bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 2 | gehoorzaamheid weer tot Hem terug te keren van wie u zich door
2 Prol, 3 | uw eigen wil om in dienst te treden van de ware Koning:
3 Prol, 5 | gedrag bedroefd behoeft te zijn. ~
4 Prol, 6 | 6 Te allen tijde moeten wij Hem
5 Prol, 8 | Het is tijd voor ons om op te staan uit de slaap". ~
6 Prol, 11| verder: "Wie oren heeft om te horen, hij hore wat de Geest
7 Prol, 15| verlangt en goede dagen wenst te zien?" ~
8 Prol, 21| voort op zijn wegen, om Hem te mogen aanschouwen, die ons
9 Prol, 22| kunnen komen door ons erheen te spoeden door het goede te
10 Prol, 22| te spoeden door het goede te doen.~
11 Prol, 28| van zijn ingevingen aan te grijpen en tegen Christus
12 Prol, 28| grijpen en tegen Christus te pletter te slaan. ~
13 Prol, 28| tegen Christus te pletter te slaan. ~
14 Prol, 30| werkt, door met de profeet te zeggen: "Niet aan ons, Heer,
15 Prol, 41| iets niet mogelijk blijkt te zijn voor onze natuur, vragen
16 Prol, 43| het licht van dit leven te volbrengen,~
17 Prol, 46| haar opzet hopen wij niets te bepalen dat te moeilijk,
18 Prol, 46| wij niets te bepalen dat te moeilijk, niets dat te zwaar
19 Prol, 46| dat te moeilijk, niets dat te zwaar is. ~
20 Prol, 50| om door ons geduld deel te nemen aan het lijden van
21 Prol, 50| lijden van Christus, en zo te verdienen om ook deelgenoten
22 Prol, 50| verdienen om ook deelgenoten te worden van zijn Rijk. Amen.~ ~ ~
23 1, 4 | geleerd hebben tegen de duivel te strijden. ~
24 1, 5 | en arm veilig weerstand te bieden aan de aanvechtingen
25 1, 10 | voor drie of vier dagen te gast blijven in de cellen
26 1, 13 | met Gods hulp een regel op te stellen voor de sterkste
27 2, 1 | waardig is aan het hoofd te staan van een klooster,
28 2, 2 | vertegenwoordiger van Christus te zijn in het klooster, want
29 2, 8 | heeft hun ziekelijk gedrag te genezen. ~
30 2, 14 | gij het over mijn geboden te spreken en uw mond vol te
31 2, 14 | te spreken en uw mond vol te hebben van mijn Verbond,
32 2, 17 | en gehoorzaamheid blijkt te bezitten. ~
33 2, 21 | is, of wij beter blijken te zijn dan anderen in goede
34 2, 24 | dreigementen en met vriendelijkheid te werk moet gaan, nu eens
35 2, 25 | opwekken om nog meer voortgang te maken. Betreft het nalatigen
36 2, 25 | manen wij hem aan hen streng te straffen en tegen hen op
37 2, 25 | straffen en tegen hen op te treden.~
38 2, 28 | dwaas is met woorden niet te verbeteren", ~
39 2, 31 | heeft: om namelijk zielen te leiden en zich dienstbaar
40 2, 31 | leiden en zich dienstbaar te maken aan de gesteltenis
41 2, 33 | belang achten om meer zorg te besteden aan vergankelijke,
42 2, 35 | 35 Om nu te voorkomen, dat hij een uitvlucht
43 2, 35 | bestaansmiddelen, dient hij zich te herinneren, dat er geschreven
44 2, 37 | moet maken om rekenschap te geven. ~
45 2, 39 | onderzoek, dat hem als herder te wachten staat met betrekking
46 2, 40 | met zijn vermaningen beter te maken ook zichzelf beteren
47 3, 6 | leerlingen past hun meester te gehoorzamen, zo dient ook
48 3, 6 | met beleid en billijkheid te regelen.~
49 3, 7 | dienen in alles de Regel te volgen als hun meester,
50 3, 9 | het klooster met zijn abt te redetwisten. ~
51 3, 12 | klooster, dan gaat hij alleen te rade bij de oudsten, ~
52 3, 13 | dan hoeft het u later niet te berouwen".~ ~ ~
53 4 | WERKTUIGEN ZIJN OM GOED TE HANDELEN~ ~
54 4, 10 | verloochenen om Christus te volgen.~
55 4, 18 | 18 in beproeving te hulp komen,~
56 4, 50 | onmiddellijk tegen Christus te pletter slaan~ en ze aan
57 4, 52 | niet van houden om veel te spreken.~
58 4, 53 | 53 Niet praten óm te praten of om de lachlust
59 4, 53 | praten of om de lachlust op te wekken.~
60 4, 54 | voortdurend of luidruchtig te lachen.~
61 4, 56 | dikwijls ter aarde buigen om te bidden.~
62 4, 62 | met meer recht zo genoemd te worden.~
63 4, 68 | niet op uit zijn om tegen te spreken.~
64 5, 10 | is het verlangen om voort te trekken naar het eeuwig
65 5, 12 | verlangen onder een abt te staan. ~
66 5, 16 | leerlingen blijmoedig weten te gehoorzamen, omdat "God
67 6, 1 | wegen zal ik bewaken om niet te zondigen met mijn tong.
68 6, 6 | meester, de leerling dient te zwijgen en te luisteren.~
69 6, 6 | leerling dient te zwijgen en te luisteren.~
70 6, 7 | Heeft men dan ook iets te vragen aan de overste, dan
71 6, 8 | dient om de lachlust op te wekken wijzen wij voor altijd
72 7, 2 | 2 Door dit zo te zeggen toont zij ons, dat
73 7, 3 | dingen, niet in dingen die te wonderbaar voor mij zijn. ~
74 7, 10 | vreze Gods altijd voor ogen te houden, ten zeerste op zijn
75 7, 12 | 12 Te allen tijde wachte men zich
76 7, 18 | dan ook moet zijn om niet te zondigen in zijn gedachten,
77 7, 21 | ook onze eigen wil niet te doen, als wij ons willen
78 7, 27 | de kinderen der mensen om te zien, of er een verstandig
79 7, 31 | zijn eigen verlangens in te willigen. ~
80 7, 32 | gekomen om mijn eigen wil te doen, maar de wil van Hem
81 7, 34 | onderwerpt, om zo de Heer na te volgen van wie de Apostel
82 7, 36 | en volhoudt zonder zich te laten ontmoedigen of het
83 7, 36 | laten ontmoedigen of het op te geven, omdat de Schrift
84 7, 38 | 38 En om te tonen, dat men om trouw
85 7, 38 | tonen, dat men om trouw te zijn zelfs alle mogelijke
86 7, 41 | 41 En om ons erop te wijzen, dat wij onder een
87 7, 42 | men hen dwingt één mijl te lopen, gaan zij er twee; ~
88 7, 44 | bedreven heeft zonder iets te verbergen nederig aan zijn
89 7, 51 | laatste en geringste van allen te zijn, maar dat men ook in
90 7, 54 | hebt om mij zo uw geboden te leren".~
91 7, 56 | monnik zijn tong belet om te spreken. Hij bewaart het
92 7, 57 | veel spreken de zonde niet te vermijden is, ~
93 7, 59 | gemakkelijk klaar staat om te lachen, omdat er geschreven
94 7, 60 | het zacht doet en zonder te lachen, nederig en ernstig,
95 7, 65 | waardig mijn ogen ten hemel op te slaan". ~
96 7, 69 | gewoonte zelf om het goede te doen en door de vreugde
97 10, 2 | gelezen, omdat de nachten te kort zijn, maar wordt in
98 11, 12 | ongelukkigerwijs gebeuren dat men te laat opstaat, want dan moeten
99 16, 4 | nacht ben ik opgestaan om U te loven". ~
100 16, 5 | moeten wij opstaan om Hem te loven.~ ~ ~
101 17, 3 | het vers: "God, kom mij te hulp" voordat de psalmen
102 17, 5 | orde van dienst gevierd, te weten: het vers, de hymne
103 18, 1 | men het vers "God, kom mij te hulp; Heer, haast u mij
104 18, 1 | hulp; Heer, haast u mij te helpen" met "Eer aan de
105 18, 3 | 3 voor de andere uren, te weten de Terts, Sext en
106 18, 9 | Noon telkens drie psalmen te beginnen met psalm 119 tot
107 18, 16 | omdat men zo drie psalmen te kort komt, verdeelt men
108 18, 16 | van bovengenoemde reeks, te weten psalm 138, 143 en
109 18, 24 | 24 Want al te traag in de dienst waaraan
110 20, 2 | 2 Hoeveel te meer dan moet men tot de
111 20, 4 | gedrongen voelt ermee door te gaan. ~
112 21, 5 | dekenen iemand zou blijken te zijn, die zich door een
113 22 | HOE DE MONNIKEN BEHOREN TE SLAPEN~ ~
114 22, 5 | hebben als zij slapen, om te voorkomen dat zij er zich
115 22, 6 | zij trachten elkaar voor te zijn, maar altijd met inachtneming
116 22, 8 | opstaan om naar het werk Gods te gaan, moeten de broeders
117 22, 8 | uitvluchten van langslapers te voorkomen.~ ~ ~
118 24, 3 | broeder schuldig blijkt te zijn aan minder ernstige
119 24, 4 | heeft zich aan het volgende te houden: in het koor mag
120 24, 7 | een aangepaste voldoening te hebben gebracht vergiffenis
121 26, 1 | abt hoe dan ook durft in te laten met een broeder die
122 27, 2 | als een verstandig arts te werk gaan: hij stuurt "senpecten"
123 27, 3 | opwekken om nederig voldoening te brengen. Zij moeten hem
124 27, 3 | opdat hij niet door al te grote droefheid overmand
125 27, 5 | die hem zijn toevertrouwd te laten verloren gaan. ~
126 27, 8 | schaap, dat verdwaald was, te gaan zoeken. ~
127 27, 9 | het zo naar de kudde terug te dragen.~ ~ ~
128 28, 1 | zelfs na in de ban gedaan te zijn, niet betert, moet
129 29, 2 | hierdoor zijn nederigheid te beproeven. ~
130 30, 2 | die niet in staat zijn in te zien welk een zware straf
131 30, 3 | getuchtigd worden, om zo genezing te vinden.~ ~ ~
132 31, 7 | door hem vanuit de hoogte te behandelen, maar nederig
133 31, 11 | 11 Niets mene hij te mogen verwaarlozen. ~
134 31, 13 | moet vooral nederig weten te zijn; en als hij iemand
135 31, 16 | reden tot ontevredenheid te geven, indachtig de straf
136 35, 12 | maar één maaltijd is, van te voren buiten het vastgesteld
137 35, 12 | vastgesteld rantsoen iets te drinken met wat brood, ~
138 35, 15 | allen neer om hun gebed te vragen. ~
139 35, 17 | begint en zegt: "God, kom mij te hulp; Heer, haast u mij
140 35, 17 | hulp; Heer, haast u mij te helpen". ~
141 36, 6 | zorg aan de dag leggen om te voorkomen dat de zieken
142 36, 6 | onder enige verwaarlozing te lijden hebben. ~
143 36, 8 | De gelegenheid om een bad te nemen moet de zieken geboden
144 36, 9 | toegestaan om weer op krachten te komen; maar zodra ze weer
145 37, 1 | reeds geneigd is om milder te zijn voor deze leeftijden,
146 38, 1 | het boek meester maakt om te lezen komt in aanmerking,
147 38, 1 | om gedurende de hele week te lezen moet op zondag zijn
148 38, 2 | Communie aan allen om voor hem te bidden, dat God hem beware
149 38, 3 | maal zingen allen; hijzelf te beginnen, in het koor het
150 38, 6 | de broeders elkaar zo aan te reiken, dat niemand om iets
151 38, 6 | niemand om iets behoeft te vragen. ~
152 38, 7 | door een of ander teken te laten horen liever dan door
153 38, 7 | laten horen liever dan door te spreken. ~
154 38, 8 | iets anders; dit om wanorde te voorkomen. ~
155 38, 10 | broeder die de week heeft om te lezen, ontvangt alvorens
156 38, 10 | lezen, ontvangt alvorens te gaan lezen een beker versneden
157 38, 10 | vallen om zolang nuchter te blijven. ~
158 38, 12 | staat zijn hun toehoorders te stichten.~ ~ ~
159 39, 5 | broeders bij hun avondmaal te geven.~
160 39, 6 | om, zo nodig, iets meer te geven, ~
161 40, 4 | uithoudingsvermogen geeft om er zich van te onthouden, die mogen rekenen
162 40, 6 | onmogelijk is de monniken daarvan te overtuigen, moeten we er
163 40, 8 | genoemde hoeveelheid niet te krijgen is, maar veel minder
164 41, 2 | ze geen werk op het land te doen hebben en de hitte
165 41, 2 | van de zomer hen niet al te zeer drukt, op woensdag
166 41, 4 | als er werk op het land te doen is of wanneer de hitte
167 41, 4 | komt aan de abt toe hierin te voorzien. ~
168 41, 5 | Hij moet alles zo weten te regelen en te beschikken,
169 41, 5 | alles zo weten te regelen en te beschikken, dat de zielen
170 42, 4 | van de Schrift op dat uur te horen; ze worden wel op
171 42, 8 | meer toegestaan om nog iets te zeggen. ~
172 42, 9 | erop betrapt wordt inbreuk te maken op deze regel van
173 43 | HET WERK GODS OF AAN TAFEL TE LAAT KOMEN~ ~
174 43, 2 | ernst om geen aanleiding te geven tot grappenmakerij. ~
175 43, 9 | gaan om althans niet alles te missen en zich in het vervolg
176 43, 9 | missen en zich in het vervolg te beteren.~
177 43, 18 | daarna iets - wat dan ook - te eten of te drinken. ~
178 43, 18 | wat dan ook - te eten of te drinken. ~
179 43, 19 | aangeboden en hij weigert het aan te nemen, dan zal hij, wanneer
180 44, 1 | wordt, zich zonder iets te zeggen vóór de deur van
181 44, 4 | de anderen om hun gebed te vragen. ~
182 44, 8 | voldoening verder achterwege te laten.~
183 45, 1 | vernedert door voldoening te brengen, ondergaat hij een
184 46, 5 | moet genezen zonder ze open te leggen en bekend te maken.~ ~ ~
185 46, 5 | open te leggen en bekend te maken.~ ~ ~
186 47, 1 | nachts, heeft de abt zorg te dragen: ofwel hij kondigt
187 47, 3 | is zich van die taak zo te kwijten, dat de toehoorders
188 48, 2 | op de juiste tijd aldus te moeten regelen. ~
189 48, 6 | verrichten zij opnieuw wat er te doen is tot aan de vespers. ~
190 48, 12 | ieder zijn werk om klaar te staan als het tweede teken
191 48, 13 | om hun lessen en psalmen te leren.~
192 48, 17 | in het klooster de ronde te doen op uren dat de broeders
193 48, 18 | 18 en toe te zien of er misschien een
194 48, 18 | zich met zijn lezing bezig te houden, en die zodoende
195 48, 23 | of lezen, wordt hem iets te doen gegeven, zodat hij
196 48, 24 | zwakke broeders krijgen iets te doen of te maken dat van
197 48, 24 | krijgen iets te doen of te maken dat van dien aard
198 49, 2 | leven in alle zuiverheid te bewaren ~
199 49, 3 | in deze heilige dagen uit te wissen. ~
200 49, 7 | zijn lichaam wat voedsel te ontzeggen, wat drinken,
201 50, 4 | kunnen en niet nalaten zich te kwijten van het dienstwerk
202 51, 1 | veroorloven om buiten het klooster te eten, zelfs niet als iemand
203 53, 5 | alle bedrog van de duivel te voorkomen. ~
204 53, 7 | 7 Door het hoofd te buigen of zich plat ter
205 53, 7 | buigen of zich plat ter aarde te werpen moet men Christus
206 53, 16 | de broeders niet hoeven te ontrieven.~
207 53, 18 | Hebben ze daarentegen niets te doen, dan gaan ze elders
208 53, 19 | alles wat er in het klooster te doen is: ~
209 53, 20 | heeft men daarentegen niets te doen, dan ontvangt men een
210 53, 24 | verlof heeft om met een gast te spreken.~ ~ ~
211 54, 1 | of andere geschenkjes aan te nemen of ze te geven zonder
212 54, 1 | geschenkjes aan te nemen of ze te geven zonder verlof van
213 54, 3 | deze nog het recht om het te laten geven aan wie hij
214 54, 4 | over zijn, om geen kans te geven aan de duivel. ~
215 54, 5 | Iemand die anders durft te handelen, wordt aan de vastgestelde
216 55, 7 | landstreek waar ze verblijven te krijgen zijn of dingen die
217 55, 8 | letten, zodat de kleren niet te kort zijn voor hen die ze
218 55, 9 | terug om ze in de kleerkamer te laten opbergen voor de armen. ~
219 55, 10 | kovels heeft (om van kleren te kunnen wisselen) voor de
220 55, 10 | voor de nacht en om ze te kunnen wassen. ~
221 55, 18 | eigendom met wortel en al uit te roeien, moet de abt alles
222 55, 19 | schrijfbordje, om de uitvlucht te voorkomen, dat men iets
223 56, 2 | hem vrij die broeders uit te nodigen, die hij zelf verkiest. ~
224 56, 3 | broeders laten om de orde te handhaven.~ ~ ~
225 57, 2 | meent iets voor het klooster te betekenen, ~
226 57, 4 | voor wachten enig bedrog te plegen. ~
227 57, 6 | 6 zelf in de ziel te ondergaan, zij en allen
228 58, 3 | weigering om hem binnen te laten gedurende vier of
229 58, 3 | vier of vijf dagen geduldig te verdragen en te volharden
230 58, 3 | geduldig te verdragen en te volharden in zijn verzoek, ~
231 58, 6 | kunst verstaat hun zielen te winnen en die zeer nauwkeurig
232 58, 9 | 9 Als hij belooft te blijven, wordt hem na verloop
233 58, 12 | weer voorgelezen om hem te doen weten waartoe hij intreedt. ~
234 58, 20 | een ander om het voor hem te doen; maar de novice zelf
235 58, 23 | neerwerpen om hun gebed te vragen: en van die dag af
236 58, 24 | bezit moet hij het ofwel van te voren aan de armen uitdelen,
237 58, 24 | alles voor zichzelf achter te houden. ~
238 58, 28 | namelijk ooit - wat niet te hopen is - zou ingaan op
239 58, 28 | de duivel om het klooster te verlaten, dan wordt hem
240 59, 3 | maar een kans laten iets te bezitten. ~
241 59, 6 | zou kunnen misleiden en te gronde richten, wat hem
242 59, 7 | gaan op dezelfde manier te werk. ~
243 60, 1 | vraagt om in het klooster te worden opgenomen, mag dat
244 60, 1 | opgenomen, mag dat verzoek niet te spoedig worden ingewilligd. ~
245 60, 3 | voor hem maken, om gevolg te geven aan hetgeen geschreven
246 60, 8 | heeft om in het klooster te worden opgenomen, kan ook
247 60, 9 | ook zij beloven de Regel te onderhouden en zich blijvend
248 60, 9 | onderhouden en zich blijvend te vestigen.~ ~ ~
249 61, 4 | wijselijk bij zichzelf na te gaan, of de Heer hem wellicht
250 61, 5 | deze wens niet afwijzen, te meer omdat men tijdens zijn
251 61, 7 | men moet hem zelfs beleefd te verstaan geven, dat hij
252 61, 7 | hij vertrekken moet, om te voorkomen dat door zijn
253 61, 9 | moet men zelfs trachten hem te bewegen om te blijven, opdat
254 61, 9 | trachten hem te bewegen om te blijven, opdat de anderen
255 61, 13 | voorgoed in het zijne op te nemen zonder toestemming
256 62, 1 | is het priesterschap uit te oefenen. ~
257 62, 3 | opdraagt, want hij dient te weten, dat hij voortaan
258 62, 4 | Regel en de kloostertucht te veronachtzamen, maar meer
259 62, 7 | hij weten, dat hij zich te houden heeft aan de regeling
260 62, 8 | 8 Als hij anders durft te handelen wordt niet de priester
261 62, 9 | Indien hij, na vaak berispt te zijn, zich niet betert,
262 62, 10 | zijn schuld niet meer valt te twijfelen, wordt hij uit
263 64, 5 | Gods een waardig bestuurder te geven. ~
264 64, 9 | nieuw en oud naar voren te brengen. Ook moet hij onbaatzuchtig,
265 64, 12 | straffen, zal hij voorzichtig te werk gaan en vermijde hij
266 64, 12 | overdrijving, want als men al te hardhandig het roest van
267 64, 15 | eerder bemind dan gevreesd te worden.~
268 64, 16 | koppig, niet jaloers of al te achterdochtig, want anders
269 64, 17 | onderscheiding en met mate te werk gaan ~
270 64, 19 | voor de sterken nog iets te verlangen blijft, en de
271 64, 21 | vernemen wat de goede knecht te horen kreeg, die op tijd
272 65, 1 | 1 Het komt maar al te vaak voor dat de aanstelling
273 65, 4 | ongerijmd dit is, valt makkelijk te onderkennen: want van het
274 65, 16 | hem opdraagt, zonder iets te doen wat tegen de wil of
275 65, 17 | anderen geplaatst is, met des te groter nauwgezetheid moet
276 65, 18 | prior blijk geeft behept te zijn met ondeugden of zich
277 65, 18 | wanneer hij bewijst de Regel te minachten, dan krijgt hij
278 65, 22 | rekenschap zal moeten geven, om te voorkomen dat het vuur van
279 66, 1 | staat is een boodschap aan te nemen en antwoord te geven,
280 66, 1 | aan te nemen en antwoord te geven, en die bezadigd genoeg
281 66, 1 | bezadigd genoeg is om niet te gaan rondlopen. ~
282 66, 2 | altijd iemand vinden om hun te woord te staan. ~
283 66, 2 | iemand vinden om hun te woord te staan. ~
284 66, 4 | staat hij hem zonder dralen te woord met de vurigheid van
285 66, 7 | het klooster behoeven rond te zwerven; want dat is volstrekt
286 67, 1 | op het punt staan op reis te gaan, bevelen zich aan in
287 67, 5 | veroorloven aan een ander te vertellen wat hij buiten
288 67, 7 | het slot van het klooster te verlaten en zo maar ergens
289 67, 7 | verlaten en zo maar ergens heen te gaan, of het een of ander
290 67, 7 | gaan, of het een of ander te doen, wat voor kleinigheid
291 68, 2 | zijn krachten volstrekt te boven gaat, kan hij geduldig
292 70, 2 | met een van zijn broeders te verbreken of hem te slaan,
293 70, 2 | broeders te verbreken of hem te slaan, tenzij hij daartoe
294 71, 5 | Als iemand neiging blijkt te hebben om tegen te spreken,
295 71, 5 | blijkt te hebben om tegen te spreken, krijgt hij een
296 71, 8 | zich onmiddellijk zonder te wachten voor diens voeten
297 71, 8 | houding blijven om voldoening te geven, tot die verstoordheid
298 71, 9 | 9 Als hij te hooghartig is om dit te
299 71, 9 | te hooghartig is om dit te doen, wordt hij aan den
300 73, 1 | ervan in onze kloosters te tonen, dat wij reeds enigermate
301 73, 2 | ontplooiing van dit leven te geraken, hij heeft de leer
|