bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 2| 2 om zo door de inspanning
2 1, 2 | 2 De eerste soort is die
3 2 | Hoofdstuk 2 WELKE HOEDANIGHEDEN DE ABT
4 2, 2 | 2 Hij blijkt immers de vertegenwoordiger
5 3, 2 | 2 Terwijl hij luistert naar
6 4, 2 | 2 Vervolgens: de naaste gelijk
7 5, 2 | 2 Zij moet eigen zijn aan
8 6, 2 | 2 Hier wijst de profeet erop,
9 7, 2 | 2 Door dit zo te zeggen toont
10 8, 2 | 2 zodat men iets langer slaapt
11 9, 2 | 2 Daarop volgt psalm 3 met "
12 10, 2 | 2 alleen worden de lessen
13 11, 2 | 2 Voor deze nachtgetijden
14 12, 2 | 2 Daarna wordt psalm 50 gezongen
15 13, 2 | 2 Psalm 66 wordt gezongen
16 14, 2 | 2 Alleen worden de psalmen,
17 15, 2 | 2 Maar van Pinksteren tot
18 16, 2 | 2 Dit heilig getal zeven
19 17, 2 | 2 Op het uur van de Primen
20 18, 2 | 2 Dan worden voor het uur
21 18, 4 | drie psalmen, namelijk 1,2 en 6. ~
22 19, 2 | 2 Maar laten wij het toch
23 20, 2 | 2 Hoeveel te meer dan moet
24 21, 2 | 2 Deze moeten in alle opzichten
25 22, 2 | 2 Zij ontvangen volgens de
26 23, 2 | 2 dan wordt hij, zoals onze
27 24, 2 | 2 de zwaarte van de vergrijpen
28 25, 2 | 2 Niemand van de broeders
29 26, 2 | 2 beloopt hij eveneens de
30 27, 2 | 2 En daarom moet hij alleszins
31 28, 2 | 2 Als hij zich dan nog niet
32 29, 2 | 2 dan pas neemt men hem weer
33 30, 2 | 2 Daarom moeten kinderen
34 31, 2 | 2 maar godvrezend; hij moet
35 32, 2 | 2 en naar gelang hij het
36 33, 2 | 2 niemand mag dan ook zonder
37 34, 2 | 2 Daarmee willen wij niet
38 35, 2 | 2 Want dit is een bron van
39 36, 2 | 2 daar deze immers gezegd
40 37, 2 | 2 Altijd moet hun zwakheid
41 38, 2 | 2 Die zijn week ingaat vraagt
42 39, 2 | 2 zodat iemand die misschien
43 40, 2 | 2 en daarom durven wij slechts
44 41, 2 | 2 Van Pinksteren af gedurende
45 42, 2 | 2 Voor iedere tijd geldt
46 43, 2 | 2 maar altijd met de nodige
47 44, 2 | 2 met zijn gezicht tegen
48 45, 2 | 2 omdat hij niet door nederigheid
49 46, 2 | 2 of iets breekt of verliest,
50 47, 2 | 2 De psalmen en antifonen
51 48, 2 | 2 Wij menen dan ook die beide
52 49, 2 | 2 maar omdat slechts weinigen
53 50, 2 | 2 de abt maakt uit of dit
54 51, 2 | 2 tenzij zijn abt hem er
55 52, 2 | 2 Wanneer het Werk Gods geëindigd
56 53, 2 | 2 Aan ieder wordt de eer
57 54, 2 | 2 Ook als zijn eigen familieleden
58 55, 2 | 2 want in koude streken heeft
59 56, 2 | 2 Zo vaak er echter geen
60 57, 2 | 2 Als iemand van hen verwaand
61 58, 2 | 2 maar men doet wat de Apostel
62 59, 2 | 2 Samen met de offergave
63 60, 2 | 2 Maar als hij beslist en
64 61, 2 | 2 en als hij genoegen neemt
65 62, 2 | 2 De gewijde van zijn kant
66 63, 2 | 2 De abt van zijn kant mag
67 64, 2 | 2 Een goede levenswandel
68 65, 2 | 2 Er zijn er inderdaad, die
69 66, 2 | 2 Deze portier moet zijn
70 67, 2 | 2 en in het laatste gebed
71 68, 2 | 2 Als hij ziet dat de zwaarte
72 69, 2 | 2 zelfs niet als zij enigermate
73 70, 2 | 2 Daarom bepalen wij, dat
74 71, 2 | 2 in de overtuiging, dat
75 72, 2 | 2 zo is er ook een goede
76 73, 2 | 2 Wie intussen haast heeft
|