bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 11| 11 en verder: "Wie oren heeft
2 1, 11 | 11 Altijd zwerven zij rond
3 2, 11 | 11 Als iemand dus het ambt
4 3, 11 | 11 De abt van zijn kant echter
5 4, 11 | 11 Zijn lichaam onder tucht
6 5, 11 | 11 Daarom kiezen zij de smalle
7 7, 11 | 11 en steeds in gedachten houdt
8 11 | Hoofdstuk 11 HOE OP ZONDAGEN DE NACHTGETIJDEN
9 11, 11 | 11 Deze regeling van de nachtgetijden
10 13, 11 | 11 Na dat kantiek volgen de
11 18, 11 | 11 Dat wil dus zeggen, dat
12 31, 11 | 11 Niets mene hij te mogen
13 35, 11 | 11 De kellenaar op zijn beurt
14 38, 11 | 11 Later gebruikt hij dan zijn
15 39, 11 | 11 Allen moeten zich tenslotte
16 42, 11 | 11 Maar ook dat moet dan gebeuren
17 43, 11 | 11 en zij mogen zich beslist
18 48, 11 | 11 Op het tweede uur wordt
19 53, 11 | 11 maar de broeders gaan door
20 55, 11 | 11 Alles wat men méér heeft,
21 58, 11 | 11 Indien hij dan voet bij
22 61, 11 | 11 Als de abt ziet dat hij
23 62, 11 | 11 maar dan moet zijn hardnekkigheid
24 63, 11 | 11 Als ze elkaar aanspreken
25 64, 11 | 11 Laat hij het kwaad haten,
26 65, 11 | 11 Het lijkt ons dan ook veel
27 72, 11 | 11 Volstrekt niets stellen
|