeten wij Hem dan ook met zijn eigen
2 Prol, 8 | 8 Laten wij dan eindelijk eens opstaan,
3 Prol, 9 | goddelijk licht, moeten wij met een aandachtig oor luisteren
4 Prol, 21| 21 Laten wij dan onze lendenen omgorden
5 Prol, 21| volbrengen van het goede, en gaan wij dan, geleid door het Evangelie,
6 Prol, 22| 22 Als wij in zijn tent, dat wil zeggen
7 Prol, 22| Rijk, willen wonen, zullen wij daar slechts kunnen komen
8 Prol, 23| 23 Maar ondervragen wij de Heer zelf met de woorden
9 Prol, 35| verwacht nu van ons, dat wij nu ook metterdaad elke dag
10 Prol, 39| 39 Wij hebben de Heer nu ondervraagd,
11 Prol, 39| voorwaarden men er kan wonen. Als wij nu ook maar die plichten
12 Prol, 40| 40 Laten wij ons hart en lichaam dan
13 Prol, 41| voor onze natuur, vragen wij dan aan de Heer, dat Hij
14 Prol, 42| 42 Wanneer wij de straffen van de hel dan
15 Prol, 43| 43 dan moeten wij thans, nu er nog tijd is
16 Prol, 43| thans, nu er nog tijd is en wij nog in dit lichaam verkeren,
17 Prol, 45| 45 Wij willen daarom een oefenschool
18 Prol, 46| 46 In haar opzet hopen wij niets te bepalen dat te
19 Prol, 50| 50 Laten wij dan ook nooit afwijken van
20 1, 13 | 13 Wij laten hen dan ook voor wat
21 2, 20 | of vrije man, allen zijn wij één in Christus" en dragen
22 2, 21 | 21 De enige grond, waarop wij door Hem verschillend beoordeeld
23 2, 21 | beoordeeld worden, is, of wij beter blijken te zijn dan
24 2, 25 | van de tucht, dan manen wij hem aan hen streng te straffen
25 3, 3 | 3 De reden nu waarom wij hebben vastgesteld, dat
26 4, 76 | 76 Als wij ze dag en nacht zonder ophouden
27 4, 78 | 78 De werkplaats waar wij dit alles met toeleg moeten
28 6, 1 | 1 Laten wij doen wat de profeet zegt: "
29 6, 8 | lachlust op te wekken wijzen wij voor altijd en overal van
30 6, 8 | en overal van de hand en wij staan niet toe, dat een
31 7, 5 | 5 Daarom, broeders, als wij de toppen van de hoogste
32 7, 5 | nederigheid willen bereiken, als wij snel willen komen tot die
33 7, 6 | 6 dan moeten wij voor de opvaart van onze
34 7, 9 | van die ladder zijn - naar wij menen - ons lichaam en onze
35 7, 9 | zelftucht ingevoegd, waarlangs wij omhoog moeten klimmen.~
36 7, 19 | 19 Dat wij onze eigen wil niet mogen
37 7, 20 | En in dezelfde zin vragen wij God in het gebed des Heren,
38 7, 21 | eigen wil niet te doen, als wij ons willen hoeden voor wat
39 7, 22 | 22 en als wij tevens met schrik bedenken
40 7, 23 | het vlees betreft moeten wij geloven, dat God altijd
41 7, 24 | 24 Wij moeten dan ook op onze hoede
42 7, 28 | dag en nacht, alles wat wij doen aan de Heer melden, ~
43 7, 29 | 29 dan moeten wij, broeders, op ieder uur
44 7, 29 | wel eens kunnen zien "hoe wij ons tot het kwaad keren
45 7, 30 | barmhartig is en wacht of wij niet tot inkeer willen komen,
46 7, 38 | mond: "Om uwentwil worden wij iedere dag opnieuw ter dood
47 7, 39 | Maar in dit alles behalen wij de overwinning door toedoen
48 7, 41 | ons erop te wijzen, dat wij onder een overste moeten
49 9, 1 | 1 In de winter, zoals wij die hierboven omschreven
50 11, 2 | blijven: nadat er eerst zoals wij boven hebben vastgesteld,
51 11, 8 | de hymne "U, God, loven wij" aan. ~
52 13, 13 | zeggen: "Vergeef ons zoals wij vergeven", zich zuiveren
53 14, 1 | nachtgetijden gevierd zoals wij gezegd hebben, dat ze op
54 16, 2 | heilig getal zeven zullen wij waar maken, als wij de plichten
55 16, 2 | zullen wij waar maken, als wij de plichten van onze dienstbaarheid
56 16, 5 | 5 Op deze uren moeten wij dan ook onze lofzangen doen
57 16, 5 | Completen, en 's nachts moeten wij opstaan om Hem te loven.~ ~ ~
58 17, 1 | en ochtendgetijden hebben wij de regeling van het psalmgezang
59 17, 1 | psalmgezang al vastgesteld: laten wij nu de volgende Uren nog
60 18, 18 | worden uitgevoerd zoals wij dat hierboven hebben vastgesteld.~
61 18, 22 | 22 Vóór alles dringen wij hierop aan: als iemand deze
62 18, 25 | 25 als wij immers lezen, dat onze heilige
63 18, 25 | één dag verrichtten, wat wij, lauwe monniken, toch wel
64 19, 1 | 1 Wij geloven, dat God overal
65 19, 2 | 2 Maar laten wij het toch vooral zonder enige
66 19, 2 | enige twijfel geloven, als wij deelnemen aan het dienstwerk
67 19, 3 | 3 Wij moeten dan ook altijd indachtig
68 19, 6 | 6 Laten wij dan bedenken, in welke gesteltenis
69 19, 6 | bedenken, in welke gesteltenis wij voor het aanschijn van God
70 19, 7 | 7 en verrichten wij ons psalmgezang zó, dat
71 20, 1 | 1 Als wij aan hooggeplaatste mensen
72 20, 1 | willen voorleggen, durven wij dit slechts doen met nederigheid
73 20, 3 | 3 En laten wij wel beseffen, dat wij niet
74 20, 3 | laten wij wel beseffen, dat wij niet verhoord zullen worden
75 21, 7 | Ook voor de prior bepalen wij hetzelfde.~ ~ ~
76 34, 2 | 2 Daarmee willen wij niet zeggen, dat er aanzien
77 39, 1 | 1 Wij zijn van mening, dat twee
78 40, 2 | 2 en daarom durven wij slechts met een zekere angstvalligheid
79 40, 3 | 3 Als wij nu rekening houden met het
80 40, 3 | onvermogen van de zwakken, zijn wij toch van mening, dat één
81 40, 6 | 6 Wij lezen weliswaar, dat wijn
82 40, 6 | elk geval voor zorgen, dat wij niet drinken tot verzadigens
83 40, 9 | 9 Want daar dringen wij vooral met kracht op aan,
84 42, 5 | Gesprekken" bijwonen, zoals wij reeds gezegd hebben. ~
85 43, 4 | 95 komt - daarom willen wij, dat die heel slepend en
86 43, 7 | 7 De reden nu, waarom wij bepaald hebben, dat zij
87 48, 2 | 2 Wij menen dan ook die beide
88 49, 2 | zoveel deugd bezitten, raden wij de monnik aan om in die
89 49, 4 | juiste manier gebeuren, als wij paal en perk stellen aan
90 49, 4 | aan onze ondeugden en als wij ons toeleggen op het gebed
91 49, 5 | aan de gewone dagtaak die wij al verschuldigd zijn: bijzondere
92 53, 14 | voetwassing zegt men het vers: "Wij hebben, o God, uw barmhartigheid
93 53, 24 | hij hen nederig - zoals wij gezegd hebben - vraagt de
94 55, 4 | 4 Zelf menen wij, dat in gematigde streken
95 63, 7 | degenen aan wie de abt, zoals wij zeiden, na rijp beraad een
96 64, 14 | 14 Daarmee willen wij niet zeggen, dat hij de
97 65, 12 | mogelijk is moet men - zoals wij dat boven al hebben vastgesteld -
98 66, 8 | 8 Wij willen dat deze Regel vaak
99 70, 2 | 2 Daarom bepalen wij, dat niemand gerechtigd
100 71, 3 | vanzelfsprekend voorrang - en wij willen niet dat persoonlijke
101 73, 1 | 1 Deze Regel hebben wij dan geschreven om door de
102 73, 1 | kloosters te tonen, dat wij reeds enigermate eerzaam
103 73, 4 | aanwijzingen voor ons, hoe wij regelrecht tot onze Schepper
104 73, 9 | en deugd bereiken, waarop wij zojuist gewezen hebben.
|