Chapter, Verse

 1   9, 5 |     hun banken gezeten zijn, lezen de broeders, elkaar afwisselend,
 2  18, 25|            25 als wij immers lezen, dat onze heilige Vaders,
 3  24, 4 |   aanheffen, en ook geen les lezen, totdat hij voldoening heeft
 4  38, 1 |     boek meester maakt om te lezen komt in aanmerking, maar
 5  38, 1 |    gedurende de hele week te lezen moet op zondag zijn dienst
 6  38, 10|      die de week heeft om te lezen, ontvangt alvorens te gaan
 7  38, 10|    ontvangt alvorens te gaan lezen een beker versneden wijn
 8  38, 12|               12 De broeders lezen of zingen niet op de rij
 9  40, 6 |                       6  Wij lezen weliswaar, dat wijn bij
10  47, 3 |                 3  Zingen en lezen mag echter alleen gebeuren
11  48, 5 | liever voor zichzelf wat wil lezen, moet hij zo lezen, dat
12  48, 5 |   wat wil lezen, moet hij zo lezen, dat een ander er niet door
13  48, 15|   van begin tot einde moeten lezen. ~
14  48, 17|      dat de broeders aan het lezen zijn, ~
15  48, 23|      of niet kan studeren of lezen, wordt hem iets te doen