Chapter, Verse
1 Prol, 5 | 5 dat Hij het tot een goed einde brengt,
2 Prol, 5 | goed einde brengt, opdat Hij, die ons nu reeds tot zijn
3 Prol, 6 | met zijn eigen gaven, die Hij ons geschonken heeft, gehoorzamen;
4 Prol, 6 | gehoorzamen; anders zou Hij ons, zijn zonen, wel eens
5 Prol, 7 | wangedrag geërgerd is, zou Hij ons kunnen overleveren aan
6 Prol, 11| oren heeft om te horen, hij hore wat de Geest zegt tot
7 Prol, 12| 12 En wat zegt Hij? "Komt mijn zonen, luistert
8 Prol, 14| temidden van al die mensen wie Hij dit toeroept zijn arbeider
9 Prol, 14| arbeider zoekt, spreekt Hij nogmaals: ~
10 Prol, 25| 25 Hij zegt: "Hij wiens levenswandel
11 Prol, 25| 25 Hij zegt: "Hij wiens levenswandel onbevlekt
12 Prol, 31| prediking aan zichzelf toe, want hij zegt: "Door Gods genade
13 Prol, 32| 32 en verder zegt hij: "Als iemand roemt, moet
14 Prol, 32| Als iemand roemt, moet hij roemen op de Heer". ~
15 Prol, 38| van de zondaar, maar dat hij zich bekere en leve".~
16 Prol, 41| wij dan aan de Heer, dat Hij ons met de hulp van zijn
17 Prol, 50| nooit afwijken van hetgeen Hij ons geleerd heeft, maar
18 2, 2 | 2 Hij blijkt immers de vertegenwoordiger
19 2, 2 | zijn in het klooster, want hij wordt met diens naam genoemd ~
20 2, 8 | de Heer vrijuit gaat, als hij alle herderlijke zorg besteed
21 2, 9 | 9 Dan kan hij met de profeet tot de Heer
22 2, 11 | van abt aanvaardt, moet hij zijn leerlingen op een tweevoudige
23 2, 12 | 12 dat wil zeggen: hij moet hun al wat goed en
24 2, 12 | woorden duidelijk maken, zodat hij ontvankelijke leerlingen
25 2, 13 | 13 Alles daarentegen wat hij zijn leerlingen als strijdig
26 2, 13 | heeft voorgehouden, moet hij hun ook door zijn eigen
27 2, 13 | vermijden. Want anders zou hij, terwijl hij anderen predikt,
28 2, 13 | anders zou hij, terwijl hij anderen predikt, zelf verworpen
29 2, 16 | 16 Hij mag geen aanzien des persoons
30 2, 17 | 17 De een mag hij niet meer liefhebben dan
31 2, 19 | inderdaad zo is, dan handele hij, ook bij de rangbepaling
32 2, 22 | 22 Allen moet hij dan ook gelijkelijk liefhebben,
33 2, 22 | liefhebben, voor allen late hij eenzelfde maatstaf gelden,
34 2, 23 | die de Apostel geeft, als hij zegt: "Berisp, dring aan,
35 2, 24 | 24 Dat wil zeggen, dat hij naar tijd en omstandigheden
36 2, 25 | 25 Dat betekent, dat hij ongebreidelde en ongedurige
37 2, 25 | karakters daarentegen moet hij met aandrang opwekken om
38 2, 26 | 26 Laat hij ook de vergrijpen van hen
39 2, 26 | verhelen, maar ze, zo goed als hij kan, met wortel en al uitroeien,
40 2, 27 | verstandige karakters geeft hij een of tweemaal een mondelinge
41 2, 28 | ongehoorzame geesten echter make hij, onmiddellijk als ze iets
42 2, 30 | moet de abt bedenken wat hij is, bedenken hoe men hem
43 2, 30 | bedenken hoe men hem noemt, en hij moet goed weten, dat van
44 2, 31 | 31 Laat hij beseffen, welke moeilijke
45 2, 31 | moeilijke en zware taak hij op zich genomen heeft: om
46 2, 31 | gesteltenis van velen. De een moet hij met milde goedheid tegemoet
47 2, 32 | zó naar hem plooien, dat hij niet enkel aan de hem toevertrouwde
48 2, 33 | 33 Bovenal moet hij het heil van de zielen die
49 2, 34 | 34 Hij moet juist altijd bedenken,
50 2, 34 | juist altijd bedenken, dat hij het bestuur van zielen op
51 2, 34 | zich heeft genomen, en dat hij over dezen dan ook rekenschap
52 2, 35 | Om nu te voorkomen, dat hij een uitvlucht zou gaan zoeken
53 2, 35 | bestaansmiddelen, dient hij zich te herinneren, dat
54 2, 37 | 37 Hij wete dus, dat wie de leiding
55 2, 38 | 38 Daarom moet hij ervan overtuigd zijn, dat
56 2, 38 | ervan overtuigd zijn, dat hij op de dag van het oordeel
57 2, 38 | rekenschap zal moeten geven als hij broeders onder zijn hoede
58 2, 39 | 39 Zo zal hij altijd met vrees blijven
59 2, 39 | zijn toevertrouwd. Naarmate hij dan ook nauwgezetter is
60 2, 39 | over anderen betreft, zal hij ook meer zorg besteden aan
61 3, 2 | 2 Terwijl hij luistert naar de raad van
62 3, 2 | raad van de broeders, denkt hij zelf over de zaak na en
63 3, 2 | zaak na en doet dan wat hij het nuttigst oordeelt. ~
64 3, 5 | allen hem gehoorzamen in wat hij het beste geoordeeld heeft. ~
65 3, 10 | iemand dit waagt, ondergaat hij de hiervoor vastgestelde
66 3, 11 | inachtneming van de Regel, omdat hij weet, dat hij zonder twijfel
67 3, 11 | Regel, omdat hij weet, dat hij zonder twijfel over al zijn
68 3, 12 | van het klooster, dan gaat hij alleen te rade bij de oudsten, ~
69 5, 5 | het eerste gehoor heeft hij Mij gehoorzaamd". ~
70 5, 6 | En tot de leraars zegt Hij in dezelfde zin: "Wie u
71 5, 13 | woord van de Heer, waar Hij zegt: "Ik ben niet mijn
72 5, 15 | aan God zelf bewezen, want Hij heeft gezegd: "Wie u hoort,
73 5, 18 | 18 dan zal, ook al doet hij wat bevolen is, dit toch
74 5, 19 | Voor zo'n daad ontvangt hij geen beloning, maar loopt
75 5, 19 | geen beloning, maar loopt hij integendeel de straf op
76 5, 19 | van de mopperaars, tenzij hij het weer goed maakt en zich
77 7, 3 | maakt ons duidelijk, dat hij zich hiervoor wacht, als
78 7, 3 | zich hiervoor wacht, als hij zegt: "Heer, mijn hart is
79 7, 6 | verschenen is en waarlangs hij engelen zag afdalen en opklimmen. ~
80 7, 14 | de profeet ons voor, waar hij aantoont, dat God altijd
81 7, 14 | van onze gedachten, want hij zegt: "God doorschouwt harten
82 7, 16 | 16 En elders zegt hij: "Van verre reeds doorziet
83 7, 18 | 18 Bezorgd als hij dan ook moet zijn om niet
84 7, 30 | 30 en zou Hij, die ons nu in dit leven
85 7, 30 | dit leven spaart, omdat Hij barmhartig is en wacht of
86 7, 34 | van wie de Apostel zegt: "Hij is gehoorzaam geworden tot
87 7, 46 | schuld voor de Heer, want Hij is goed, want zijn barmhartigheid
88 7, 50 | 50 Want hij zegt bij zichzelf met de
89 7, 56 | tong belet om te spreken. Hij bewaart het stilzwijgen
90 7, 59 | dwaas schatert het uit als hij lacht".~
91 7, 60 | dat de monnik, wanneer hij spreekt, het zacht doet
92 7, 63 | land of waar dan ook, of hij zit, gaat of staat: altijd
93 7, 63 | gaat of staat: altijd houdt hij het hoofd gebogen en de
94 7, 64 | 64 Steeds is hij zich de schuld van zijn
95 7, 64 | bewust en is het hem alsof hij reeds voor Gods schrikwekkend
96 7, 65 | 65 Hij herhaalt dan ook voortdurend
97 7, 66 | 66 En met de profeet zegt hij: "Ik ga gebukt en ben tot
98 7, 67 | nederigheid beklommen heeft, zal hij die liefde tot God bereiken,
99 7, 68 | 68 Door deze liefde zal hij alles wat hij eerst met
100 7, 68 | liefde zal hij alles wat hij eerst met een zekere angst
101 7, 68 | zonder moeite nakomen, alsof hij het deed uit gewoonte of
102 7, 69 | 69 Hij handelt niet langer uit
103 7, 69 | doen en door de vreugde die hij vindt in de deugd. ~
104 9, 6 | maar na de derde les zingt hij die voorzingt het "Eer aan
105 11, 3 | Vader" gezongen wordt. Zodra hij dit aanheft, staan allen
106 11, 10 | U komt lof toe". Nadat hij de zegen heeft gegeven,
107 11, 13 | toch gebeuren, dan moet hij door wiens nalatigheid het
108 16, 3 | 3 omdat hij juist over deze uren van
109 18, 17 | daarentegen wordt, omdat hij maar kort is, bij psalm
110 18, 22 | niet zou bevallen, laat hij dan een andere maken die
111 18, 22 | dan een andere maken die hij beter oordeelt, ~
112 18, 23 | 23 mits hij er onverkort aan vasthoudt,
113 21, 5 | berisping verdient, dan wordt hij éénmaal, tweemaal en tot
114 21, 6 | 6 en als hij zich niet wil beteren, wordt
115 21, 6 | niet wil beteren, wordt hij uit zijn ambt ontzet, en
116 23, 1 | of ontevreden is, of als hij verzet pleegt en minachting
117 23, 2 | 2 dan wordt hij, zoals onze Heer dat bevolen
118 23, 3 | 3 Als hij zich niet betert, wordt
119 23, 3 | zich niet betert, wordt hij publiek in het bijzijn van
120 23, 4 | 4 Als hij zelfs hierna niet tot inkeer
121 23, 4 | niet tot inkeer komt, wordt hij, wanneer hij tenminste beseft
122 23, 4 | komt, wordt hij, wanneer hij tenminste beseft wat die
123 23, 5 | 5 Wanneer hij daarentegen onhandelbaar
124 24, 3 | ernstige vergrijpen, wordt hij van deelname aan tafel uitgesloten. ~
125 24, 4 | houden: in het koor mag hij geen psalm of antifoon aanheffen,
126 24, 4 | ook geen les lezen, totdat hij voldoening heeft gebracht. ~
127 24, 5 | Zijn maaltijd gebruikt hij alleen na de maaltijd van
128 24, 6 | het zesde uur eten, eet hij op het negende uur; als
129 24, 6 | op het negende uur, dan hij 's avonds, en dit ~
130 24, 7 | 7 zolang, totdat hij na een aangepaste voldoening
131 25, 3 | 3 Hij moet geheel alleen zijn
132 25, 5 | Zijn maaltijd gebruikt hij eveneens volgens de maat
133 25, 6 | zegenwens, en ook het eten dat hij ontvangt wordt niet gezegend.~ ~ ~
134 26, 2 | 2 beloopt hij eveneens de straf van de
135 27, 2 | 2 En daarom moet hij alleszins als een verstandig
136 27, 2 | verstandig arts te werk gaan: hij stuurt "senpecten" uit,
137 27, 3 | moeten hem bemoedigen, "opdat hij niet door al te grote droefheid
138 27, 6 | 6 Want hij moet goed weten, dat hij
139 27, 6 | hij moet goed weten, dat hij de zorg voor zieke zielen
140 27, 7 | 7 en hij vreze de dreigende uitspraak
141 27, 8 | 8 Laat hij het liefdevol voorbeeld
142 27, 9 | Met diens zwakheid had Hij zoveel medelijden, dat Hij
143 27, 9 | Hij zoveel medelijden, dat Hij het op zijn heilige schouders
144 28, 2 | 2 Als hij zich dan nog niet betert
145 28, 3 | 3 als hij compressen heeft aangewend,
146 28, 4 | 4 en hij bemerkt dan dat al zijn
147 28, 4 | vruchteloos blijft dan moet hij ook nog het sterkste middel
148 28, 6 | 6 Als hij ook op deze wijze niet geneest,
149 29, 1 | het klooster, moet, als hij wil terugkeren, eerst beloven,
150 29, 1 | terugkeren, eerst beloven, dat hij zich geheel zal beteren
151 29, 3 | 3 Wanneer hij nogmaals heengaat, moet
152 29, 3 | toe opnieuw opnemen, maar hij moet wel weten, dat hem
153 31, 2 | 2 maar godvrezend; hij moet als een vader zijn
154 31, 3 | 3 Hij draagt zorg voor alles, ~
155 31, 5 | 5 Hij houdt zich aan wat hem bevolen
156 31, 6 | 6 Hij mag de broeders niet grieven.~
157 31, 7 | onredelijks komen vragen, dan moet hij hem niet grieven door hem
158 31, 7 | behandelen, maar nederig weigere hij met opgave van redenen wat
159 31, 8 | 8 Hij wake over zijn ziel, steeds
160 31, 9 | Bijzonder veel zorg moet hij besteden aan de zieken,
161 31, 9 | de armen, wel wetend, dat hij over hen allen rekenschap
162 31, 10 | bezit van het klooster moet hij beschouwen als vaatwerk
163 31, 11 | 11 Niets mene hij te mogen verwaarlozen. ~
164 31, 12 | 12 Hij mag niet gierig zijn, maar
165 31, 12 | alles daarentegen moet hij doen met gevoel voor maat
166 31, 13 | 13 Hij moet vooral nederig weten
167 31, 13 | nederig weten te zijn; en als hij iemand niets geven kan,
168 31, 13 | iemand niets geven kan, moet hij hem minstens een vriendelijk
169 31, 15 | zorg toevertrouwd; maar hij mag zich niet inlaten met
170 31, 16 | 16 Hij verstrekt de broeders hun
171 31, 16 | volgens een woord van God hij verdient "die reden tot
172 31, 17 | gemeente talrijk is, krijgt hij hulp, zodat ook hijzelf
173 32, 1 | wier leven en gedragingen hij gerust kan zijn, ~
174 32, 2 | 2 en naar gelang hij het nuttig oordeelt belast
175 32, 2 | het nuttig oordeelt belast hij ieder van hen met het bewaren
176 32, 3 | er aantekening van, zodat hij weet wat hij geeft en wat
177 32, 3 | van, zodat hij weet wat hij geeft en wat hij terugkrijgt,
178 32, 3 | weet wat hij geeft en wat hij terugkrijgt, als de broeders
179 32, 4 | slordig mee omgaat, krijgt hij een terechtwijzing. ~
180 32, 5 | 5 Indien hij zich niet betert, ondergaat
181 32, 5 | zich niet betert, ondergaat hij de vastgestelde straf.~ ~ ~
182 33, 7 | verderfelijk kwaad, wordt hij eenmaal en andermaal gewaarschuwd. ~
183 33, 8 | 8 Als hij zich niet betert krijgt
184 33, 8 | zich niet betert krijgt hij een strenge terechtwijzing.~ ~ ~
185 34, 7 | hierop betrapt wordt, moet hij een bijzonder strenge straf
186 35, 1 | de keukendienst, tenzij hij ziek is of in beslag genomen
187 35, 8 | 8 hij wast het linnen waarmee
188 35, 9 | van allen verrichten zowel hij die zijn week beëindigt
189 35, 9 | zijn week beëindigt als hij die zijn week begint. ~
190 35, 10 | 10 De voorwerpen die hij voor zijn werk gekregen
191 35, 10 | werk gekregen heeft levert hij schoon en in goede staat
192 35, 11 | nieuwe week ingaat: zo weet hij wat hij geeft en wat hij
193 35, 11 | ingaat: zo weet hij wat hij geeft en wat hij terugkrijgt. ~
194 35, 11 | hij wat hij geeft en wat hij terugkrijgt. ~
195 35, 16 | 16 Hij die zijn week beëindigt
196 35, 17 | 17 Als hij die de week beëindigt dit
197 35, 17 | zegen ontvangen heeft, volgt hij die zijn week begint en
198 35, 18 | driemaal toe herhaald en, nadat hij de zegen ontvangen heeft,
199 35, 18 | ontvangen heeft, begint hij zijn weekdienst.~ ~ ~
200 36, 10 | verwaarloosd, want persoonlijk is hij aansprakelijk voor alle
201 38, 4 | 4 En dan, als hij de zegen heeft ontvangen,
202 38, 4 | heeft ontvangen, begint hij zijn taak als lezer. ~
203 38, 7 | nodig hebben, dan vraagt hij het door een of ander teken
204 38, 9 | Wel zou de overste, als hij dat wenst, een kort woord
205 38, 11 | 11 Later gebruikt hij dan zijn maaltijd met de
206 41, 5 | 5 Hij moet alles zo weten te regelen
207 42, 9 | van het stilzwijgen, wordt hij streng gestraft, ~
208 43, 1 | koorgebed legt ieder, zodra hij het teken gehoord heeft,
209 43, 1 | gehoord heeft, alles neer wat hij onder handen heeft, en haast
210 43, 4 | traag gezongen wordt - gaat hij niet op zijn plaats staan
211 43, 5 | 5 maar hij gaat het laatst van allen
212 43, 6 | werk Gods geëindigd is moet hij door een openlijke voldoening
213 43, 11 | toestemming voor geeft doordat hij hun kwijtschelding schenkt. ~
214 43, 15 | 15 Als hij zich in het vervolg niet
215 43, 15 | vervolg niet betert, mag hij niet langer aan de gemeenschappelijke
216 43, 16 | 16 maar moet hij afgezonderd van het gezelschap
217 43, 16 | onthouden wordt, totdat hij voldoening heeft gebracht
218 43, 17 | Dezelfde straf ondergaat hij, die niet aanwezig is bij
219 43, 19 | overste krijgt aangeboden en hij weigert het aan te nemen,
220 43, 19 | het aan te nemen, dan zal hij, wanneer hij op een ander
221 43, 19 | nemen, dan zal hij, wanneer hij op een ander moment weer
222 43, 19 | moment weer hebben wil wat hij eerst geweigerd heeft of
223 43, 19 | volstrekt niets krijgen, totdat hij zich naar behoren gebeterd
224 44, 1 | 1 Hij die voor ernstige vergrijpen
225 44, 2 | gezicht tegen de grond blijft hij languit liggen voor de voeten
226 44, 3 | 3 En dit blijft hij zolang doen, tot de abt
227 44, 3 | tot de abt oordeelt, dat hij voldoening gegeven heeft. ~
228 44, 4 | de abt hem laat roepen en hij komt weer binnen, werpt
229 44, 4 | komt weer binnen, werpt hij zich neer voor de voeten
230 44, 6 | 6 maar hij mag geen psalm, les of iets
231 44, 7 | 7 Bovendien moet hij zich in alle getijden, als
232 44, 7 | wordt, op de plaats waar hij staat ter aarde werpen ~
233 44, 10 | gaan ermee door, totdat hij zijn zegen geeft en zegt: "
234 45, 1 | iemand fouten maakt, terwijl hij een psalm, een responsorie,
235 45, 1 | voldoening te brengen, ondergaat hij een strengere straf, ~
236 45, 2 | 2 omdat hij niet door nederigheid heeft
237 45, 2 | heeft willen goedmaken wat hij door nalatigheid verkeerd
238 46, 4 | 4 ondergaat hij, wanneer het langs een ander
239 46, 5 | uiteraard verborgen is, moet hij die alleen voor de abt blootleggen
240 46, 5 | geestelijke vaders, 6 die weet hoe hij zijn eigen en andermans
241 47, 1 | abt zorg te dragen: ofwel hij kondigt het zelf aan, ofwel
242 47, 1 | kondigt het zelf aan, ofwel hij belast met deze zorg een
243 48, 5 | zichzelf wat wil lezen, moet hij zo lezen, dat een ander
244 48, 19 | worden aangetroffen, wordt hij eenmaal en andermaal terechtgewezen. ~
245 48, 20 | 20 Als hij zich niet betert, ondergaat
246 48, 20 | zich niet betert, ondergaat hij de door de Regel vastgestelde
247 48, 23 | onverschillig of lusteloos is, dat hij niet wil of niet kan studeren
248 48, 23 | iets te doen gegeven, zodat hij niet zonder bezigheid is.~
249 49, 7 | wat schertsen; en laat hij dan met de vreugde van het
250 49, 8 | ieder wil aanbieden moet hij wel aan zijn abt voorleggen
251 51, 2 | toe gegeven heeft. 3 Als hij anders mocht handelen, wordt
252 51, 2 | anders mocht handelen, wordt hij in de ban gedaan.~ ~ ~
253 52, 4 | zichzelf wil bidden, laat hij dan alleen binnengaan en
254 53, 1 | als Christus zelf, want Hij zal eens zeggen: "Ik kwam
255 53, 24 | 24 Ontmoet hij er of ziet hij er, dan groet
256 53, 24 | 24 Ontmoet hij er of ziet hij er, dan groet hij hen nederig -
257 53, 24 | of ziet hij er, dan groet hij hen nederig - zoals wij
258 53, 24 | gaat voorbij, zeggende, dat hij geen verlof heeft om met
259 54, 2 | hem iets toesturen, mag hij het niet aannemen, voordat
260 54, 3 | het te laten geven aan wie hij wil. ~
261 55, 17 | bij iemand iets vindt wat hij niet van de abt gekregen
262 55, 17 | gekregen heeft, ondergaat hij een zeer strenge straf. ~
263 55, 22 | bij al zijn oordelen denke hij aan de vergelding van God.~ ~ ~
264 56, 2 | broeders uit te nodigen, die hij zelf verkiest. ~
265 56, 3 | 3 Maar hij moet wel altijd een of twee
266 57, 2 | op zijn vakkennis, omdat hij meent iets voor het klooster
267 57, 3 | ambacht verwijderd en komt hij er niet opnieuw in terug,
268 57, 3 | opnieuw in terug, tenzij hij zich vernederd heeft en
269 58, 3 | aangekomene dus blijft kloppen en hij blijkt de onvriendelijkheid
270 58, 4 | 4 dan wordt hij binnengelaten en voor enkele
271 58, 5 | 5 Daarna pas krijgt hij een plaats in het verblijf
272 58, 7 | 7 Hij moet zorgvuldig toezien
273 58, 7 | werkelijk God zoekt, of hij ijver heeft voor het werk
274 58, 9 | 9 Als hij belooft te blijven, wordt
275 58, 11 | 11 Indien hij dan voet bij stuk houdt,
276 58, 11 | voet bij stuk houdt, wordt hij naar het reeds genoemde
277 58, 11 | teruggebracht, en opnieuw wordt hij met het grootste geduld
278 58, 12 | hem te doen weten waartoe hij intreedt. ~
279 58, 13 | 13 Indien hij ook nu nog stand houdt,
280 58, 14 | 14 En als hij na rijp beraad belooft,
281 58, 14 | rijp beraad belooft, dat hij alles zal onderhouden en
282 58, 14 | bevolen zal volbrengen, wordt hij in de gemeente opgenomen. ~
283 58, 15 | 15 Maar hij moet goed weten, dat de
284 58, 15 | van de Regel bepaalt, dat hij van die dag af het klooster
285 58, 17 | opname in de gemeente moet hij in het koor in het bijzijn
286 58, 18 | en zijn heiligen. Zo zal hij weten, dat hij, als hij
287 58, 18 | heiligen. Zo zal hij weten, dat hij, als hij ooit anders mocht
288 58, 18 | hij weten, dat hij, als hij ooit anders mocht handelen,
289 58, 18 | verworpen zal worden met Wie hij de spot drijft.~
290 58, 19 | 19 Van deze belofte moet hij een oorkonde opmaken, op
291 58, 20 | 20 Deze oorkonde schrijft hij eigenhandig, of anders,
292 58, 20 | eigenhandig, of anders, als hij niet schrijven kan, vraagt
293 58, 20 | niet schrijven kan, vraagt hij een ander om het voor hem
294 58, 21 | 21 Als hij het heeft neergelegd, heft
295 58, 23 | en van die dag af wordt hij beschouwd als lid van de
296 58, 24 | 24 Als hij iets bezit moet hij het
297 58, 24 | Als hij iets bezit moet hij het ofwel van te voren aan
298 58, 25 | 25 Hij weet immers, dat hij van
299 58, 25 | 25 Hij weet immers, dat hij van die dag af zelfs niet
300 58, 28 | 28 Als hij namelijk ooit - wat niet
301 58, 29 | altaar heeft meegenomen, mag hij niet terugontvangen; deze
302 60, 2 | 2 Maar als hij beslist en met volharding
303 60, 2 | blijft aandringen, moet hij weten, dat hij de wet van
304 60, 2 | aandringen, moet hij weten, dat hij de wet van de Regel in alles
305 60, 4 | de abt toewijzen; ook mag hij de zegenbeden uitspreken
306 60, 5 | 5 Zonder dat mag hij zich volstrekt niets aanmatigen,
307 60, 5 | aanmatigen, wel wetend, dat hij aan de wet van de Regel
308 60, 5 | onderworpen is; maar veeleer moet hij aan allen steeds weer een
309 60, 7 | 7 neemt hij de plaats in, die hem volgens
310 61, 2 | 2 en als hij genoegen neemt met de plaatselijke
311 61, 2 | plaatselijke gebruiken die hij aantreft en geen stoornis
312 61, 3 | eenvoudigweg tevreden is met wat hij aantreft, wordt hij opgenomen
313 61, 3 | wat hij aantreft, wordt hij opgenomen voor zolang hij
314 61, 3 | hij opgenomen voor zolang hij verkiest. ~
315 61, 4 | 4 Maar als hij op een redelijke wijze en
316 61, 5 | 5 Indien hij zich later blijvend zou
317 61, 6 | als gast gebleken is, dat hij veeleisend is of behept
318 61, 7 | beleefd te verstaan geven, dat hij vertrekken moet, om te voorkomen
319 61, 8 | 8 Maar als hij niet zo is dat men hem de
320 61, 8 | hem niet alleen wanneer hij het vraagt in de gemeente
321 61, 11 | 11 Als de abt ziet dat hij het verdient, kan hij hem
322 61, 11 | dat hij het verdient, kan hij hem zelfs een ietwat hogere
323 61, 12 | hun intrede meebrengt, als hij ziet dat hun gedrag dit
324 62, 1 | wil laten wijden, kiest hij onder de zijnen iemand uit
325 62, 3 | de abt hem opdraagt, want hij dient te weten, dat hij
326 62, 3 | hij dient te weten, dat hij voortaan nog veel meer dan
327 62, 4 | maar meer en meer make hij voortgang op de weg naar
328 62, 5 | 5 Hij behoudt altijd de plaats
329 62, 6 | 6 behalve als hij zijn dienstwerk doet aan
330 62, 7 | 7 Maar ook dan moet hij weten, dat hij zich te houden
331 62, 7 | dan moet hij weten, dat hij zich te houden heeft aan
332 62, 8 | 8 Als hij anders durft te handelen
333 62, 9 | 9 Indien hij, na vaak berispt te zijn,
334 62, 10 | 10 Als hij ook dan nog niet tot inkeer
335 62, 10 | valt te twijfelen, wordt hij uit het klooster gezet; ~
336 62, 11 | wel van die aard zijn, dat hij zich niet wil onderwerpen
337 63, 2 | maatregelen treffen alsof hij kan doen en laten wat hij
338 63, 2 | hij kan doen en laten wat hij wil, ~
339 63, 3 | 3 maar hij moet altijd bedenken, dat
340 63, 3 | moet altijd bedenken, dat hij van al zijn oordelen en
341 63, 4 | 4 In de volgorde die hij vaststelt of die de broeders
342 63, 7 | heeft aangewezen of die hij om bepaalde redenen op een
343 63, 8 | klooster is aangekomen, moet hij weten dat hij jonger is
344 63, 8 | aangekomen, moet hij weten dat hij jonger is dan degene die
345 63, 8 | leeftijd of waardigheid hij overigens ook mocht hebben. ~
346 63, 13 | Abt" genoemd, niet omdat hij hierop zelf aanspraak zou
347 63, 14 | 14 Zelf moet hij zich dit goed bewust zijn
348 63, 14 | en zich zó gedragen, dat hij zulk een eer waardig is. ~
349 64, 1 | grondregel gelden, dat ofwel hij wordt aangesteld, die de
350 64, 1 | eenstemmig gekozen heeft; ofwel hij, die slechts door een gedeelte
351 64, 2 | voor dit ambt, ook al zou hij de laatste in rang zijn
352 64, 7 | altijd bedenken, welke last hij op zich genomen heeft en
353 64, 7 | genomen heeft en aan wie hij rekenschap zal moeten geven
354 64, 8 | 8 hij moet goed weten dat hij
355 64, 8 | hij moet goed weten dat hij veeleer moet dienen dan
356 64, 9 | 9 Daarom moet hij goed onderlegd zijn in de
357 64, 9 | zijn in de wet Gods, zodat hij de nodige kennis bezit om
358 64, 9 | voren te brengen. Ook moet hij onbaatzuchtig, matig en
359 64, 10 | 10 en altijd late hij de barmhartigheid het winnen
360 64, 11 | 11 Laat hij het kwaad haten, maar de
361 64, 12 | 12 Als hij moet straffen, zal hij voorzichtig
362 64, 12 | Als hij moet straffen, zal hij voorzichtig te werk gaan
363 64, 12 | te werk gaan en vermijde hij iedere overdrijving, want
364 64, 13 | 13 Laat hij zijn eigen broosheid altijd
365 64, 14 | willen wij niet zeggen, dat hij de ondeugden moet laten
366 64, 14 | voortwoekeren; integendeel: hij moet ze met beleid en liefde
367 64, 15 | 15 Daarbij moet hij er zich op toeleggen eerder
368 64, 16 | 16 Hij mag niet gejaagd of angstig
369 64, 16 | achterdochtig, want anders vindt hij nooit rust. ~
370 64, 17 | Omzichtig en bezonnen geeft hij zijn bevelen, en of de opdracht
371 64, 17 | bevelen, en of de opdracht die hij geeft op de goddelijke dan
372 64, 17 | betrekking heeft, altijd moet hij met onderscheiding en met
373 64, 19 | 19 Laat hij deze en andere voorbeelden
374 64, 20 | 20 Vooral moet hij even goed als de anderen
375 64, 21 | 21 dan zal hij, als hij zijn taak goed
376 64, 21 | 21 dan zal hij, als hij zijn taak goed volbracht
377 64, 22 | Ik zeg u, - zo staat er - hij stelde hem aan over al zijn
378 65, 5 | gedachten hem influisteren, dat hij aan het gezag van zijn abt
379 65, 15 | diegene tot zijn prior, die hij met de raad van godvrezende
380 65, 17 | 17 want hoe hoger hij boven de anderen geplaatst
381 65, 17 | groter nauwgezetheid moet hij zich houden aan de voorschriften
382 65, 18 | verwaand gedrag, of wanneer hij bewijst de Regel te minachten,
383 65, 18 | te minachten, dan krijgt hij tot vier maal toe een mondelinge
384 65, 19 | 19 Als hij zich niet betert, wordt
385 65, 19 | zich niet betert, wordt hij onderworpen aan de door
386 65, 20 | 20 Als hij zelfs dan nog niet tot inkeer
387 65, 20 | niet tot inkeer komt, wordt hij ontzet uit zijn ambt van
388 65, 21 | 21 Als hij zich daarna nog niet rustig
389 65, 21 | betoont in de gemeente, wordt hij zelfs uit het klooster gezet. ~
390 65, 22 | de abt eraan denken, dat hij over al zijn oordelen aan
391 66, 3 | om hulp roept, antwoordt hij: "God zij dank" of "Zegen
392 66, 4 | vreze Gods voortkomt, staat hij hem zonder dralen te woord
393 66, 5 | 5 Als hij hulp nodig heeft krijgt
394 67, 5 | een ander te vertellen wat hij buiten het klooster gezien
395 67, 6 | iemand dit toch waagt, wordt hij aan de vastgestelde straf
396 68, 1 | onmogelijks wordt opgedragen, moet hij niettemin het bevel van
397 68, 2 | 2 Als hij ziet dat de zwaarte van
398 68, 2 | volstrekt te boven gaat, kan hij geduldig en tactvol aan
399 68, 5 | 5 en gehoorzame hij uit liefde en vertrouwend
400 69, 4 | voorschrift overtreedt, wordt hij streng gestraft.~ ~ ~
401 70, 2 | of hem te slaan, tenzij hij daartoe volmacht gekregen
402 71, 5 | tegen te spreken, krijgt hij een terechtwijzing.~
403 71, 7 | 7 of als hij merkt, dat een van de ouderen
404 71, 8 | 8 dan moet hij zich onmiddellijk zonder
405 71, 9 | 9 Als hij te hooghartig is om dit
406 71, 9 | is om dit te doen, wordt hij aan den lijve gestraft,
407 71, 9 | gestraft, of zelfs, wanneer hij weerspannig is, uit het
408 72, 7 | 7 niemand zoeke wat hij voor zichzelf voordelig
409 73, 2 | van dit leven te geraken, hij heeft de leer van de heilige
|