Chapter, Verse

 1 Prol, 2 |       tot Hem terug te keren van wie u zich door de slapheid
 2 Prol, 3 |    richten zich nu mijn woorden, wie u ook moogt zijn, die afstand
 3 Prol, 11|                   11 en verder: "Wie oren heeft om te horen,
 4 Prol, 14|       temidden van al die mensen wie Hij dit toeroept zijn arbeider
 5 Prol, 15|                              15 "Wie is de mens, die naar het
 6 Prol, 23|   woorden van de profeet: "Heer, wie mag wonen in uw tent? en
 7 Prol, 23|         mag wonen in uw tent? en wie mag rusten op uw heilige
 8 Prol, 33|          in het Evangelie zegt: "Wie deze woorden van Mij hoort
 9   2, 37 |             37 Hij wete dus, dat wie de leiding van zielen op
10   4, 73 | zonsondergang weer verzoenen met wie men onenigheid heeft.~
11   5, 6  |       zegt Hij in dezelfde zin: "Wie u hoort, hoort Mij". ~
12   5, 15 |          want Hij heeft gezegd: "Wie u hoort, hoort Mij". ~
13   7, 1  |        verheft zal vernederd, en wie zich vernedert zal verheven
14   7, 34 |         de Heer na te volgen van wie de Apostel zegt: "Hij is
15   7, 36 |          omdat de Schrift zegt: "Wie tot het einde toe volhard
16  24, 4  |                               4  Wie van de deelname aan tafel
17  31, 8  |          Apostel indachtig, dat "wie zijn taak goed volbrengt,
18  34, 3  |                               3  Wie op dit punt minder nodig
19  34, 4  |                               4  wie daarentegen meer nodig heeft
20  35, 7  |                               7  Wie zijn week gaat beëindigen,
21  40, 4  |                           4  Aan wie God het uithoudingsvermogen
22  43, 10 |                               10 Wie bij de daggetijden in het
23  43, 13 |                               13 Wie aan tafel niet vóór het
24  43, 14 |                               14 wie dus uit nalatigheid of schuld
25  44, 9  |                               9  Wie daarentegen voor lichte
26  52, 5  |                           5  Dus wie een dergelijke bedoeling
27  53, 8  |       daarna houdt de overste of wie deze het heeft opgedragen
28  53, 23 |                               23 Wie er geen opdracht toe heeft,
29  54, 1  |         zijn familieleden of van wie dan ook, ook niet onder
30  54, 3  |        om het te laten geven aan wie hij wil. ~
31  54, 4  |             4  En de broeder aan wie het toevallig gericht was,
32  55, 9  |                               9  Wie nieuwe kleren krijgt, geeft
33  58, 18 |         verworpen zal worden met Wie hij de spot drijft.~
34  58, 19 |         naam van de heiligen van wie de relieken ter plaatse
35  63, 7  |     Afgezien dus van degenen aan wie de abt, zoals wij zeiden,
36  64, 7  |        zich genomen heeft en aan wie hij rekenschap zal moeten
37  65, 6  | diezelfde mensen aangesteld door wie ook de abt is aangesteld". ~
38  70, 6  |                               6  Wie zich dan ook zonder opdracht
39  70, 6  |       iets veroorlooft, en zelfs wie zich tegenover kinderen
40  71, 6  |      broeder door de abt of door wie van de ouderen ook op een
41  73, 2  |                               2  Wie intussen haast heeft om
42  73, 8  |                               8  Wie u dan ook bent, u die met