Chapter, Verse
1 Prol, 5 | einde brengt, opdat Hij, die ons nu reeds tot zijn zonen
2 Prol, 5 | in de toekomst nooit over ons slecht gedrag bedroefd behoeft
3 Prol, 6 | zijn eigen gaven, die Hij ons geschonken heeft, gehoorzamen;
4 Prol, 6 | gehoorzamen; anders zou Hij ons, zijn zonen, wel eens als
5 Prol, 7 | geducht meester, die door ons wangedrag geërgerd is, zou
6 Prol, 7 | wangedrag geërgerd is, zou Hij ons kunnen overleveren aan de
7 Prol, 8 | Schrift: "Het is tijd voor ons om op te staan uit de slaap". ~
8 Prol, 9 | luisteren naar wat Gods stem ons dagelijks vermanend toeroept: ~
9 Prol, 19| is er aanlokkelijker voor ons, geliefde broeders, dan
10 Prol, 19| deze stem van de Heer, die ons uitnodigt? ~
11 Prol, 20| zijn goedheid toont de Heer ons de weg ten leven. ~
12 Prol, 21| te mogen aanschouwen, die ons naar zijn Rijk geroepen
13 Prol, 22| slechts kunnen komen door ons erheen te spoeden door het
14 Prol, 24| 24 Laat ons na deze vraag luisteren,
15 Prol, 24| broeders, naar de Heer, die ons het antwoord geeft en ons
16 Prol, 24| ons het antwoord geeft en ons de weg wijst naar zijn tent. ~
17 Prol, 30| profeet te zeggen: "Niet aan ons, Heer, niet aan ons, maar
18 Prol, 30| aan ons, Heer, niet aan ons, maar aan uw Naam geef de
19 Prol, 35| onderricht en verwacht nu van ons, dat wij nu ook metterdaad
20 Prol, 36| oog op een verbetering van ons slecht gedrag bij wijze
21 Prol, 40| 40 Laten wij ons hart en lichaam dan uitrusten
22 Prol, 41| dan aan de Heer, dat Hij ons met de hulp van zijn genade
23 Prol, 44| 44 ons voortspoeden en datgene
24 Prol, 44| voortspoeden en datgene doen wat ons voor eeuwig ten goede zal
25 Prol, 50| afwijken van hetgeen Hij ons geleerd heeft, maar in zijn
26 Prol, 50| klooster volharden om door ons geduld deel te nemen aan
27 2, 3 | kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!". ~
28 4, 32 | 32 Die ons verwensen geen kwaad terugwensen,
29 4, 49 | Overtuigd zijn, dat God ons overal ziet.~
30 4, 76 | weer inleveren, zal de Heer ons het loon uitbetalen, dat
31 7, 1 | de heilige Schrift roept ons toe: "Alwie zich verheft
32 7, 2 | dit zo te zeggen toont zij ons, dat iedere zelfverheffing
33 7, 3 | 3 De profeet maakt ons duidelijk, dat hij zich
34 7, 7 | afdalen en opklimmen wil ons ongetwijfeld niets anders
35 7, 8 | overeindstaande ladder nu is ons leven hier op aarde; zij
36 7, 8 | hier op aarde; zij zal, als ons hart nederig is geworden,
37 7, 9 | zijn - naar wij menen - ons lichaam en onze ziel, en
38 7, 14 | 14 Dit houdt de profeet ons voor, waar hij aantoont,
39 7, 19 | wil niet mogen doen, zegt ons de Schrift: "Keer u af van
40 7, 20 | des Heren, dat zijn wil in ons moge geschieden. ~
41 7, 21 | 21 Terecht leert men ons dan ook onze eigen wil niet
42 7, 21 | wil niet te doen, als wij ons willen hoeden voor wat de
43 7, 23 | geloven, dat God altijd bij ons tegenwoordig is, omdat de
44 7, 25 | Daarom heeft de Schrift ons bevolen: "Gij zult uw begeerten
45 7, 28 | bovendien de engelen die ons toegewezen zijn, altijd,
46 7, 29 | eens kunnen zien "hoe wij ons tot het kwaad keren en slecht
47 7, 30 | 30 en zou Hij, die ons nu in dit leven spaart,
48 7, 30 | komen, later wellicht tot ons zeggen: "Dit hebt gij gedaan
49 7, 38 | gebracht en beschouwt men ons als schapen voor de slachtbank". ~
50 7, 39 | door toedoen van Hem die ons heeft liefgehad". ~
51 7, 40 | Schrift nog: "God, Gij hebt ons getoetst, ons in het vuur
52 7, 40 | Gij hebt ons getoetst, ons in het vuur gekeurd zoals
53 7, 40 | keurt in het vuur. Gij hebt ons in een strik gevangen, Gij
54 7, 40 | strik gevangen, Gij hebt ons zware lasten op de rug gelegd". ~
55 7, 41 | 41 En om ons erop te wijzen, dat wij
56 7, 41 | hebt mensen gesteld boven ons hoofd". ~
57 7, 45 | 45 Want de Schrift spoort ons hiertoe aan met de woorden: "
58 7, 57 | 57 Want de Schrift leert ons, dat bij veel spreken de
59 13, 13 | waarin zij zeggen: "Vergeef ons zoals wij vergeven", zich
60 13, 14 | antwoorden: "Maar verlos ons van het kwade".~ ~ ~
61 19, 7 | 7 en verrichten wij ons psalmgezang zó, dat ons
62 19, 7 | ons psalmgezang zó, dat ons hart in harmonie is met
63 49, 4 | onze ondeugden en als wij ons toeleggen op het gebed onder
64 49, 5 | 5 Laat ons daarom gedurende deze dagen
65 59, 6 | blijven. De ervaring heeft ons in deze iets geleerd.~
66 65, 11 | 11 Het lijkt ons dan ook veel beter voor
67 72, 12 | 12 die ons allen tezamen tot het eeuwig
68 73, 4 | bevat geen aanwijzingen voor ons, hoe wij regelrecht tot
69 73, 7 | 7 Maar ons, trage, slechtlevende en
|