1-500 | 501-590
bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 1 | zoon, naar de richtlijnen van uw meester, en neig het
2 Prol, 1 | meester, en neig het oor van uw hart: aanvaard gewillig
3 Prol, 1 | gewillig de vermaningen van uw liefdevolle vader en
4 Prol, 2 | om zo door de inspanning van uw gehoorzaamheid weer tot
5 Prol, 2 | weer tot Hem terug te keren van wie u zich door de slapheid
6 Prol, 2 | u zich door de slapheid van de ongehoorzaamheid hebt
7 Prol, 3 | moogt zijn, die afstand doet van uw eigen wil om in dienst
8 Prol, 3 | wil om in dienst te treden van de ware Koning: Christus
9 Prol, 3 | sterke en roemrijke wapenen van de gehoorzaamheid opneemt.~
10 Prol, 8 | opstaan, gewekt door het woord van de Schrift: "Het is tijd
11 Prol, 13| voort, zolang gij het licht van het leven bezit, opdat de
12 Prol, 13| bezit, opdat de duisternis van de dood u niet overvalle".~
13 Prol, 14| terwijl de Heer temidden van al die mensen wie Hij dit
14 Prol, 17| hebben, weerhoud dan uw tong van het kwade en laat uw lippen
15 Prol, 17| taal spreken. Keer u af van het kwaad en doe het goede,
16 Prol, 19| broeders, dan deze stem van de Heer, die ons uitnodigt? ~
17 Prol, 21| trouw in het volbrengen van het goede, en gaan wij dan,
18 Prol, 23| Heer zelf met de woorden van de profeet: "Heer, wie mag
19 Prol, 28| influisteringen wegstoot van vóór de ogen van zijn hart
20 Prol, 28| wegstoot van vóór de ogen van zijn hart en hem volkomen
21 Prol, 28| machteloos maakt door het gebroed van zijn ingevingen aan te grijpen
22 Prol, 31| de Apostel Paulus niets van zijn prediking aan zichzelf
23 Prol, 33| zegt: "Wie deze woorden van Mij hoort en ernaar handelt,
24 Prol, 35| onderricht en verwacht nu van ons, dat wij nu ook metterdaad
25 Prol, 36| 36 Daarom worden de dagen van dit leven met het oog op
26 Prol, 36| het oog op een verbetering van ons slecht gedrag bij wijze
27 Prol, 36| slecht gedrag bij wijze van uitstel verlengd, ~
28 Prol, 38| Heer: "Ik wil niet de dood van de zondaar, maar dat hij
29 Prol, 39| broeders, over de bewoner van zijn tent en hebben vernomen
30 Prol, 39| nu ook maar die plichten van de bewoner nakomen. ~
31 Prol, 41| dat Hij ons met de hulp van zijn genade wil bijstaan. ~
32 Prol, 42| Wanneer wij de straffen van de hel dan ook willen ontvluchten
33 Prol, 43| dit alles bij het licht van dit leven te volbrengen,~
34 Prol, 45| stichten voor de dienst van de Heer. ~
35 Prol, 47| gronden voor de verbetering van fouten en het behoud van
36 Prol, 47| van fouten en het behoud van de liefde vereist wordt, ~
37 Prol, 48| en ontvlucht niet de weg van het heil, die aanvankelijk
38 Prol, 49| liefde voort langs de weg van Gods geboden. ~
39 Prol, 50| wij dan ook nooit afwijken van hetgeen Hij ons geleerd
40 Prol, 50| te nemen aan het lijden van Christus, en zo te verdienen
41 Prol, 50| ook deelgenoten te worden van zijn Rijk. Amen.~ ~ ~
42 1, 2 | De eerste soort is die van de cenobieten: dat wil zeggen
43 1, 3 | er een tweede soort, die van de anachoreten: dat wil
44 1, 3 | meer door de eerste ijver van hun monnikenleven gedreven
45 1, 4 | 4 met de steun van de gemeenschap geschoold
46 1, 5 | zij zich in de gelederen van de broeders hebben geoefend
47 1, 5 | woestijn, zijn zij met de steun van God sterk genoeg om verder
48 1, 5 | bieden aan de aanvechtingen van het vlees en hun gedachten. ~
49 1, 6 | slechte soort monniken, is die van de sarabaieten. Zij zijn
50 1, 8 | herder, niet in de schaapstal van de Heer opgesloten maar
51 1, 8 | Heer opgesloten maar in die van henzelf. Als enige wet hebben
52 1, 10 | gast blijven in de cellen van de verschillende monniken. ~
53 1, 11 | woonplaats. Zij zijn de slaven van hun eigen grillen en hun
54 1, 12 | erbarmelijke levenswijze van al deze mensen kan men beter
55 2, 1 | is aan het hoofd te staan van een klooster, moet altijd
56 2, 1 | men hem noemt, en de naam van overste met daden waar maken. ~
57 2, 2 | immers de vertegenwoordiger van Christus te zijn in het
58 2, 3 | 3 volgens het woord van de Apostel: "Gij hebt een
59 2, 3 | Apostel: "Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die
60 2, 5 | leer moeten als een desem van goddelijke gerechtigheid
61 2, 5 | gerechtigheid de harten van zijn leerlingen doordringen. ~
62 2, 6 | leer én de gehoorzaamheid van zijn leerlingen - beide
63 2, 6 | schrikwekkend oordeel Gods voorwerp van onderzoek zullen zijn. ~
64 2, 7 | enig tekort in de opbrengst van zijn schapen zou ontdekken. ~
65 2, 8 | de herder bij het oordeel van de Heer vrijuit gaat, als
66 2, 10 | overweldigen die zich niets van zijn zorgen hebben aangetrokken.~
67 2, 11 | Als iemand dus het ambt van abt aanvaardt, moet hij
68 2, 14 | 14 en zou God omwille van zijn zonden wel eens tot
69 2, 14 | en uw mond vol te hebben van mijn Verbond, terwijl gij
70 2, 15 | naar de splinter in het oog van uw broeder staan kijken,
71 2, 17 | iemand een hogere graad van deugd en gehoorzaamheid
72 2, 18 | krijgen boven iemand die van slaaf monnik wordt, tenzij
73 2, 19 | ook bij de rangbepaling van elkeen, volgens deze maatstaf.
74 2, 20 | dezelfde Heer de gelijke last van onze krijgsdienst, "omdat
75 2, 24 | nu eens de gestrengheid van de meester, dan weer de
76 2, 24 | meester, dan weer de liefde van de vader tonend. ~
77 2, 25 | nalatigen en minachters van de tucht, dan manen wij
78 2, 26 | Laat hij ook de vergrijpen van hen die in overtreding zijn
79 2, 26 | voordoen, indachtig de dood van Heli, de priester van Silo. ~
80 2, 26 | dood van Heli, de priester van Silo. ~
81 2, 28 | ze iets misdoen, gebruik van roede en lijfskastijding,
82 2, 29 | gij zult zijn ziel redden van de dood".~
83 2, 30 | hij moet goed weten, dat van hem, wien meer is toevertrouwd,
84 2, 31 | maken aan de gesteltenis van velen. De een moet hij met
85 2, 32 | zich veeleer over de groei van een goede kudde kan verheugen. ~
86 2, 33 | Bovenal moet hij het heil van de zielen die hem zijn toevertrouwd
87 2, 33 | uit het oog verliezen of van minder belang achten om
88 2, 34 | bedenken, dat hij het bestuur van zielen op zich heeft genomen,
89 2, 37 | dus, dat wie de leiding van zielen op zich neemt, zich
90 2, 38 | zijn, dat hij op de dag van het oordeel over evenveel
91 2, 40 | maken ook zichzelf beteren van zijn fouten.~ ~ ~
92 3 | Hoofdstuk 3 OVER HET BETREKKEN VAN DE BROEDERS IN HET BERAAD~ ~
93 3, 2 | hij luistert naar de raad van de broeders, denkt hij zelf
94 3, 5 | veeleer aan het oordeel van de abt voorbehouden, zodat
95 3, 7 | er zonder goede gronden van afwijken. ~
96 3, 8 | klooster volge de neiging van zijn eigen hart. ~
97 3, 11 | 11 De abt van zijn kant echter moet alles
98 3, 11 | Gods en met inachtneming van de Regel, omdat hij weet,
99 3, 12 | belangrijke aangelegenheden van het klooster, dan gaat hij
100 4, 13 | 13 van vasten houden.~
101 4, 20 | 20 Zich verre houden van een wereldse wijze van handelen.~
102 4, 20 | houden van een wereldse wijze van handelen.~
103 4, 21 | 21 Niets boven de liefde van Christus stellen.~
104 4, 33 | Vervolging verduren omwille van de gerechtigheid.~
105 4, 44 | 44 De dag van het oordeel vrezen;~
106 4, 46 | 46 Met heel de drang van zijn hart naar het eeuwig
107 4, 52 | 52 Er niet van houden om veel te spreken.~
108 4, 54 | 54 Er niet van houden om voortdurend of
109 4, 58 | 58 Zich voortaan van die zonden beteren.~
110 4, 59 | gevolg geven aan de begeerten van het vlees.~
111 4, 61 | gehoorzamen aan de bevelen van de abt,~ ook als deze -
112 4, 61 | handelen,~ indachtig dit gebod van de Heer:~ "Doet wat zij
113 4, 67 | gevolg geven aan gevoelens van afgunst.~
114 4, 72 | 72 In de liefde van Christus voor zijn vijanden
115 4, 75 | 75 Dit zijn de werktuigen van het geestelijk ambacht.~
116 4, 76 | ophouden hanteren en op de dag van het oordeel weer inleveren,
117 4, 78 | doen, is de beslotenheid van het klooster en het bestendig
118 5, 1 | 1 De eerste trap van nederigheid is gehoorzaamheid
119 5, 3 | 3 Omwille van de heilige dienstbaarheid
120 5, 3 | verlangen naar de heerlijkheid van het eeuwig leven ~
121 5, 4 | 4 weten zij van geen uitstel, zodra de overste
122 5, 7 | bezigheden en doen afstand van hun eigen wil; ~
123 5, 8 | gehoorzaam gevolg aan het woord van hem, die hun iets beveelt. ~
124 5, 12 | het oordeel en de bevelen van een ander: zij leven in
125 5, 13 | zij zich naar dat woord van de Heer, waar Hij zegt: "
126 5, 13 | komen doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft".~
127 5, 16 | gehoorzamen, omdat "God houdt van een blijde gever". ~
128 5, 19 | integendeel de straf op van de mopperaars, tenzij hij
129 6, 2 | gesprekken soms terwille van de zwijgzaamheid moet achterwege
130 6, 2 | slechte moet vermijden omwille van de straf die op de zonde
131 6, 3 | vanwege het groot belang van het stilzwijgen maar zelden
132 6, 6 | onderrichten is trouwens de taak van de meester, de leerling
133 6, 8 | wij voor altijd en overal van de hand en wij staan niet
134 7, 2 | zelfverheffing een vorm van hoogmoed is. ~
135 7, 4 | drinken mag aan de borst van zijn moeder, zo behoeftig
136 7, 5 | broeders, als wij de toppen van de hoogste nederigheid willen
137 7, 6 | moeten wij voor de opvaart van onze daden die ladder oprichten,
138 7, 9 | 9 De stijlen van die ladder zijn - naar wij
139 7, 9 | roeping verschillende sporten van nederigheid en zelftucht
140 7, 10 | 10 De eerste trap van nederigheid bestaat hierin,
141 7, 11 | hoe het hellevuur omwille van hun zonden hen doet branden
142 7, 12 | of ook door het volgen van eigen wil; en ook voor de
143 7, 12 | en ook voor de begeerten van het vlees. ~
144 7, 14 | aanwezig is in het binnenste van onze gedachten, want hij
145 7, 15 | God kent de gedachten van de mensen". ~
146 7, 16 | 16 En elders zegt hij: "Van verre reeds doorziet Gij
147 7, 17 | 17 en: "De gedachte van de mens ligt voor U open". ~
148 7, 19 | ons de Schrift: "Keer u af van uw eigen wil". ~
149 7, 21 | uiteindelijk in het diepst van de hel uitmonden", ~
150 7, 22 | geworden door de opwellingen van hun eigen wil".~
151 7, 23 | 23 Ook wat de begeerten van het vlees betreft moeten
152 7, 24 | postgevat bij de drempel van het genot. ~
153 7, 26 | 26 Als dus de ogen van de Heer goeden en kwaden
154 7, 29 | broeders, op ieder uur van de dag waakzaam zijn. Want
155 7, 31 | 31 De tweede trap van nederigheid bestaat hierin,
156 7, 32 | en laten naar dit woord van de Heer: "Ik ben niet gekomen
157 7, 32 | wil te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft". ~
158 7, 34 | 34 De derde trap van nederigheid bestaat hierin,
159 7, 34 | zo de Heer na te volgen van wie de Apostel zegt: "Hij
160 7, 35 | 35 De vierde trap van nederigheid bestaat hierin,
161 7, 35 | dat men bij het beoefenen van de gehoorzaamheid, als men
162 7, 39 | En omdat zij zeker zijn van de goddelijke vergelding
163 7, 39 | overwinning door toedoen van Hem die ons heeft liefgehad". ~
164 7, 44 | 44 De vijfde trap van de nederigheid bestaat hierin,
165 7, 48 | Gij hebt mij de slechtheid van mijn hart vergeven".~
166 7, 49 | 49 De zesde trap van nederigheid bestaat hierin,
167 7, 51 | 51 De zevende trap van nederigheid bestaat hierin,
168 7, 51 | de laatste en geringste van allen te zijn, maar dat
169 7, 51 | ook in zijn hart hier diep van overtuigd is. ~
170 7, 52 | worm en geen mens, de spot van de mensen en de verachting
171 7, 52 | mensen en de verachting van het volk". ~
172 7, 55 | 55 De achtste trap van nederigheid bestaat hierin,
173 7, 55 | wat de algemene leefregel van het klooster en het voorbeeld
174 7, 55 | klooster en het voorbeeld van de overheden leren.~
175 7, 56 | 56 De negende trap van nederigheid bestaat hierin,
176 7, 59 | 59 De tiende trap van nederigheid bestaat hierin,
177 7, 60 | 60 De elfde trap van nederigheid bestaat hierin,
178 7, 62 | 62 De twaalfde trap van nederigheid bestaat hierin,
179 7, 62 | lichaamshouding een uitdrukking is van nederigheid voor allen die
180 7, 64 | Steeds is hij zich de schuld van zijn zonden bewust en is
181 7, 65 | voortdurend in zijn hart het woord van de tollenaar het uit Evangelie,
182 7, 67 | de monnik al deze trappen van nederigheid beklommen heeft,
183 7, 70 | arbeider, die gereinigd is van fouten en zonden, door zijn
184 8, 1 | de winter, dat wil zeggen van begin november tot Pasen
185 8, 1 | men op op het achtste uur van de nacht volgens de gewone
186 8, 3 | die nog iets uit het boek van de psalmen of van de lessen
187 8, 3 | het boek van de psalmen of van de lessen moeten leren voor
188 8, 4 | aan bovenvernoemd begin van november wordt het uur van
189 8, 4 | van november wordt het uur van opstaan zo gekozen, dat
190 8, 4 | de broeders zich omwille van de behoeften van de natuur
191 8, 4 | omwille van de behoeften van de natuur kunnen verwijderen -
192 8, 4 | ochtendgetijden, die bij het aanbreken van de dag gehouden worden.~ ~ ~
193 9, 5 | op de lessenaar. Na elk van deze lessen wordt een responsorie
194 9, 7 | dit aanheft, staan allen van hun banken op uit eerbied
195 9, 8 | God geïnspireerde boeken van het Oude zowel als van het
196 9, 8 | boeken van het Oude zowel als van het Nieuwe Testament: maar
197 10, 1 | 1 Van Pasen tot begin november
198 10, 2 | zijn, maar wordt in plaats van die drie lessen er één uit
199 11, 11 | 11 Deze regeling van de nachtgetijden blijft
200 11, 11 | zondag het gehele jaar door van kracht, 's zomers zowel
201 12 | Hoofdstuk 12 HOE DE DIENST VAN DE OCHTENDGETIJDEN GEVIERD
202 13 | OP GEWONE DAGEN DE DIENST VAN DE OCHTENDGETIJDEN GEVIERD
203 13, 1 | gewone dagen wordt de dienst van de ochtendgetijden gevierd
204 13, 10 | de Profeten zoals de kerk van Rome die zingt. ~
205 13, 12 | allen het horen; dit omwille van de doornen van tweedracht
206 13, 12 | dit omwille van de doornen van tweedracht die telkens weer
207 13, 13 | vergeven", zich zuiveren van een dergelijk kwaad. ~
208 13, 14 | enkel het laatste gedeelte van dit gebed gezegd, zodat
209 13, 14 | antwoorden: "Maar verlos ons van het kwade".~ ~ ~
210 14 | NACHTGETIJDEN OP DE FEESTEN VAN DE HEILIGEN GEVIERD WORDEN~ ~
211 14, 1 | 1 Op de feesten van de heiligen en op alle plechtige
212 14, 2 | men houdt zich aan de orde van dienst zoals die boven omschreven
213 15, 1 | 1 Van het heilig Paasfeest tot
214 15, 2 | 2 Maar van Pinksteren tot aan het begin
215 15, 2 | Pinksteren tot aan het begin van de Vasten zingt men het
216 15, 4 | alleluia gezongen tenzij van Pasen tot Pinksteren.~ ~ ~
217 16 | HET WERK GODS IN DE LOOP VAN DE DAG GEVIERD WORDT~ ~
218 16, 2 | maken, als wij de plichten van onze dienstbaarheid nakomen
219 16, 2 | dienstbaarheid nakomen op het uur van de ochtendgetijden, de Primen,
220 16, 3 | hij juist over deze uren van de dag heeft gezegd: "Zevenmaal
221 16, 5 | Schepper "om de oordelen van zijn gerechtigheid": namelijk
222 17, 1 | ochtendgetijden hebben wij de regeling van het psalmgezang al vastgesteld:
223 17, 2 | 2 Op het uur van de Primen worden drie psalmen
224 17, 3 | 3 De hymne van dit uur volgt op het vers: "
225 17, 5 | 5 Op het uur van de Terts, Sext en Noon wordt
226 17, 5 | gebed ook volgens deze orde van dienst gevierd, te weten:
227 17, 5 | weten: het vers, de hymne van deze uren, telkens drie
228 17, 10 | 10 Daarna volgt de hymne van dat uur, één les, het vers,
229 18, 2 | Dan worden voor het uur van de Primen op zondag vier
230 18, 2 | Primen op zondag vier delen van psalm 118 gezongen; ~
231 18, 3 | worden telkens drie delen van diezelfde psalm 118 gezongen. ~
232 18, 4 | 4 In de Primen van de maandag zingt men drie
233 18, 6 | kan men de nachtgetijden van de zondag altijd met psalm
234 18, 7 | In de Terts, Sext en Noon van de maandag worden de negen
235 18, 7 | nog overblijvende delen van psalm 118 gezongen, telkens
236 18, 7 | gezongen, telkens drie in elk van die uren. ~
237 18, 9 | 9 en van dinsdag af zingt men in
238 18, 14 | 14 met uitzondering van die welke voorbehouden zijn
239 18, 16 | verdeelt men de langste psalmen van bovengenoemde reeks, te
240 18, 18 | 18 Dat is dan de volgorde van de vesperpsalmen: al het
241 18, 20 | 20 Dit is dan de regeling van het psalmgezang in de loop
242 18, 20 | het psalmgezang in de loop van de dag. Alle psalmen die
243 18, 21 | maar zó, dat de langste van die psalmen gedeeld worden
244 18, 23 | dat dit telkens opnieuw van het begin af hernomen wordt
245 18, 23 | wordt in de nachtgetijden van de zondag. ~
246 18, 24 | monniken, die in de loop van een week minder zingen dan
247 19, 1 | tegenwoordig is, en dat "de ogen van de Heer op iedere plaats
248 19, 6 | gesteltenis wij voor het aanschijn van God en van zijn engelen
249 19, 6 | het aanschijn van God en van zijn engelen moeten staan ~
250 20, 2 | men tot de Heer, de God van het heelal, bidden met de
251 20, 3 | verhoord zullen worden omwille van een veelheid van woorden,
252 20, 3 | omwille van een veelheid van woorden, maar omwille van
253 20, 3 | van woorden, maar omwille van onze zuiverheid van hart
254 20, 3 | omwille van onze zuiverheid van hart en onze rouwmoedige
255 21 | Hoofdstuk 21 OVER DE DEKENEN VAN HET KLOOSTER~ ~
256 21, 1 | midden broeders gekozen van goede naam en heilige levenswandel
257 21, 2 | Gods en de voorschriften van hun abt. ~
258 21, 3 | abt hun veilig een deel van zijn last kan toevertrouwen; ~
259 21, 4 | het oog op de verdienste van hun levenswandel en de wijsheid
260 21, 4 | levenswandel en de wijsheid van hun denkbeelden. ~
261 21, 5 | door een of andere vorm van hoogmoed verheft en een
262 22, 2 | ontvangen volgens de beschikking van hun abt beddegoed, dat in
263 22, 2 | overeenstemming is met de eisen van het monniksleven. ~
264 22, 3 | twintig tezamen in gezelschap van de ouderlingen, die met
265 22, 6 | altijd met inachtneming van de waardigheid en bescheidenheid. ~
266 22, 8 | aansporen om uitvluchten van langslapers te voorkomen.~ ~ ~
267 23, 1 | Regel en voor de bevelen van zijn ouderen, ~
268 23, 3 | hij publiek in het bijzijn van allen ernstig berispt.~
269 24, 1 | 1 Naar de ernst van het misdrijf moet ook de
270 24, 1 | misdrijf moet ook de maat van de excommunicatie of van
271 24, 1 | van de excommunicatie of van tuchtmaatregelen worden
272 24, 2 | 2 de zwaarte van de vergrijpen wordt beoordeeld
273 24, 3 | ernstige vergrijpen, wordt hij van deelname aan tafel uitgesloten. ~
274 24, 4 | 4 Wie van de deelname aan tafel is
275 24, 5 | hij alleen na de maaltijd van de broeders; ~
276 25, 1 | schuldig maakt, wordt zowel van tafel als van het koor uitgesloten. ~
277 25, 1 | wordt zowel van tafel als van het koor uitgesloten. ~
278 25, 2 | 2 Niemand van de broeders mag zich op
279 25, 3 | verschrikkelijke uitspraak van de apostel indachtig ~
280 25, 4 | geest behouden zij op de dag van de Heer".~
281 26, 1 | broeder zich zonder opdracht van de abt hoe dan ook durft
282 26, 2 | beloopt hij eveneens de straf van de ban.~ ~ ~
283 27, 5 | inzetten, om geen enkel van de schapen, die hem zijn
284 27, 7 | vreze de dreigende uitspraak van de profeet, waardoor God
285 27, 8 | het liefdevol voorbeeld van de goede Herder navolgen,
286 28, 3 | heeft aangewend, de zalf van zijn vermaningen, de geneesmiddelen
287 28, 3 | vermaningen, de geneesmiddelen van de Schrift en tenslotte
288 28, 3 | tenslotte de gloeiende stift van ban en geseling, ~
289 28, 4 | zijn eigen gebed en dat van alle broeders,~
290 28, 5 | alles vermag, de genezing van de zieke broeder moge bewerken. ~
291 28, 6 | amputeermes volgens het woord van de Apostel: "Verwijder de
292 29, 1 | zich geheel zal beteren van de fout die zijn weggaan
293 30 | Hoofdstuk 30 HOE MEN KINDEREN VAN JEUGDIGE LEEFTIJD MOET STRAFFEN~ ~
294 31 | HOEDANIGHEDEN DE KELLENAAR VAN HET KLOOSTER MOET BEZITTEN~ ~
295 31, 1 | 1 Als kellenaar van het klooster wordt iemand
296 31, 1 | gekozen, die wijs is, rijp van karakter, sober en matig,
297 31, 4 | niets buiten de opdracht van zijn abt om. ~
298 31, 7 | nederig weigere hij met opgave van redenen wat ten onrechte
299 31, 8 | zijn ziel, steeds het woord van de Apostel indachtig, dat "
300 31, 9 | moeten afleggen op de dag van het oordeel. ~
301 31, 10 | 10 Alle gerei en bezit van het klooster moet hij beschouwen
302 31, 12 | verkwister die het bezit van het klooster verspilt; alles
303 31, 12 | overeenstemming met de opdracht van de abt.~
304 31, 16 | rantsoenen zonder een spoor van hooghartigheid en zonder
305 31, 16 | straf die volgens een woord van God hij verdient "die reden
306 31, 19 | opdat niemand in het huis van God zijn gemoedsrust verliest
307 32 | GEREEDSCHAPPEN EN GOEDEREN VAN HET KLOOSTER~ ~
308 32, 1 | 1 Over het bezit van het klooster aan gereedschappen,
309 32, 2 | oordeelt belast hij ieder van hen met het bewaren en opbergen
310 32, 2 | het bewaren en opbergen van al die dingen. ~
311 32, 3 | abt houdt er aantekening van, zodat hij weet wat hij
312 32, 4 | 4 Als iemand het bezit van het klooster laat vervuilen
313 33, 2 | mag dan ook zonder verlof van de abt iets geven of aannemen ~
314 33, 5 | alles wat ze nodig hebben van de vader van het klooster
315 33, 5 | nodig hebben van de vader van het klooster zullen ontvangen
316 34, 1 | uitgedeeld volgens de maat van ieders behoefte". ~
317 34, 2 | niet zeggen, dat er aanzien van persoon mag bestaan: verre
318 34, 2 | persoon mag bestaan: verre van dien; maar wel dat er rekening
319 34, 6 | voorkomen worden, dat het kwaad van ontevredenheid op welk voorwendsel
320 35, 1 | dan ook ontslagen worden van de keukendienst, tenzij
321 35, 1 | genomen door bezigheden van groot belang. ~
322 35, 2 | 2 Want dit is een bron van rijke beloning en liefde. ~
323 35, 4 | hulp naarmate de grootte van de gemeenschap en de plaatselijke
324 35, 5 | de kellenaar vrijgesteld van de keukendienst; en eveneens
325 35, 9 | 9 De voetwassing van allen verrichten zowel hij
326 35, 12 | er maar één maaltijd is, van te voren buiten het vastgesteld
327 35, 15 | het koor voor de voeten van allen neer om hun gebed
328 36, 3 | 3 en "Wat gij aan een van deze geringsten hebt gedaan,
329 36, 4 | 4 De zieken van hun kant moeten er dan ook
330 36, 9 | 9 Zelfs het eten van vlees kan aan heel zwakke
331 36, 9 | volgens de gewone regel van vlees onthouden. ~
332 36, 10 | voor alle tekortkomingen van zijn leerlingen.~ ~ ~
333 37, 1 | 1 Hoewel de mens van nature reeds geneigd is
334 37, 1 | voor deze leeftijden, die van de bejaarden namelijk en
335 37, 1 | bejaarden namelijk en die van de kinderen, toch moet ook
336 37, 1 | toch moet ook het gezag van de Regel in hun geval voorzien.~
337 38 | Hoofdstuk 38 OVER DE WEEKBEURT VAN DE LEZER~ ~
338 38, 1 | 1 Tijdens de maaltijden van de broeders mag de lezing
339 38, 1 | eerste de beste, die zich van het boek meester maakt om
340 38, 2 | hem beware voor de geest van hoogmoed. ~
341 38, 5 | gehoord wordt buiten die van de lezer. ~
342 38, 10 | beker versneden wijn omwille van de heilige Communie en omdat
343 39 | Hoofdstuk 39 OVER DE MAAT VAN HET VOEDSEL~ ~
344 39, 1 | 1 Wij zijn van mening, dat twee gekookte
345 39, 2 | zodat iemand die misschien van het ene niet kan eten, zijn
346 39, 5 | kellenaar een derde gedeelte van dit pond om het de broeders
347 39, 6 | oordeel en de bevoegdheid van de abt overgelaten om, zo
348 39, 8 | niets is zo strijdig met wat van ieder christen verwacht
349 39, 10 | 10 Aan kinderen van jeugdige leeftijd wordt
350 39, 11 | tenslotte volstrekt onthouden van het vlees van viervoeters,
351 39, 11 | onthouden van het vlees van viervoeters, behalve de
352 40 | Hoofdstuk 40 OVER DE MAAT VAN DE DRANK~ ~
353 40, 1 | Ieder heeft zijn eigen gave van God gekregen, de ene deze,
354 40, 2 | angstvalligheid de maat van voedsel voor anderen vaststellen. ~
355 40, 3 | houden met het onvermogen van de zwakken, zijn wij toch
356 40, 3 | de zwakken, zijn wij toch van mening, dat één maat wijn
357 40, 4 | uithoudingsvermogen geeft om er zich van te onthouden, die mogen
358 40, 5 | het zware werk of de hitte van de zomer meer zouden eisen,
359 40, 5 | toezien, dat er geen gevallen van overdaad of dronkenschap
360 40, 9 | monniken zich onthouden van iedere vorm van gemopper.~ ~ ~
361 40, 9 | onthouden van iedere vorm van gemopper.~ ~ ~
362 41, 1 | 1 Van het heilig Paasfeest af
363 41, 2 | 2 Van Pinksteren af gedurende
364 41, 2 | doen hebben en de hitte van de zomer hen niet al te
365 41, 4 | doen is of wanneer de hitte van de zomer hevig is. Het komt
366 41, 5 | tevens bij het verrichten van hun werk geen reden tot
367 41, 6 | 6 Van 13 september tot het begin
368 41, 6 | september tot het begin van de veertigdaagse vasten
369 41, 9 | trouwens voor iedere tijd van het jaar, of er apart avondmaal
370 42, 1 | vooral gedurende de uren van de nacht. ~
371 42, 3 | gaan de broeders, zodra zij van het avondmaal zijn opgestaan,
372 42, 3 | bij elkaar zitten en een van hen leest de "Gesprekken"
373 42, 4 | Heptateuch of de boeken van de Koningen, omdat het voor
374 42, 4 | niet goed zou zijn dit deel van de Schrift op dat uur te
375 42, 5 | tussenpoos onmiddellijk de lezing van de "Gesprekken" bijwonen,
376 42, 9 | inbreuk te maken op deze regel van het stilzwijgen, wordt hij
377 43, 1 | 1 Op het uur van het koorgebed legt ieder,
378 43, 4 | na het "Eer aan de Vader" van psalm 95 komt - daarom willen
379 43, 5 | maar hij gaat het laatst van allen staan of op de afzonderlijke
380 43, 10 | en het "Eer aan de Vader" van de eerste psalm die na het
381 43, 11 | niet bij het koor voegen van hen die de psalmen zingen,
382 43, 16 | maar moet hij afgezonderd van het gezelschap van de anderen
383 43, 16 | afgezonderd van het gezelschap van de anderen zijn maaltijd
384 44 | Hoofdstuk 44 HOE DEGENEN DIE VAN DE GEMEENSCHAP UITGESLOTEN
385 44, 1 | voor ernstige vergrijpen van het koor en van tafel is
386 44, 1 | vergrijpen van het koor en van tafel is uitgesloten, moet,
387 44, 1 | telkens als de viering van het werk Gods in de bidplaats
388 44, 1 | iets te zeggen vóór de deur van de bidplaats op de grond
389 44, 2 | languit liggen voor de voeten van hen die de bidplaats verlaten. ~
390 44, 4 | zich neer voor de voeten van de abt en vervolgens voor
391 44, 5 | 5 Daarna, op een teken van de abt, neemt men hem weer
392 44, 9 | voor lichte fouten alleen van tafel worden uitgesloten,
393 45, 1 | ter plaatse voor de ogen van allen vernedert door voldoening
394 46, 1 | tuin, bij de beoefening van een of ander ambacht of
395 46, 3 | abt en de gemeente en zich van zijn fout beschuldigt, ~
396 46, 5 | blootleggen of voor een van de geestelijke vaders, 6
397 47 | 47 OVER HET AANKONDIGEN VAN HET TIJDSTIP VOOR HET WERK
398 47, 1 | 1 Voor het aankondigen van het tijdstip voor het werk
399 47, 3 | hem die in staat is zich van die taak zo te kwijten,
400 48, 1 | Ledigheid is de vijand van de ziel; en daarom moeten
401 48, 3 | 3 Van Pasen tot 14 september verrichten
402 48, 4 | 4 De tijd van het vierde uur tot het uur
403 48, 5 | Wanneer zij na de sext van tafel zijn opgestaan, gaan
404 48, 6 | vervroegd en op de helft van het achtste uur gehouden.
405 48, 7 | gesteldheid of hun armoede van dien aard is, dat de broeders
406 48, 8 | echte monniken zijn, als zij van het werk van hun handen
407 48, 8 | zijn, als zij van het werk van hun handen leven zoals onze
408 48, 9 | mate geschieden omwille van de kleinmoedigen.~
409 48, 10 | 10 Van 14 september tot het begin
410 48, 10 | september tot het begin van de vasten moeten de broeders
411 48, 10 | hun tijd tot aan het einde van het tweede uur aan de lezing
412 48, 14 | 14 Op de dagen van de veertigdaagse vasten
413 48, 14 | veertigdaagse vasten houden zij zich van 's morgens vroeg tot aan
414 48, 14 | vroeg tot aan het einde van het derde uur bezig met
415 48, 14 | lezing en tot aan het einde van het tiende uur doen zij
416 48, 15 | 15 In deze dagen van de veertigdaagse vasten
417 48, 15 | zijne, dat zij in volgorde van begin tot einde moeten lezen. ~
418 48, 16 | worden op de eerste dag van de vasten uitgereikt.~
419 48, 18 | of met praten, in plaats van zich met zijn lezing bezig
420 48, 18 | schaadt, maar ook anderen van hun plicht afhoudt. ~
421 48, 24 | te doen of te maken dat van dien aard is, dat ze niet
422 49 | Hoofdstuk 49 OVER HET HOUDEN VAN DE VEERTIGDAAGSE VASTEN~ ~
423 49, 1 | Eigenlijk moet het leven van de monnik altijd zijn zoals
424 49, 2 | monnik aan om in die dagen van de veertigdaagse vasten
425 49, 3 | tevens alle nalatigheden van de andere tijden in deze
426 49, 4 | op lezing, rouwmoedigheid van hart en vasten. ~
427 49, 6 | beweging en met de vreugde van de Heilige Geest aan God
428 49, 6 | aanbieden dat boven de maat van zijn verplichting uitgaat,~
429 49, 7 | laat hij dan met de vreugde van het verlangen, dat uit de
430 49, 9 | wat men doet zonder verlof van zijn geestelijke vader zal
431 49, 10 | gebeuren met toestemming van de abt.~ ~ ~
432 50 | 50 OVER BROEDERS DIE VER VAN DE BIDPLAATS HUN WERK HEBBEN
433 50, 4 | nalaten zich te kwijten van het dienstwerk waartoe ze
434 52 | Hoofdstuk 52 OVER DE BIDPLAATS VAN HET KLOOSTER~ ~
435 52, 3 | door de onbetamelijkheid van een ander gestoord wordt. ~
436 52, 4 | maar met tranen en inzet van zijn hart. ~
437 53, 5 | gebeden heeft, om alle bedrog van de duivel te voorkomen. ~
438 53, 6 | 6 De wijze van begroeten zelf moet getuigen
439 53, 6 | begroeten zelf moet getuigen van grote nederigheid ten opzichte
440 53, 6 | nederigheid ten opzichte van alle gasten die komen of
441 53, 10 | 10 Omwille van de gast breekt de overste
442 53, 12 | water uit over de handen van de gast. ~
443 53, 13 | 13 De voetwassing van alle gasten wordt verricht
444 53, 14 | ontvangen in het midden van uw tempel". ~
445 53, 15 | 15 Vooral aan het opnemen van armen en vreemdelingen moet
446 53, 21 | broeder, wiens ziel vervuld is van de vreze Gods, wordt belast
447 54, 1 | beslist niet geoorloofd om van zijn familieleden of van
448 54, 1 | van zijn familieleden of van wie dan ook, ook niet onder
449 54, 1 | ze te geven zonder verlof van de abt. ~
450 55 | OVER KLEDING EN SCHOEISEL VAN DE BROEDERS~ ~
451 55, 1 | zijn aan de gesteldheid van de plaats waar ze wonen
452 55, 7 | de kleur of de grofheid van al deze zaken moeten de
453 55, 10 | en twee kovels heeft (om van kleren te kunnen wisselen)
454 55, 17 | iets vindt wat hij niet van de abt gekregen heeft, ondergaat
455 55, 18 | 18 En om deze ondeugd van de eigendom met wortel en
456 55, 20 | tekst uit de Handelingen van de Apostelen in gedachte
457 55, 21 | rekening houden met de zwakheid van de behoeftigen, niet met
458 55, 21 | niet met de kwaadwilligheid van de afgunstigen. ~
459 55, 22 | denke hij aan de vergelding van God.~ ~ ~
460 56 | Hoofdstuk 56 OVER DE TAFEL VAN DE ABT~ ~
461 57 | 57 OVER DE AMBACHTSLIEDEN VAN HET KLOOSTER~ ~
462 57, 2 | 2 Als iemand van hen verwaand is op zijn
463 57, 4 | Als men iets moet verkopen van wat de ambachtslieden gemaakt
464 57, 7 | 7 Bij het vaststellen van de prijs mag de ondeugd
465 57, 7 | de prijs mag de ondeugd van de hebzucht niet binnensluipen, ~
466 58, 5 | een plaats in het verblijf van de novicen, waar zij onderricht
467 58, 7 | gehoorzaamheid en voor de beproeving van zijn nederigheid. ~
468 58, 9 | blijven, wordt hem na verloop van twee maanden deze Regel
469 58, 9 | twee maanden deze Regel van het begin tot het einde
470 58, 11 | reeds genoemde verblijf van de novicen teruggebracht,
471 58, 12 | 12 Na verloop van zes maanden wordt hem de
472 58, 15 | moet goed weten, dat de wet van de Regel bepaalt, dat hij
473 58, 15 | de Regel bepaalt, dat hij van die dag af het klooster
474 58, 16 | 16 en het juk van deze Regel niet meer van
475 58, 16 | van deze Regel niet meer van zijn hals kan schudden,
476 58, 17 | het koor in het bijzijn van allen stabiliteit, een monastiek
477 58, 18 | 18 ten overstaan van God en zijn heiligen. Zo
478 58, 19 | 19 Van deze belofte moet hij een
479 58, 19 | oorkonde opmaken, op naam van de heiligen van wie de relieken
480 58, 19 | op naam van de heiligen van wie de relieken ter plaatse
481 58, 19 | plaatse aanwezig zijn en van de abt in functie. ~
482 58, 23 | broeder zich voor de voeten van allen neerwerpen om hun
483 58, 23 | hun gebed te vragen: en van die dag af wordt hij beschouwd
484 58, 23 | wordt hij beschouwd als lid van de gemeente. ~
485 58, 24 | bezit moet hij het ofwel van te voren aan de armen uitdelen,
486 58, 24 | overdragen, zonder iets van dat alles voor zichzelf
487 58, 25 | Hij weet immers, dat hij van die dag af zelfs niet meer
488 58, 26 | ontdoet men hem terstond van zijn eigen kleren en kleedt
489 58, 26 | kleedt men hem met de kleren van het klooster. ~
490 58, 28 | ingaan op de inblazingen van de duivel om het klooster
491 58, 29 | de oorkonde, die de abt van het altaar heeft meegenomen,
492 59 | Hoofdstuk 59 OVER DE KINDEREN VAN AANZIENLIJKEN OF ARMEN DIE
493 59, 1 | 1 Als iemand van aanzienlijke stand zijn
494 59, 2 | deze oorkonde en de hand van de jongen in de altaardwaal,
495 59, 3 | ook nooit door bemiddeling van een voogd of op welke andere
496 59, 4 | doen, maar liever bij wijze van aalmoes iets aan het klooster
497 59, 5 | maken zij een schenking van de goederen die zij aan
498 59, 8 | zoon op in aanwezigheid van getuigen.~ ~ ~
499 60, 1 | soms iemand uit de rangen van de priesters vraagt om in
500 60, 2 | hij weten, dat hij de wet van de Regel in alles zal moeten
1-500 | 501-590 |