Chapter, Verse
1 Prol, 31| prediking aan zichzelf toe, want hij zegt: "Door Gods genade
2 Prol, 34| maar het viel niet in, want het was gegrondvest op een
3 Prol, 38| 38 Want in zijn goedheid zegt de
4 2, 2 | te zijn in het klooster, want hij wordt met diens naam
5 2, 13 | eigen daden leren vermijden. Want anders zou hij, terwijl
6 2, 20 | 20 want "of men nu slaaf is of vrije
7 5, 15 | wordt aan God zelf bewezen, want Hij heeft gezegd: "Wie u
8 6, 4 | 4 Want er staat geschreven: "Bij
9 7, 13 | 13 Want de mens moet overtuigd zijn,
10 7, 14 | binnenste van onze gedachten, want hij zegt: "God doorschouwt
11 7, 24 | iedere slechte begeerte, want de dood heeft postgevat
12 7, 29 | van de dag waakzaam zijn. Want anders zou God - zoals de
13 7, 45 | 45 Want de Schrift spoort ons hiertoe
14 7, 46 | uw schuld voor de Heer, want Hij is goed, want zijn barmhartigheid
15 7, 46 | Heer, want Hij is goed, want zijn barmhartigheid is eindeloos". ~
16 7, 50 | 50 Want hij zegt bij zichzelf met
17 7, 57 | 57 Want de Schrift leert ons, dat
18 11, 12 | dat men te laat opstaat, want dan moeten de lessen of
19 13, 10 | 10 Want op de andere dagen zingt
20 16, 4 | 4 Want over de nachtgetijden zegt
21 18, 24 | 24 Want al te traag in de dienst
22 27, 6 | 6 Want hij moet goed weten, dat
23 35, 2 | 2 Want dit is een bron van rijke
24 36, 10 | verplegers worden verwaarloosd, want persoonlijk is hij aansprakelijk
25 39, 8 | 8 want niets is zo strijdig met
26 40, 7 | 7 "want de wijn maakt zelfs wijzen
27 40, 9 | 9 Want daar dringen wij vooral
28 43, 8 | 8 Want als ze buiten de bidplaats
29 43, 13 | vóór het vers aanwezig is - want allen moeten samen het vers
30 49, 9 | 9 want wat men doet zonder verlof
31 53, 1 | ontvangen als Christus zelf, want Hij zal eens zeggen: "Ik
32 53, 15 | het bijzonder ontvangt; want het ontzag dat de rijken
33 55, 2 | 2 want in koude streken heeft men
34 55, 10 | 10 Want het is voldoende dat een
35 55, 16 | abt vaak worden doorzocht, want er zouden zich dingen in
36 61, 14 | 14 want er staat geschreven: "Wat
37 62, 3 | wat de abt hem opdraagt, want hij dient te weten, dat
38 63, 6 | 6 want Samuël en Daniël hebben
39 64, 12 | hij iedere overdrijving, want als men al te hardhandig
40 64, 16 | of al te achterdochtig, want anders vindt hij nooit rust. ~
41 65, 4 | makkelijk te onderkennen: want van het begin van zijn aanstelling
42 65, 17 | 17 want hoe hoger hij boven de anderen
43 66, 7 | behoeven rond te zwerven; want dat is volstrekt niet goed
44 67, 4 | omwille van hun fouten; want ze zouden onderweg iets
45 67, 5 | gezien of gehoord heeft, want dat kan een heel grote verwoesting
46 69, 3 | beslist niet schuldig maken, want dat kan aanleiding geven
47 70, 7 | 7 want er staat geschreven: "Wat
48 73, 3 | 3 Want welke bladzijde, welk woord
|