bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 5 | rekenen in de toekomst nooit over ons slecht gedrag bedroefd
2 Prol, 39| nu ondervraagd, broeders, over de bewoner van zijn tent
3 1 | Hoofdstuk 1 OVER DE VERSCHILLENDE SOORTEN
4 1, 12 | 12 Over de erbarmelijke levenswijze
5 2, 14 | zeggen: "Hoe waagt gij het over mijn geboden te spreken
6 2, 32 | lijdt, maar zich veeleer over de groei van een goede kudde
7 2, 34 | heeft genomen, en dat hij over dezen dan ook rekenschap
8 2, 38 | op de dag van het oordeel over evenveel zielen aan de Heer
9 2, 39 | waar het de verantwoording over anderen betreft, zal hij
10 2, 39 | besteden aan de verantwoording over zichzelf, ~
11 3 | Hoofdstuk 3 OVER HET BETREKKEN VAN DE BROEDERS
12 3, 2 | broeders, denkt hij zelf over de zaak na en doet dan wat
13 3, 11 | dat hij zonder twijfel over al zijn beslissingen rekenschap
14 3, 12 | 12 Gaat het over minder belangrijke aangelegenheden
15 4, 48 | 48 Altijd waken over zijn levenswandel.~
16 5 | Hoofdstuk 5 OVER DE GEHOORZAAMHEID~ ~
17 5, 5 | 5 Over hen zegt de Heer: "Op het
18 6 | Hoofdstuk 6 OVER DE ZWIJGZAAMHEID~ ~
19 6, 1 | bescheiden geweest, en zelfs over goede dingen heb ik gezwegen". ~
20 6, 5 | elders: "De tong heeft macht over dood en leven". ~
21 7 | Hoofdstuk 7 OVER DE NEDERIGHEID~ ~
22 7, 22 | met schrik bedenken wat er over de nalatigen gezegd is: "
23 7, 27 | voortdurend zijn blik laat gaan over de kinderen der mensen om
24 8 | Hoofdstuk 8 OVER HET KOORGEBED IN DE NACHT ~ ~
25 16, 3 | 3 omdat hij juist over deze uren van de dag heeft
26 16, 4 | 4 Want over de nachtgetijden zegt diezelfde
27 18, 8 | Psalm 118 wordt dus verdeeld over twee dagen, de zondag namelijk
28 18, 20 | worden gelijkmatig verdeeld over de zeven nachtgetijden, ~
29 19 | Hoofdstuk 19 OVER DE HOUDING BIJ HET PSALMGEZANG~ ~
30 20 | Hoofdstuk 20 OVER DE EERBIED BIJ HET GEBED~ ~
31 21 | Hoofdstuk 21 OVER DE DEKENEN VAN HET KLOOSTER~ ~
32 22, 3 | ouderlingen, die met de zorg over hen belast zijn. ~
33 23 | Hoofdstuk 23 OVER DE EXCOMMUNICATIE ALS STRAF
34 25 | Hoofdstuk 25 OVER DE ERNSTIGE VERGRIJPEN~ ~
35 26 | Hoofdstuk 26 OVER DEGENEN DIE ZICH ZONDER
36 28 | Hoofdstuk 28 OVER HEN DIE HERHAALDELIJK GESTRAFT
37 31, 8 | 8 Hij wake over zijn ziel, steeds het woord
38 31, 9 | armen, wel wetend, dat hij over hen allen rekenschap zal
39 32 | Hoofdstuk 32 OVER DE GEREEDSCHAPPEN EN GOEDEREN
40 32, 1 | 1 Over het bezit van het klooster
41 32, 1 | abt broeders aanstellen, over wier leven en gedragingen
42 33, 4 | vrije beschikkingsrecht over hun lichaam en over hun
43 33, 4 | beschikkingsrecht over hun lichaam en over hun wil. ~
44 35 | Hoofdstuk 35 OVER HEN DIE DE WEEKBEURT HEBBEN
45 36 | Hoofdstuk 36 OVER DE BROEDERS DIE ZIEK ZIJN~ ~
46 37 | Hoofdstuk 37 OVER DE BEJAARDEN EN DE KINDEREN~ ~
47 38 | Hoofdstuk 38 OVER DE WEEKBEURT VAN DE LEZER~ ~
48 38, 8 | iemand aan tafel iets vragen over de lezing of over iets anders;
49 38, 8 | vragen over de lezing of over iets anders; dit om wanorde
50 39 | Hoofdstuk 39 OVER DE MAAT VAN HET VOEDSEL~ ~
51 40 | Hoofdstuk 40 OVER DE MAAT VAN DE DRANK~ ~
52 43 | Hoofdstuk 43 OVER DEGENEN DIE BIJ HET WERK
53 45 | Hoofdstuk 45 OVER DEGENEN DIE FOUTEN MAKEN
54 46 | Hoofdstuk 46 OVER DEGENEN DIE OP WELK ANDER
55 46, 5 | 5 Als het echter over een zonde in de ziel gaat
56 47 | Hoofdstuk 47 OVER HET AANKONDIGEN VAN HET
57 48 | Hoofdstuk 48 OVER DE DAGELIJKSE HANDENARBEID~ ~
58 48, 7 | ze daar niet ontevreden over zijn, ~
59 49 | Hoofdstuk 49 OVER HET HOUDEN VAN DE VEERTIGDAAGSE
60 50 | Hoofdstuk 50 OVER BROEDERS DIE VER VAN DE
61 51 | Hoofdstuk 51 OVER DE BROEDERS DIE NIET VER
62 52 | Hoofdstuk 52 OVER DE BIDPLAATS VAN HET KLOOSTER~ ~
63 53, 12 | De abt giet het water uit over de handen van de gast. ~
64 54, 4 | was, mag daar niet boos over zijn, om geen kans te geven
65 55 | Hoofdstuk 55 OVER KLEDING EN SCHOEISEL VAN
66 55, 7 | 7 Over de kleur of de grofheid
67 56 | Hoofdstuk 56 OVER DE TAFEL VAN DE ABT~ ~
68 57 | Hoofdstuk 57 OVER DE AMBACHTSLIEDEN VAN HET
69 58 | Hoofdstuk 58 OVER DE WIJZE WAAROP DE BROEDERS
70 58, 25 | meer zal kunnen beschikken over zijn eigen lichaam.~
71 59 | Hoofdstuk 59 OVER DE KINDEREN VAN AANZIENLIJKEN
72 60 | Hoofdstuk 60 OVER PRIESTERS, DIE IN HET KLOOSTER
73 62 | Hoofdstuk 62 OVER DE PRIESTERS VAN HET KLOOSTER~ ~
74 63 | Hoofdstuk 63 OVER DE RANGORDE IN DE GEMEENTE~ ~
75 64 | Hoofdstuk 64 OVER HET AANSTELLEN VAN DE ABT~ ~
76 64, 22 | er - hij stelde hem aan over al zijn goederen".~ ~ ~
77 65 | Hoofdstuk 65 OVER DE PRIOR VAN HET KLOOSTER~ ~
78 65, 22 | abt eraan denken, dat hij over al zijn oordelen aan God
79 66 | Hoofdstuk 66 OVER DE PORTIERS VAN HET KLOOSTER~ ~
80 67 | Hoofdstuk 67 OVER DE BROEDERS DIE OP REIS
81 71, 7 | innerlijk wat geprikkeld over hem is of slechts een weinig
82 72 | Hoofdstuk 72 OVER DE GOEDE IJVER DIE DE MONNIKEN
83 73 | Hoofdstuk 73 OVER HET FEIT DAT NIET DE VOLLEDIGE
84 73, 6 | het anders dan documenten over het deugdenleven van goed
|