Chapter, Verse
1 1, 3 | kluizenaars; monniken, die niet meer door de eerste ijver van
2 2, 12| al wat goed en heilig is meer nog met daden dan met woorden
3 2, 17| 17 De een mag hij niet meer liefhebben dan de ander,
4 2, 25| aandrang opwekken om nog meer voortgang te maken. Betreft
5 2, 30| weten, dat van hem, wien meer is toevertrouwd, meer wordt
6 2, 30| wien meer is toevertrouwd, meer wordt opgevorderd. ~
7 2, 33| minder belang achten om meer zorg te besteden aan vergankelijke,
8 2, 39| anderen betreft, zal hij ook meer zorg besteden aan de verantwoording
9 4, 62| maar het eerst zijn, om met meer recht zo genoemd te worden.~
10 7, 4 | Als een kind, dat niet meer drinken mag aan de borst
11 20, 2 | 2 Hoeveel te meer dan moet men tot de Heer,
12 31, 14| staat: "Een goed woord is meer waard dan de beste gave".~
13 34, 4 | 4 wie daarentegen meer nodig heeft vernedere zich
14 39, 6 | overgelaten om, zo nodig, iets meer te geven, ~
15 40, 5 | of de hitte van de zomer meer zouden eisen, komt daarvan
16 42, 8 | geëindigd zijn is het niemand meer toegestaan om nog iets te
17 53, 15| omdat men in hen Christus meer in het bijzonder ontvangt;
18 55, 2 | koude streken heeft men meer nodig, in warme minder. ~
19 58, 15| dag af het klooster niet meer mag verlaten ~
20 58, 16| juk van deze Regel niet meer van zijn hals kan schudden,
21 58, 25| van die dag af zelfs niet meer zal kunnen beschikken over
22 59, 6 | enkele gedachte aan bezit meer overblijft, die hem zou
23 61, 5 | deze wens niet afwijzen, te meer omdat men tijdens zijn verblijf
24 62, 3 | dat hij voortaan nog veel meer dan vroeger onderworpen
25 62, 4 | te veronachtzamen, maar meer en meer make hij voortgang
26 62, 4 | veronachtzamen, maar meer en meer make hij voortgang op de
27 62, 10| er aan zijn schuld niet meer valt te twijfelen, wordt
28 65, 13| een enkeling geen reden meer heeft tot zelfverheffing,
|