1-500 | 501-581
bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 1 | van uw meester, en neig het oor van uw hart: aanvaard
2 Prol, 5 | 5 dat Hij het tot een goed einde brengt,
3 Prol, 8 | eens opstaan, gewekt door het woord van de Schrift: "Het
4 Prol, 8 | het woord van de Schrift: "Het is tijd voor ons om op te
5 Prol, 9 | Onze ogen geopend voor het goddelijk licht, moeten
6 Prol, 13| Haast u voort, zolang gij het licht van het leven bezit,
7 Prol, 13| zolang gij het licht van het leven bezit, opdat de duisternis
8 Prol, 15| Wie is de mens, die naar het leven verlangt en goede
9 Prol, 17| 17 "Als gij het ware en eeuwige leven wilt
10 Prol, 17| weerhoud dan uw tong van het kwade en laat uw lippen
11 Prol, 17| taal spreken. Keer u af van het kwaad en doe het goede,
12 Prol, 17| af van het kwaad en doe het goede, zoek de vrede en
13 Prol, 21| onze lendenen omgorden met het geloof en met de trouw in
14 Prol, 21| geloof en met de trouw in het volbrengen van het goede,
15 Prol, 21| trouw in het volbrengen van het goede, en gaan wij dan,
16 Prol, 21| gaan wij dan, geleid door het Evangelie, voort op zijn
17 Prol, 22| ons erheen te spoeden door het goede te doen.~
18 Prol, 24| broeders, naar de Heer, die ons het antwoord geeft en ons de
19 Prol, 28| volkomen machteloos maakt door het gebroed van zijn ingevingen
20 Prol, 29| overtuigd zijn, dat zij tot het goede, dat in hen is, niet
21 Prol, 29| in staat zijn, maar dat het door de Heer bewerkt wordt; ~
22 Prol, 33| Vandaar dat ook de Heer in het Evangelie zegt: "Wie deze
23 Prol, 34| stortten zich op dat huis, maar het viel niet in, want het was
24 Prol, 34| maar het viel niet in, want het was gegrondvest op een rots".~
25 Prol, 36| dagen van dit leven met het oog op een verbetering van
26 Prol, 42| ontvluchten en willen geraken tot het eeuwige leven, ~
27 Prol, 43| lichaam verkeren, en nu het nog mogelijk is om dit alles
28 Prol, 43| mogelijk is om dit alles bij het licht van dit leven te volbrengen,~
29 Prol, 47| verbetering van fouten en het behoud van de liefde vereist
30 Prol, 48| ontvlucht niet de weg van het heil, die aanvankelijk altijd
31 Prol, 49| echter voortgang maakt in het monniksleven en in het geloof,
32 Prol, 49| in het monniksleven en in het geloof, verruimt zich het
33 Prol, 49| het geloof, verruimt zich het hart en snelt men met een
34 Prol, 50| leer tot aan de dood in het klooster volharden om door
35 Prol, 50| geduld deel te nemen aan het lijden van Christus, en
36 1, 3 | door een lange proeftijd in het klooster ~
37 1, 5 | broeders hebben geoefend voor het duel in de woestijn, zijn
38 1, 5 | aan de aanvechtingen van het vlees en hun gedachten. ~
39 2, 1 | Een abt die waardig is aan het hoofd te staan van een klooster,
40 2, 2 | van Christus te zijn in het klooster, want hij wordt
41 2, 3 | 3 volgens het woord van de Apostel: "Gij
42 2, 6 | leerlingen - beide punten - bij het schrikwekkend oordeel Gods
43 2, 7 | abt moet goed weten dat het de herder zal worden aangerekend,
44 2, 8 | waar, dat de herder bij het oordeel van de Heer vrijuit
45 2, 11 | 11 Als iemand dus het ambt van abt aanvaardt,
46 2, 14 | kunnen zeggen: "Hoe waagt gij het over mijn geboden te spreken
47 2, 15 | wel naar de splinter in het oog van uw broeder staan
48 2, 16 | aanzien des persoons kennen in het klooster. ~
49 2, 25 | voortgang te maken. Betreft het nalatigen en minachters
50 2, 28 | en lijfskastijding, met het oog op wat er geschreven
51 2, 33 | 33 Bovenal moet hij het heil van de zielen die hem
52 2, 33 | zijn toevertrouwd niet uit het oog verliezen of van minder
53 2, 34 | altijd bedenken, dat hij het bestuur van zielen op zich
54 2, 35 | geschreven staat: "Zoekt eerst het Rijk Gods en zijn gerechtigheid,
55 2, 36 | verder: "Aan niets ontbreekt het hun, die Hem vrezen".~
56 2, 38 | zijn, dat hij op de dag van het oordeel over evenveel zielen
57 2, 39 | vrees blijven denken aan het onderzoek, dat hem als herder
58 2, 39 | ook nauwgezetter is waar het de verantwoording over anderen
59 3 | Hoofdstuk 3 OVER HET BETREKKEN VAN DE BROEDERS
60 3 | BETREKKEN VAN DE BROEDERS IN HET BERAAD~ ~
61 3, 1 | 1 Telkens als er in het klooster iets belangrijks
62 3, 1 | en zegt dan zelf waarover het gaat. ~
63 3, 2 | zaak na en doet dan wat hij het nuttigst oordeelt. ~
64 3, 3 | vastgesteld, dat allen voor het beraad bijeengeroepen moeten
65 3, 3 | een jongere openbaart wat het beste is. ~
66 3, 5 | beslissing blijft veeleer aan het oordeel van de abt voorbehouden,
67 3, 5 | hem gehoorzamen in wat hij het beste geoordeeld heeft. ~
68 3, 6 | 6 Maar zoals het aan leerlingen past hun
69 3, 8 | 8 Niemand in het klooster volge de neiging
70 3, 9 | brutale manier, of buiten het klooster met zijn abt te
71 3, 12 | 12 Gaat het over minder belangrijke
72 3, 12 | belangrijke aangelegenheden van het klooster, dan gaat hij alleen
73 3, 13 | alles met raad, dan hoeft het u later niet te berouwen".~ ~ ~
74 4, 12 | zich niet vastklampen aan het genot;~
75 4, 24 | 24 Geen valsheid in het hart dragen,~
76 4, 32 | terugwensen, maar hun veeleer het goede toewensen.~
77 4, 36 | 36 niet onmatig zijn bij het eten,~
78 4, 42 | zichzelf iets goed waarneemt,~ het aan God toeschrijven, niet
79 4, 43 | 43 Het kwaad daarentegen altijd
80 4, 43 | zijn eigen werk erkennen en het aan zichzelf wijten.~
81 4, 44 | 44 De dag van het oordeel vrezen;~
82 4, 46 | drang van zijn hart naar het eeuwig leven verlangen.~
83 4, 50 | Slechte gedachten die in het hart opkomen,~ onmiddellijk
84 4, 57 | met tranen en zuchten~ in het gebed aan God belijden.~
85 4, 59 | geven aan de begeerten van het vlees.~
86 4, 62 | heilig willen heten voor men het is, maar het eerst zijn,
87 4, 62 | heten voor men het is, maar het eerst zijn, om met meer
88 4, 75 | Dit zijn de werktuigen van het geestelijk ambacht.~
89 4, 76 | hanteren en op de dag van het oordeel weer inleveren,
90 4, 76 | inleveren, zal de Heer ons het loon uitbetalen, dat Hijzelf
91 4, 78 | is de beslotenheid van het klooster en het bestendig
92 4, 78 | beslotenheid van het klooster en het bestendig verblijf binnen
93 5, 3 | naar de heerlijkheid van het eeuwig leven ~
94 5, 4 | beveelt, alsof God zelf het bevel gegeven had. ~
95 5, 5 | Over hen zegt de Heer: "Op het eerste gehoor heeft hij
96 5, 8 | laten hun werk, ook als het niet af is, liggen en geven
97 5, 8 | metterdaad gehoorzaam gevolg aan het woord van hem, die hun iets
98 5, 9 | 9 Als het ware in één ogenblik volgen
99 5, 9 | onmiddellijk op elkaar: het bevel dat de meester uitspreekt
100 5, 9 | de meester uitspreekt en het werk dat de leerling volbrengt.~
101 5, 10 | 10 Het is het verlangen om voort
102 5, 10 | 10 Het is het verlangen om voort te trekken
103 5, 10 | om voort te trekken naar het eeuwig leven dat hen aandrijft. ~
104 5, 11 | Smal is de weg die naar het leven voert". ~
105 5, 12 | maar laten zich leiden door het oordeel en de bevelen van
106 5, 14 | aangenaam aan de mensen, wanneer het bevolene niet uit angst,
107 5, 19 | de mopperaars, tenzij hij het weer goed maakt en zich
108 6, 3 | volmaakte leerlingen vanwege het groot belang van het stilzwijgen
109 6, 3 | vanwege het groot belang van het stilzwijgen maar zelden
110 6, 3 | voor een gesprek, zelfs als het goede, heilige en vruchtbare
111 6, 7 | overste, dan vraagt men het met alle nederigheid en
112 7, 11 | voortdurend in zijn hart, hoe het hellevuur omwille van hun
113 7, 11 | verachten, en hoe anderzijds het eeuwig leven is weggelegd
114 7, 12 | handel en wandel, of ook door het volgen van eigen wil; en
115 7, 12 | ook voor de begeerten van het vlees. ~
116 7, 14 | God altijd aanwezig is in het binnenste van onze gedachten,
117 7, 20 | dezelfde zin vragen wij God in het gebed des Heren, dat zijn
118 7, 21 | maar die uiteindelijk in het diepst van de hel uitmonden", ~
119 7, 23 | Ook wat de begeerten van het vlees betreft moeten wij
120 7, 24 | postgevat bij de drempel van het genot. ~
121 7, 29 | kunnen zien "hoe wij ons tot het kwaad keren en slecht worden", ~
122 7, 35 | bestaat hierin, dat men bij het beoefenen van de gehoorzaamheid,
123 7, 36 | te laten ontmoedigen of het op te geven, omdat de Schrift
124 7, 36 | de Schrift zegt: "Wie tot het einde toe volhard zal hebben,
125 7, 40 | hebt ons getoetst, ons in het vuur gekeurd zoals men zilver
126 7, 40 | zoals men zilver keurt in het vuur. Gij hebt ons in een
127 7, 42 | vervullen zij door hun geduld het gebod des Heren: als men
128 7, 44 | slechte gedachten die in het hart opkomen en alle kwaad
129 7, 44 | en alle kwaad dat men in het verborgene bedreven heeft
130 7, 49 | hierin, dat de monnik met het allerarmste en allergeringste
131 7, 52 | mensen en de verachting van het volk". ~
132 7, 54 | 54 En verder: "Het is goed voor mij, dat Gij
133 7, 55 | de algemene leefregel van het klooster en het voorbeeld
134 7, 55 | leefregel van het klooster en het voorbeeld van de overheden
135 7, 56 | te spreken. Hij bewaart het stilzwijgen en spreekt niet
136 7, 59 | staat: "De dwaas schatert het uit als hij lacht".~
137 7, 60 | monnik, wanneer hij spreekt, het zacht doet en zonder te
138 7, 63 | 63 bij het werk Gods, in de bidplaats,
139 7, 63 | Gods, in de bidplaats, in het klooster, in de tuin, op
140 7, 63 | in de tuin, op straat, op het land of waar dan ook, of
141 7, 63 | staat: altijd houdt hij het hoofd gebogen en de ogen
142 7, 64 | zijn zonden bewust en is het hem alsof hij reeds voor
143 7, 65 | voortdurend in zijn hart het woord van de tollenaar het
144 7, 65 | het woord van de tollenaar het uit Evangelie, die met neergeslagen
145 7, 66 | Ik ga gebukt en ben tot het uiterste vernederd".~
146 7, 68 | moeite nakomen, alsof hij het deed uit gewoonte of uit
147 7, 69 | door de gewoonte zelf om het goede te doen en door de
148 8 | Hoofdstuk 8 OVER HET KOORGEBED IN DE NACHT ~ ~
149 8, 1 | tot Pasen staat men op op het achtste uur van de nacht
150 8, 2 | dan de halve nacht en bij het opstaan dus goed is uitgerust. ~
151 8, 3 | broeders die nog iets uit het boek van de psalmen of van
152 8, 4 | begin van november wordt het uur van opstaan zo gekozen,
153 8, 4 | ochtendgetijden, die bij het aanbreken van de dag gehouden
154 9, 1 | hebben, wordt eerst driemaal het vers gezongen: "Heer, open
155 9, 5 | Als deze gezongen zijn en het vers gezongen is, spreekt
156 9, 5 | afwisselend, drie lessen uit het boek op de lessenaar. Na
157 9, 6 | zingt hij die voorzingt het "Eer aan de Vader". ~
158 9, 8 | geïnspireerde boeken van het Oude zowel als van het Nieuwe
159 9, 8 | van het Oude zowel als van het Nieuwe Testament: maar ook
160 9, 10 | les uit de Apostel die uit het hoofd wordt opgezegd, het
161 9, 10 | het hoofd wordt opgezegd, het vers, het litaniegebed "
162 9, 10 | wordt opgezegd, het vers, het litaniegebed "Kyrie eleison",
163 10, 1 | begin november moet men het volle aantal psalmen, dat
164 10, 2 | alleen worden de lessen uit het boek niet gelezen, omdat
165 10, 2 | die drie lessen er één uit het Oude Testament uit het hoofd
166 10, 2 | uit het Oude Testament uit het hoofd opgezegd, die dan
167 10, 3 | 3 Al het overige vindt plaats zoals
168 11, 2 | zitten en worden er uit het boek - zoals we boven reeds
169 11, 3 | 3 waarbij alleen na het vierde responsorie door
170 11, 3 | responsorie door de zanger het "Eer aan de Vader" gezongen
171 11, 4 | evenals de voorafgaande, en het vers. ~
172 11, 7 | 7 Als ook het vers gezongen is en de abt
173 11, 7 | vier lessen gelezen uit het Nieuwe Testament op voornoemde
174 11, 8 | 8 Na het vierde responsorie heft
175 11, 9 | leest de abt de les uit het Evangelie, waaronder allen
176 11, 11 | nachtgetijden blijft voor de zondag het gehele jaar door van kracht, '
177 11, 12 | 12 of het moest ongelukkigerwijs gebeuren
178 11, 13 | dit nooit voorkomt. Mocht het toch gebeuren, dan moet
179 11, 13 | hij door wiens nalatigheid het is voorgevallen, daarvoor
180 11, 13 | een aangepaste wijze in het koor voldoening brengen
181 12, 4 | uit de Apocalyps, die uit het hoofd wordt opgezegd en
182 12, 4 | de ambrosiaanse hymne, het vers, het kantiek uit het
183 12, 4 | ambrosiaanse hymne, het vers, het kantiek uit het Evangelie,
184 12, 4 | het vers, het kantiek uit het Evangelie, de litanie en
185 13, 9 | zaterdags psalm 142 en dan het kantiek uit het boek Deuteronomium,
186 13, 9 | 142 en dan het kantiek uit het boek Deuteronomium, dat
187 13, 11 | les uit de Apostel die uit het hoofd wordt opgezegd, het
188 13, 11 | het hoofd wordt opgezegd, het responsorie, de ambrosiaanse
189 13, 11 | de ambrosiaanse hymne, het vers, het kantiek uit het
190 13, 11 | ambrosiaanse hymne, het vers, het kantiek uit het Evangelie,
191 13, 11 | het vers, het kantiek uit het Evangelie, de litanie en
192 13, 11 | Evangelie, de litanie en dat is het besluit.~
193 13, 12 | worden zonder dat helemaal op het einde het gebed des Heren
194 13, 12 | dat helemaal op het einde het gebed des Heren door de
195 13, 12 | gezegd wordt, zodat allen het horen; dit omwille van de
196 13, 14 | andere getijden wordt enkel het laatste gedeelte van dit
197 13, 14 | antwoorden: "Maar verlos ons van het kwade".~ ~ ~
198 15 | Hoofdstuk 15 OP WELKE TIJDEN MEN HET ALLELUIA ZINGT~ ~
199 15, 1 | 1 Van het heilig Paasfeest tot Pinksteren
200 15, 1 | men zonder onderbreking het alleluia zowel bij de psalmen
201 15, 2 | Maar van Pinksteren tot aan het begin van de Vasten zingt
202 15, 2 | van de Vasten zingt men het iedere nacht in de nachtgetijden
203 16 | Hoofdstuk 16 HOE HET WERK GODS IN DE LOOP VAN
204 16, 2 | dienstbaarheid nakomen op het uur van de ochtendgetijden,
205 17, 1 | hebben wij de regeling van het psalmgezang al vastgesteld:
206 17, 2 | 2 Op het uur van de Primen worden
207 17, 3 | hymne van dit uur volgt op het vers: "God, kom mij te hulp"
208 17, 4 | wordt één les opgezegd, het vers, Kyrie eleison en het
209 17, 4 | het vers, Kyrie eleison en het slotgebed.~
210 17, 5 | 5 Op het uur van de Terts, Sext en
211 17, 5 | Terts, Sext en Noon wordt het gebed ook volgens deze orde
212 17, 5 | dienst gevierd, te weten: het vers, de hymne van deze
213 17, 5 | drie psalmen, de les en het vers, Kyrie eleison en het
214 17, 5 | het vers, Kyrie eleison en het slotgebed. ~
215 17, 8 | gezegd; vervolgens komt het responsorie, de ambrosiaanse
216 17, 8 | de ambrosiaanse hymne, het vers, het kantiek uit het
217 17, 8 | ambrosiaanse hymne, het vers, het kantiek uit het Evangelie,
218 17, 8 | het vers, het kantiek uit het Evangelie, de litanie en
219 17, 8 | Evangelie, de litanie en het Onze Vader, dat als slotgebed
220 17, 10 | hymne van dat uur, één les, het vers, Kyrie eleison, en
221 17, 10 | eleison, en de zegen die het slot vormt.~ ~ ~
222 18, 1 | 1 Eerst zingt men het vers "God, kom mij te hulp;
223 18, 2 | 2 Dan worden voor het uur van de Primen op zondag
224 18, 18 | van de vesperpsalmen: al het overige: de les, het responsorie,
225 18, 18 | al het overige: de les, het responsorie, de hymne, het
226 18, 18 | het responsorie, de hymne, het vers, en het kantiek worden
227 18, 18 | de hymne, het vers, en het kantiek worden uitgevoerd
228 18, 20 | Dit is dan de regeling van het psalmgezang in de loop van
229 18, 23 | vasthoudt, dat iedere week het volledige psalmboek met
230 18, 23 | dit telkens opnieuw van het begin af hernomen wordt
231 18, 24 | een week minder zingen dan het boek der Psalmen met de
232 19 | Hoofdstuk 19 OVER DE HOUDING BIJ HET PSALMGEZANG~ ~
233 19, 2 | 2 Maar laten wij het toch vooral zonder enige
234 19, 2 | geloven, als wij deelnemen aan het dienstwerk voor God. ~
235 19, 6 | welke gesteltenis wij voor het aanschijn van God en van
236 20 | Hoofdstuk 20 OVER DE EERBIED BIJ HET GEBED~ ~
237 20, 2 | tot de Heer, de God van het heelal, bidden met de grootste
238 20, 4 | 4 Het gebed moet dan ook kort
239 20, 5 | gemeenschap gebeden wordt, moet het gebed heel kort zijn, en
240 20, 5 | zijn, en zodra de overste het teken geeft, moeten allen
241 21 | Hoofdstuk 21 OVER DE DEKENEN VAN HET KLOOSTER~ ~
242 21, 4 | hun rang gekozen, maar met het oog op de verdienste van
243 21, 6 | ontzet, en een ander, die het wel waardig is, wordt in
244 22, 2 | overeenstemming is met de eisen van het monniksleven. ~
245 22, 3 | 3 Als het mogelijk is, slapen allen
246 22, 6 | altijd gereed zijn, en zodra het teken gegeven wordt, staan
247 22, 6 | op en haasten zich naar het werk Gods, waarbij zij trachten
248 22, 8 | Als zij opstaan om naar het werk Gods te gaan, moeten
249 23, 3 | betert, wordt hij publiek in het bijzijn van allen ernstig
250 24, 1 | 1 Naar de ernst van het misdrijf moet ook de maat
251 24, 4 | uitgesloten heeft zich aan het volgende te houden: in het
252 24, 4 | het volgende te houden: in het koor mag hij geen psalm
253 24, 6 | broeder bijvoorbeeld op het zesde uur eten, eet hij
254 24, 6 | zesde uur eten, eet hij op het negende uur; als de broeders
255 24, 6 | als de broeders eten op het negende uur, dan hij 's
256 25, 1 | zowel van tafel als van het koor uitgesloten. ~
257 25, 3 | moet geheel alleen zijn bij het werk dat hem is opgedragen,
258 25, 4 | 4 "dat deze mens naar het vlees aan de ondergang wordt
259 25, 5 | eveneens volgens de maat en op het uur welke de abt voor hem
260 25, 6 | 6 Niemand groet hem in het voorbijgaan met de zegenwens,
261 25, 6 | met de zegenwens, en ook het eten dat hij ontvangt wordt
262 27, 3 | die de wankele broeder als het ware in het geheim komen
263 27, 3 | broeder als het ware in het geheim komen bemoedigen
264 27, 8 | 8 Laat hij het liefdevol voorbeeld van
265 27, 8 | de bergen achterliet om het ene schaap, dat verdwaald
266 27, 9 | zoveel medelijden, dat Hij het op zijn heilige schouders
267 27, 9 | schouders wilde nemen om het zo naar de kudde terug te
268 28, 4 | blijft dan moet hij ook nog het sterkste middel aanwenden,
269 28, 6 | tenslotte gebruikt de abt het amputeermes volgens het
270 28, 6 | het amputeermes volgens het woord van de Apostel: "Verwijder
271 29 | Hoofdstuk 29 OF BROEDERS DIE UIT HET KLOOSTER ZIJN HEENGEGAAN
272 29, 1 | eigen schuld heengaat uit het klooster, moet, als hij
273 31 | HOEDANIGHEDEN DE KELLENAAR VAN HET KLOOSTER MOET BEZITTEN~ ~
274 31, 1 | 1 Als kellenaar van het klooster wordt iemand uit
275 31, 8 | wake over zijn ziel, steeds het woord van de Apostel indachtig,
276 31, 9 | moeten afleggen op de dag van het oordeel. ~
277 31, 10 | Alle gerei en bezit van het klooster moet hij beschouwen
278 31, 12 | ook geen verkwister die het bezit van het klooster verspilt;
279 31, 12 | verkwister die het bezit van het klooster verspilt; alles
280 31, 19 | 19 opdat niemand in het huis van God zijn gemoedsrust
281 32 | GEREEDSCHAPPEN EN GOEDEREN VAN HET KLOOSTER~ ~
282 32, 1 | 1 Over het bezit van het klooster aan
283 32, 1 | 1 Over het bezit van het klooster aan gereedschappen,
284 32, 2 | 2 en naar gelang hij het nuttig oordeelt belast hij
285 32, 2 | belast hij ieder van hen met het bewaren en opbergen van
286 32, 4 | 4 Als iemand het bezit van het klooster laat
287 32, 4 | Als iemand het bezit van het klooster laat vervuilen
288 33, 1 | Dit kwaad vooral moet in het klooster met wortel en al
289 33, 4 | hebben immers niet eens het vrije beschikkingsrecht
290 33, 5 | hebben van de vader van het klooster zullen ontvangen
291 33, 6 | staat, "en niemand mag iets het zijn noemen" of als zodanig
292 34, 6 | moet voorkomen worden, dat het kwaad van ontevredenheid
293 35, 3 | hulp gegeven, opdat zij het niet met tegenzin doen. ~
294 35, 8 | 8 hij wast het linnen waarmee de broeders
295 35, 12 | is, van te voren buiten het vastgesteld rantsoen iets
296 35, 14 | zij daarmee wachten tot na het slotgebed.~
297 35, 15 | na de ochtendgetijden in het koor voor de voeten van
298 35, 16 | zijn week beëindigt zegt het vers: "Gezegend zijt Gij,
299 36, 4 | gediend worden, en zij mogen het hun broeders niet moeilijk
300 36, 8 | de gezonden, vooral als het jonge broeders zijn, wordt
301 36, 9 | 9 Zelfs het eten van vlees kan aan heel
302 37, 1 | kinderen, toch moet ook het gezag van de Regel in hun
303 38, 1 | eerste de beste, die zich van het boek meester maakt om te
304 38, 3 | hijzelf te beginnen, in het koor het vers: "Heer, open
305 38, 3 | te beginnen, in het koor het vers: "Heer, open mijn lippen,
306 38, 6 | 6 Wat zij bij het eten en drinken nodig hebben,
307 38, 7 | nodig hebben, dan vraagt hij het door een of ander teken
308 38, 10 | heilige Communie en omdat het hem wellicht zwaar zou vallen
309 39 | Hoofdstuk 39 OVER DE MAAT VAN HET VOEDSEL~ ~
310 39, 1 | dagelijks maaltijd, of die nu op het zesde of het negende uur
311 39, 1 | of die nu op het zesde of het negende uur plaats heeft.
312 39, 1 | uur plaats heeft. Dit met het oog op ieders zwakheden, ~
313 39, 2 | iemand die misschien van het ene niet kan eten, zijn
314 39, 2 | zijn maaltijd kan doen met het andere. ~
315 39, 5 | gedeelte van dit pond om het de broeders bij hun avondmaal
316 39, 6 | werk geweest is, wordt aan het oordeel en de bevoegdheid
317 39, 9 | 9 zoals onze Heer het zegt: "Ziet toe, dat uw
318 39, 11 | volstrekt onthouden van het vlees van viervoeters, behalve
319 40, 3 | wij nu rekening houden met het onvermogen van de zwakken,
320 40, 4 | 4 Aan wie God het uithoudingsvermogen geeft
321 40, 5 | plaatselijke omstandigheden, het zware werk of de hitte van
322 40, 6 | volstrekt niet past; maar omdat het vandaag de dag onmogelijk
323 41, 1 | 1 Van het heilig Paasfeest af tot
324 41, 1 | Pinksteren eten de broeders op het zesde uur en krijgen zij '
325 41, 2 | monniken, als ze geen werk op het land te doen hebben en de
326 41, 2 | vrijdag wachten met eten tot het negende uur. ~
327 41, 3 | zij de hoofdmaaltijd op het zesde uur. ~
328 41, 4 | hoofdmaaltijd als er werk op het land te doen is of wanneer
329 41, 4 | hitte van de zomer hevig is. Het komt aan de abt toe hierin
330 41, 5 | dat de broeders tevens bij het verrichten van hun werk
331 41, 6 | 6 Van 13 september tot het begin van de veertigdaagse
332 41, 6 | moeten de broeders altijd op het negende uur eten. ~
333 41, 9 | trouwens voor iedere tijd van het jaar, of er apart avondmaal
334 41, 9 | of slechts één maaltijd, het uur ervan moet zo geregeld
335 42, 1 | tijdstip moeten de monniken het stilzwijgen beoefenen, maar
336 42, 2 | geldt daarom, al naar gelang het een vastendag is of een
337 42, 3 | broeders, zodra zij van het avondmaal zijn opgestaan,
338 42, 4 | boeken van de Koningen, omdat het voor zwakke hoofden niet
339 42, 5 | 5 Als het daarentegen een vastendag
340 42, 8 | Completen geëindigd zijn is het niemand meer toegestaan
341 42, 9 | maken op deze regel van het stilzwijgen, wordt hij streng
342 43 | 43 OVER DEGENEN DIE BIJ HET WERK GODS OF AAN TAFEL TE
343 43, 1 | 1 Op het uur van het koorgebed legt
344 43, 1 | 1 Op het uur van het koorgebed legt ieder, zodra
345 43, 1 | koorgebed legt ieder, zodra hij het teken gehoord heeft, alles
346 43, 3 | Er mag dus niets boven het werk Gods gesteld worden. ~
347 43, 4 | iemand in de nachtgetijden na het "Eer aan de Vader" van psalm
348 43, 4 | op zijn plaats staan in het koor, ~
349 43, 5 | 5 maar hij gaat het laatst van allen staan of
350 43, 6 | 6 Als het werk Gods geëindigd is moet
351 43, 7 | zouden beteren, al was het maar uit schaaamte. ~
352 43, 9 | alles te missen en zich in het vervolg te beteren.~
353 43, 10 | Wie bij de daggetijden in het werk Gods nog niet aanwezig
354 43, 10 | nog niet aanwezig is na het vers en het "Eer aan de
355 43, 10 | aanwezig is na het vers en het "Eer aan de Vader" van de
356 43, 10 | van de eerste psalm die na het vers gezongen wordt, die
357 43, 10 | die moeten overeenkomstig het voorschrift, waarvan we
358 43, 11 | mogen zich beslist niet bij het koor voegen van hen die
359 43, 13 | Wie aan tafel niet vóór het vers aanwezig is - want
360 43, 13 | want allen moeten samen het vers en het gebed zeggen
361 43, 13 | moeten samen het vers en het gebed zeggen en samen aan
362 43, 15 | 15 Als hij zich in het vervolg niet betert, mag
363 43, 16 | moet hij afgezonderd van het gezelschap van de anderen
364 43, 17 | die niet aanwezig is bij het vers dat na tafel gezegd
365 43, 19 | aangeboden en hij weigert het aan te nemen, dan zal hij,
366 44, 1 | ernstige vergrijpen van het koor en van tafel is uitgesloten,
367 44, 1 | telkens als de viering van het werk Gods in de bidplaats
368 44, 5 | neemt men hem weer op in het koor op de plaats die de
369 44, 7 | zich in alle getijden, als het werk Gods besloten wordt,
370 44, 9 | uitgesloten, brengen in het koor voldoening, totdat
371 45 | DEGENEN DIE FOUTEN MAKEN IN HET KOOR~ ~
372 46, 2 | anders schuldig maakt, waar het ook zij, ~
373 46, 4 | ondergaat hij, wanneer het langs een ander bekend wordt,
374 46, 5 | 5 Als het echter over een zonde in
375 47 | Hoofdstuk 47 OVER HET AANKONDIGEN VAN HET TIJDSTIP
376 47 | OVER HET AANKONDIGEN VAN HET TIJDSTIP VOOR HET WERK GODS~ ~
377 47 | AANKONDIGEN VAN HET TIJDSTIP VOOR HET WERK GODS~ ~
378 47, 1 | 1 Voor het aankondigen van het tijdstip
379 47, 1 | Voor het aankondigen van het tijdstip voor het werk Gods,
380 47, 1 | aankondigen van het tijdstip voor het werk Gods, overdag en 's
381 47, 1 | dragen: ofwel hij kondigt het zelf aan, ofwel hij belast
382 47, 4 | 4 Het moet gebeuren met nederigheid,
383 48, 3 | verlaten hebben tot ongeveer het vierde uur de nodige werkzaamheden.~
384 48, 4 | 4 De tijd van het vierde uur tot het uur waarop
385 48, 4 | tijd van het vierde uur tot het uur waarop zij de sext zingen
386 48, 6 | vervroegd en op de helft van het achtste uur gehouden. Daarna
387 48, 8 | monniken zijn, als zij van het werk van hun handen leven
388 48, 10 | 10 Van 14 september tot het begin van de vasten moeten
389 48, 10 | broeders hun tijd tot aan het einde van het tweede uur
390 48, 10 | tijd tot aan het einde van het tweede uur aan de lezing
391 48, 11 | 11 Op het tweede uur wordt de terts
392 48, 11 | de noon verrichten allen het werk dat hun wordt opgedragen. ~
393 48, 12 | 12 Wanneer het eerste teken voor de noon
394 48, 12 | werk om klaar te staan als het tweede teken weerklinkt. ~
395 48, 13 | 13 De tijd na het eten benutten zij om hun
396 48, 14 | s morgens vroeg tot aan het einde van het derde uur
397 48, 14 | vroeg tot aan het einde van het derde uur bezig met hun
398 48, 14 | met hun lezing en tot aan het einde van het tiende uur
399 48, 14 | en tot aan het einde van het tiende uur doen zij het
400 48, 14 | het tiende uur doen zij het werk dat hun wordt opgedragen.~
401 48, 15 | allen een Bijbelboek, ieder het zijne, dat zij in volgorde
402 48, 17 | worden aangewezen om in het klooster de ronde te doen
403 48, 17 | uren dat de broeders aan het lezen zijn, ~
404 49 | Hoofdstuk 49 OVER HET HOUDEN VAN DE VEERTIGDAAGSE
405 49, 1 | 1 Eigenlijk moet het leven van de monnik altijd
406 49, 4 | als wij ons toeleggen op het gebed onder tranen, op lezing,
407 49, 7 | hij dan met de vreugde van het verlangen, dat uit de Geest
408 49, 7 | de Geest is, uitzien naar het heilig Paasfeest.~
409 49, 8 | aan zijn abt voorleggen en het doen met diens gebed en
410 50, 1 | Broeders, die heel ver weg aan het werk zijn en de bidplaats
411 50, 3 | 3 verrichten het Werk Gods daar ter plaatse
412 50, 4 | nalaten zich te kwijten van het dienstwerk waartoe ze verplicht
413 51, 1 | niet veroorloven om buiten het klooster te eten, zelfs
414 52 | 52 OVER DE BIDPLAATS VAN HET KLOOSTER~ ~
415 52, 2 | 2 Wanneer het Werk Gods geëindigd is,
416 52, 5 | bedoeling niet heeft, mag als het werk Gods geëindigd is,
417 53, 2 | verschuldigd is, maar heel in het bijzonder aan de geloofsgenoten
418 53, 7 | 7 Door het hoofd te buigen of zich
419 53, 8 | houdt de overste of wie deze het heeft opgedragen hen gezelschap.~
420 53, 9 | Wet; en daarna laat men het hun aan geen goede zorg
421 53, 10 | overste de vasten, tenzij het juist een voorname vastendag
422 53, 12 | 12 De abt giet het water uit over de handen
423 53, 14 | deze voetwassing zegt men het vers: "Wij hebben, o God,
424 53, 14 | barmhartigheid ontvangen in het midden van uw tempel". ~
425 53, 15 | 15 Vooral aan het opnemen van armen en vreemdelingen
426 53, 15 | in hen Christus meer in het bijzonder ontvangt; want
427 53, 15 | bijzonder ontvangt; want het ontzag dat de rijken inboezemen
428 53, 16 | gasten die onverwachts in het klooster aankomen - en er
429 53, 18 | elders werken naargelang het hun wordt opgedragen. ~
430 53, 19 | maar voor alles wat er in het klooster te doen is: ~
431 53, 21 | vreze Gods, wordt belast met het gastenverblijf;~
432 53, 22 | altijd gereed staan. En het huis Gods moet door wijzen
433 54, 1 | 1 Het is een monnik beslist niet
434 54, 2 | iets toesturen, mag hij het niet aannemen, voordat de
435 54, 3 | de abt goedvindt dat men het in ontvangst neemt, heeft
436 54, 3 | ontvangst neemt, heeft deze nog het recht om het te laten geven
437 54, 3 | heeft deze nog het recht om het te laten geven aan wie hij
438 54, 4 | 4 En de broeder aan wie het toevallig gericht was, mag
439 55, 1 | plaats waar ze wonen en aan het klimaat, ~
440 55, 3 | 3 Het oordeel hierover berust
441 55, 10 | 10 Want het is voldoende dat een monnik
442 56, 2 | geen gasten zijn, staat het hem vrij die broeders uit
443 57 | OVER DE AMBACHTSLIEDEN VAN HET KLOOSTER~ ~
444 57, 1 | 1 Als er in het klooster ambachtslieden
445 57, 1 | beoefenen, wanneer de abt het toestaat. ~
446 57, 2 | omdat hij meent iets voor het klooster te betekenen, ~
447 57, 3 | vernederd heeft en de abt het weer goed vindt. ~
448 57, 4 | moeten zij door wier handen het gaat er zich voor wachten
449 57, 5 | niet de dood die hen in het lichaam trof, ~
450 57, 6 | die enig bedrog plegen met het kloostergoed.~
451 57, 7 | 7 Bij het vaststellen van de prijs
452 57, 8 | dan anderen in de wereld het kunnen doen, ~
453 58, 1 | een nieuweling zich voor het monniksleven komt aanmelden,
454 58, 4 | enkele dagen ondergebracht in het gastenverblijf. ~
455 58, 5 | krijgt hij een plaats in het verblijf van de novicen,
456 58, 7 | of hij ijver heeft voor het werk Gods, voor de gehoorzaamheid
457 58, 8 | 8 Al het harde en moeilijke waardoor
458 58, 9 | twee maanden deze Regel van het begin tot het einde voorgelezen ~
459 58, 9 | Regel van het begin tot het einde voorgelezen ~
460 58, 10 | onderhouden, treed dan in; als je het niet kunt, ga dan vrij heen." ~
461 58, 11 | stuk houdt, wordt hij naar het reeds genoemde verblijf
462 58, 11 | en opnieuw wordt hij met het grootste geduld op de proef
463 58, 15 | dat hij van die dag af het klooster niet meer mag verlaten ~
464 58, 16 | 16 en het juk van deze Regel niet
465 58, 16 | zijn hals kan schudden, nu het na een zo langdurig beraad
466 58, 17 | de gemeente moet hij in het koor in het bijzijn van
467 58, 17 | moet hij in het koor in het bijzijn van allen stabiliteit,
468 58, 20 | vraagt hij een ander om het voor hem te doen; maar de
469 58, 20 | maar de novice zelf tekent het document en legt het eigenhandig
470 58, 20 | tekent het document en legt het eigenhandig op het altaar. ~
471 58, 20 | legt het eigenhandig op het altaar. ~
472 58, 21 | 21 Als hij het heeft neergelegd, heft de
473 58, 21 | novice zelf onmiddellijk het vers aan: "Neem mij aan,
474 58, 24 | hij iets bezit moet hij het ofwel van te voren aan de
475 58, 24 | de armen uitdelen, ofwel het door een plechtige schenking
476 58, 24 | plechtige schenking aan het klooster overdragen, zonder
477 58, 26 | 26 In het koor ontdoet men hem terstond
478 58, 26 | men hem met de kleren van het klooster. ~
479 58, 28 | inblazingen van de duivel om het klooster te verlaten, dan
480 58, 28 | verlaten, dan wordt hem het monnikskleed uitgetrokken
481 58, 29 | oorkonde, die de abt van het altaar heeft meegenomen,
482 58, 29 | terugontvangen; deze blijft men in het klooster bewaren.~ ~ ~
483 59, 1 | aan God wil opdragen in het klooster en die jongen is
484 59, 4 | wijze van aalmoes iets aan het klooster willen aanbieden
485 59, 5 | de goederen die zij aan het klooster willen geven en
486 59, 5 | willen geven en houden zij het vruchtgebruik ervan aan
487 60 | 60 OVER PRIESTERS, DIE IN HET KLOOSTER ZOUDEN WILLEN WONEN~ ~
488 60, 1 | de priesters vraagt om in het klooster te worden opgenomen,
489 60, 4 | zegenbeden uitspreken en het slotgebed zeggen, maar alleen
490 60, 4 | maar alleen als de abt het hem toestaat.~
491 60, 6 | 6 Wanneer er in het klooster sprake is van een
492 60, 7 | volgens zijn intrede in het klooster toekomt, en niet
493 60, 7 | welke hem uit eerbied voor het priesterschap is afgestaan. ~
494 60, 8 | eenzelfde verlangen heeft om in het klooster te worden opgenomen,
495 61, 1 | streken aankomt en als gast in het klooster wil verblijven, ~
496 61, 2 | stoornis teweegbrengt in het klooster door zijn overdreven
497 61, 8 | niet alleen wanneer hij het vraagt in de gemeente opnemen, ~
498 61, 11 | Als de abt ziet dat hij het verdient, kan hij hem zelfs
499 61, 13 | hem bekend is voorgoed in het zijne op te nemen zonder
500 62 | 62 OVER DE PRIESTERS VAN HET KLOOSTER~ ~
1-500 | 501-581 |