bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 4| 4 Allereerst: welk goed werk u ook onderneemt, vraag
2 2, 24| en met vriendelijkheid te werk moet gaan, nu eens de gestrengheid
3 4, 43| daarentegen altijd als zijn eigen werk erkennen en het aan zichzelf
4 5, 8 | alles uit handen, laten hun werk, ook als het niet af is,
5 5, 9 | meester uitspreekt en het werk dat de leerling volbrengt.~
6 7, 63| 63 bij het werk Gods, in de bidplaats, in
7 16 | Hoofdstuk 16 HOE HET WERK GODS IN DE LOOP VAN DE DAG
8 22, 6 | en haasten zich naar het werk Gods, waarbij zij trachten
9 22, 8 | zij opstaan om naar het werk Gods te gaan, moeten de
10 25, 3 | geheel alleen zijn bij het werk dat hem is opgedragen, volhardend
11 27, 2 | als een verstandig arts te werk gaan: hij stuurt "senpecten"
12 35, 10| voorwerpen die hij voor zijn werk gekregen heeft levert hij
13 39, 6 | geval er bijzonder zwaar werk geweest is, wordt aan het
14 40, 5 | omstandigheden, het zware werk of de hitte van de zomer
15 41, 2 | de monniken, als ze geen werk op het land te doen hebben
16 41, 4 | de hoofdmaaltijd als er werk op het land te doen is of
17 41, 5 | bij het verrichten van hun werk geen reden tot klagen hebben.~
18 42, 7 | bezig was met een opgedragen werk, zich bij de anderen. ~
19 43 | OVER DEGENEN DIE BIJ HET WERK GODS OF AAN TAFEL TE LAAT
20 43, 3 | mag dus niets boven het werk Gods gesteld worden. ~
21 43, 6 | 6 Als het werk Gods geëindigd is moet hij
22 43, 10| bij de daggetijden in het werk Gods nog niet aanwezig is
23 44, 1 | telkens als de viering van het werk Gods in de bidplaats beëindigd
24 44, 7 | in alle getijden, als het werk Gods besloten wordt, op
25 46, 1 | iemand bij een of ander werk, in de keuken, in de voorraadkamer,
26 47 | VAN HET TIJDSTIP VOOR HET WERK GODS~ ~
27 47, 1 | van het tijdstip voor het werk Gods, overdag en 's nachts,
28 48, 8 | monniken zijn, als zij van het werk van hun handen leven zoals
29 48, 11| noon verrichten allen het werk dat hun wordt opgedragen. ~
30 48, 12| wordt, verlaat ieder zijn werk om klaar te staan als het
31 48, 14| tiende uur doen zij het werk dat hun wordt opgedragen.~
32 50 | VER VAN DE BIDPLAATS HUN WERK HEBBEN OF DIE OP REIS ZIJN~ ~
33 50, 1 | die heel ver weg aan het werk zijn en de bidplaats niet
34 50, 3 | 3 verrichten het Werk Gods daar ter plaatse waar
35 52, 2 | 2 Wanneer het Werk Gods geëindigd is, gaan
36 52, 5 | niet heeft, mag als het werk Gods geëindigd is, zich
37 58, 7 | hij ijver heeft voor het werk Gods, voor de gehoorzaamheid
38 59, 4 | aanbieden als een verdienstelijk werk, ~
39 59, 7 | gaan op dezelfde manier te werk. ~
40 64, 12| zal hij voorzichtig te werk gaan en vermijde hij iedere
41 64, 17| onderscheiding en met mate te werk gaan ~
42 67, 2 | het laatste gebed van het Werk Gods worden altijd alle
43 67, 3 | in alle getijden, als het Werk Gods besloten wordt, in
|