Chapter, Verse

 1 Prol, 23|    zelf met de woorden van de profeet: "Heer, wie mag wonen in
 2 Prol, 30|     in hen werkt, door met de profeet te zeggen: "Niet aan ons,
 3   2, 9  |         9  Dan kan hij met de profeet tot de Heer zeggen: "Uw
 4   6, 1  |      1  Laten wij doen wat de profeet zegt: "Ik sprak: mijn wegen
 5   6, 2  |              2  Hier wijst de profeet erop, dat als men goede
 6   7, 3  |                          3 De profeet maakt ons duidelijk, dat
 7   7, 14 |               14 Dit houdt de profeet ons voor, waar hij aantoont,
 8   7, 23 |     tegenwoordig is, omdat de profeet tot de Heer zegt: "Al mijn
 9   7, 29 |     anders zou God - zoals de profeet in de psalm zegt - wel eens
10   7, 47 |                47 Ook zegt de profeet nog: "Mijn zonde heb ik
11   7, 50 |      zegt bij zichzelf met de profeet: "Ik ben tot niets geworden
12   7, 52 | vernedert zich en zegt met de profeet: "Ik echter ben een worm
13   7, 66 |                  66 En met de profeet zegt hij: "Ik ga gebukt
14  16, 1  |                   1  Zoals de profeet zegt: "Zevenmaal daags heb
15  16, 4  |  nachtgetijden zegt diezelfde profeet: "Midden in de nacht ben
16  19, 3  |  altijd indachtig zijn wat de profeet zegt: "Dient de Heer met
17  27, 7  |    dreigende uitspraak van de profeet, waardoor God zegt: "Wat