Chapter, Verse
1 Prol, 16| antwoordt: Ik, dan zegt God tot u: ~
2 1, 5 | zijn zij met de steun van God sterk genoeg om verder zonder
3 1, 7 | kennelijke leugen tegenover God. ~
4 2, 14 | 14 en zou God omwille van zijn zonden
5 2, 20 | krijgsdienst, "omdat er bij God geen aanzien des persoons
6 3, 11 | zal moeten afleggen voor God, de rechtvaardige Rechter.~
7 4, 1 | 1 Op de eerste plaats: God de Heer liefhebben met geheel
8 4, 41 | Alles wat men verhoopt, aan God toevertrouwen.~
9 4, 42 | goed waarneemt,~ het aan God toeschrijven, niet aan zichzelf.~
10 4, 49 | 49 Overtuigd zijn, dat God ons overal ziet.~
11 4, 57 | zuchten~ in het gebed aan God belijden.~
12 4, 77 | oor heeft gehoord,~ wat God bereid heeft voor hen die
13 5, 4 | overste iets beveelt, alsof God zelf het bevel gegeven had. ~
14 5, 14 | dan welgevallig zijn aan God en aangenaam aan de mensen,
15 5, 15 | wordt bewezen, wordt aan God zelf bewezen, want Hij heeft
16 5, 16 | weten te gehoorzamen, omdat "God houdt van een blijde gever". ~
17 5, 18 | niet aangenaam zijn aan God, die zijn ontevreden hart
18 7, 11 | steeds in gedachten houdt wat God bevolen heeft. Men overweegt
19 7, 11 | zonden hen doet branden die God verachten, en hoe anderzijds
20 7, 11 | is weggelegd voor hen die God vrezen. ~
21 7, 13 | moet overtuigd zijn, dat God hem altijd vanuit de hemel
22 7, 14 | waar hij aantoont, dat God altijd aanwezig is in het
23 7, 14 | gedachten, want hij zegt: "God doorschouwt harten en nieren", ~
24 7, 15 | 15 en verder: "God kent de gedachten van de
25 7, 20 | dezelfde zin vragen wij God in het gebed des Heren,
26 7, 23 | moeten wij geloven, dat God altijd bij ons tegenwoordig
27 7, 27 | er een verstandig is en God zoekt, ~
28 7, 29 | waakzaam zijn. Want anders zou God - zoals de profeet in de
29 7, 34 | dat men uit liefde tot God zich in volledige gehoorzaamheid
30 7, 40 | plaats zegt de Schrift nog: "God, Gij hebt ons getoetst,
31 7, 67 | zal hij die liefde tot God bereiken, die volmaakt is
32 9, 8 | de nachtgetijden de door God geïnspireerde boeken van
33 11, 8 | heft de abt de hymne "U, God, loven wij" aan. ~
34 11, 13 | koor voldoening brengen aan God.~ ~ ~
35 17, 3 | uur volgt op het vers: "God, kom mij te hulp" voordat
36 18, 1 | Eerst zingt men het vers "God, kom mij te hulp; Heer,
37 19, 1 | 1 Wij geloven, dat God overal tegenwoordig is,
38 19, 2 | aan het dienstwerk voor God. ~
39 19, 6 | wij voor het aanschijn van God en van zijn engelen moeten
40 20, 2 | moet men tot de Heer, de God van het heelal, bidden met
41 27, 7 | van de profeet, waardoor God zegt: "Wat u vet toescheen,
42 31, 16 | die volgens een woord van God hij verdient "die reden
43 31, 19 | niemand in het huis van God zijn gemoedsrust verliest
44 34, 3 | minder nodig heeft danke God en zij niet ontstemd; ~
45 35, 16 | vers: "Gezegend zijt Gij, God en Heer, die mij hebt bijgestaan
46 35, 17 | zijn week begint en zegt: "God, kom mij te hulp; Heer,
47 38, 2 | voor hem te bidden, dat God hem beware voor de geest
48 40, 1 | heeft zijn eigen gave van God gekregen, de ene deze, de
49 40, 4 | 4 Aan wie God het uithoudingsvermogen
50 40, 8 | moeten zij die er wonen God zegenen en niet mopperen. ~
51 49, 6 | van de Heilige Geest aan God iets aanbieden dat boven
52 52, 2 | men beware de eerbied voor God, ~
53 53, 14 | het vers: "Wij hebben, o God, uw barmhartigheid ontvangen
54 55, 22 | hij aan de vergelding van God.~ ~ ~
55 57, 9 | 9 "opdat God in alles worde verheerlijkt".~ ~ ~
56 58, 2 | Beproef de geesten, of ze uit God zijn". ~
57 58, 7 | of de kandidaat werkelijk God zoekt, of hij ijver heeft
58 58, 8 | moeilijke waardoor men tot God gaat moet hem worden voorgehouden.~
59 58, 18 | 18 ten overstaan van God en zijn heiligen. Zo zal
60 59, 1 | aanzienlijke stand zijn zoon aan God wil opdragen in het klooster
61 62, 4 | voortgang op de weg naar God. ~
62 63, 3 | zijn oordelen en daden aan God rekenschap zal moeten afleggen.~
63 64, 6 | bedoelingen en uit ijver voor God, zoals zij zich anderzijds
64 65, 22 | over al zijn oordelen aan God rekenschap zal moeten geven,
65 66, 3 | hulp roept, antwoordt hij: "God zij dank" of "Zegen mij", ~
66 71, 2 | weg der gehoorzaamheid tot God zullen geraken. ~
67 72, 1 | verbittering -, die van God verwijdert en naar de hel
68 72, 2 | ondeugd verwijdert en naar God voert en naar het eeuwig
69 72, 9 | 9 In liefde vrezen zij God. ~
70 73, 3 | welk woord uit de door God geïnspireerde Schriften
|