bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 3 | woorden, wie u ook moogt zijn, die afstand doet van uw eigen
2 Prol, 3 | Koning: Christus de Heer, en die daartoe de sterke en roemrijke
3 Prol, 5 | einde brengt, opdat Hij, die ons nu reeds tot zijn zonen
4 Prol, 6 | ook met zijn eigen gaven, die Hij ons geschonken heeft,
5 Prol, 7 | als een geducht meester, die door ons wangedrag geërgerd
6 Prol, 7 | straf als slechte dienaren, die Hem niet hebben willen volgen
7 Prol, 14| de Heer temidden van al die mensen wie Hij dit toeroept
8 Prol, 15| 15 "Wie is de mens, die naar het leven verlangt
9 Prol, 19| dan deze stem van de Heer, die ons uitnodigt? ~
10 Prol, 21| Hem te mogen aanschouwen, die ons naar zijn Rijk geroepen
11 Prol, 24| broeders, naar de Heer, die ons het antwoord geeft en
12 Prol, 25| levenswandel onbevlekt is en die de gerechtigheid beoefent; ~
13 Prol, 26| 26 die de waarheid spreekt in zijn
14 Prol, 26| waarheid spreekt in zijn hart; die met zijn tong geen bedrog
15 Prol, 27| 27 die zijn naaste geen kwaad doet,
16 Prol, 27| naaste geen kwaad doet, die niet duldt dat zijn naaste
17 Prol, 28| 28 die de arglistige duivel, als
18 Prol, 29| 29 Die de Heer vrezen en daarom
19 Prol, 29| goede levenswandel, maar die overtuigd zijn, dat zij
20 Prol, 30| 30 die daarom de Heer verheerlijken,
21 Prol, 30| daarom de Heer verheerlijken, die in hen werkt, door met de
22 Prol, 33| met een verstandig man, die zijn huis op een rots heeft
23 Prol, 39| wonen. Als wij nu ook maar die plichten van de bewoner
24 Prol, 48| niet de weg van het heil, die aanvankelijk altijd nauw
25 1, 2 | 2 De eerste soort is die van de cenobieten: dat wil
26 1, 2 | dat wil zeggen monniken die in een klooster samenleven
27 1, 3 | is er een tweede soort, die van de anachoreten: dat
28 1, 3 | zeggen kluizenaars; monniken, die niet meer door de eerste
29 1, 3 | monnikenleven gedreven worden, maar die door een lange proeftijd
30 1, 6 | slechte soort monniken, is die van de sarabaieten. Zij
31 1, 6 | beproefd door enige regel die op wijze ervaring steunt,
32 1, 8 | Heer opgesloten maar in die van henzelf. Als enige wet
33 1, 10 | de zogenaamde gyrovagen, die hun hele leven lang de verschillende
34 2, 1 | 1 Een abt die waardig is aan het hoofd
35 2, 3 | van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba,
36 2, 10 | de schapen overweldigen die zich niets van zijn zorgen
37 2, 18 | voorrang krijgen boven iemand die van slaaf monnik wordt,
38 2, 19 | volgens deze maatstaf. Is die reden niet aanwezig, dan
39 2, 22 | eenzelfde maatstaf gelden, die echter wel rekening houdt
40 2, 23 | houden aan de grondregel die de Apostel geeft, als hij
41 2, 26 | ook de vergrijpen van hen die in overtreding zijn niet
42 2, 33 | hij het heil van de zielen die hem zijn toevertrouwd niet
43 2, 36 | niets ontbreekt het hun, die Hem vrezen".~
44 2, 39 | betrekking tot de schapen die hem zijn toevertrouwd. Naarmate
45 4, 32 | 32 Die ons verwensen geen kwaad
46 4, 50 | 50 Slechte gedachten die in het hart opkomen,~ onmiddellijk
47 4, 55 | luisteren naar een lezing, die onze heiliging ten goede
48 4, 58 | 58 Zich voortaan van die zonden beteren.~
49 4, 77 | God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben".~
50 5, 2 | moet eigen zijn aan hen die niets méér ter harte gaat
51 5, 3 | de heilige dienstbaarheid die zij publiek beloofd hebben,
52 5, 7 | 7 Zij die deze instelling bezitten,
53 5, 8 | gevolg aan het woord van hem, die hun iets beveelt. ~
54 5, 9 | beide dingen met de snelheid die voortkomt uit de vreze Gods
55 5, 11 | Heer zegt: "Smal is de weg die naar het leven voert". ~
56 5, 13 | doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft".~
57 5, 15 | De gehoorzaamheid immers, die aan de oversten wordt bewezen,
58 5, 18 | aangenaam zijn aan God, die zijn ontevreden hart doorschouwt. ~
59 6, 2 | vermijden omwille van de straf die op de zonde volgt. ~
60 7, 3 | grootse dingen, niet in dingen die te wonderbaar voor mij zijn. ~
61 7, 5 | wij snel willen komen tot die hemelse hoogte waarnaar
62 7, 6 | de opvaart van onze daden die ladder oprichten, die aan
63 7, 6 | daden die ladder oprichten, die aan Jacob in zijn droom
64 7, 8 | 8 Die overeindstaande ladder nu
65 7, 9 | 9 De stijlen van die ladder zijn - naar wij menen -
66 7, 9 | lichaam en onze ziel, en in die stijlen heeft Gods roeping
67 7, 11 | zonden hen doet branden die God verachten, en hoe anderzijds
68 7, 11 | leven is weggelegd voor hen die God vrezen. ~
69 7, 21 | Schrift zegt: "Er zijn wegen die de mens recht toeschijnen,
70 7, 21 | recht toeschijnen, maar die uiteindelijk in het diepst
71 7, 28 | als bovendien de engelen die ons toegewezen zijn, altijd,
72 7, 30 | 30 en zou Hij, die ons nu in dit leven spaart,
73 7, 32 | doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft". ~
74 7, 38 | verdragen, legt zij hun, die lijden, deze woorden in
75 7, 39 | de goddelijke vergelding die zij verhopen, voegen zij
76 7, 39 | overwinning door toedoen van Hem die ons heeft liefgehad". ~
77 7, 43 | broeders en zullen zij zegenen die hen verwensen.~
78 7, 44 | men alle slechte gedachten die in het hart opkomen en alle
79 7, 45 | woorden: "Openbaar de weg die gij gaat aan de Heer en
80 7, 58 | 58 en dat een man die veel spreekt zijn weg op
81 7, 62 | van nederigheid voor allen die hem zien: ~
82 7, 65 | tollenaar het uit Evangelie, die met neergeslagen ogen sprak: "
83 7, 67 | beklommen heeft, zal hij die liefde tot God bereiken,
84 7, 67 | liefde tot God bereiken, die volmaakt is en de vrees
85 7, 69 | doen en door de vreugde die hij vindt in de deugd. ~
86 7, 70 | zeker in zijn arbeider, die gereinigd is van fouten
87 8, 3 | 3 De tijd die na de nachtgetijden overschiet,
88 8, 3 | wordt door de broeders die nog iets uit het boek van
89 8, 3 | lessen moeten leren voor die studie gebruikt.~
90 8, 4 | door de ochtendgetijden, die bij het aanbreken van de
91 9, 1 | In de winter, zoals wij die hierboven omschreven hebben,
92 9, 6 | na de derde les zingt hij die voorzingt het "Eer aan de
93 9, 8 | rechtgelovige katholieke Vaders die hebben gegeven.~
94 9, 9 | volgen de andere zes psalmen, die met Alleluia gezongen worden. ~
95 9, 10 | volgt een les uit de Apostel die uit het hoofd wordt opgezegd,
96 10, 2 | maar wordt in plaats van die drie lessen er één uit het
97 10, 2 | uit het hoofd opgezegd, die dan gevolgd wordt door een
98 11, 6 | kantieken uit de profeten, die de abt heeft aangewezen.
99 11, 9 | 9 Zodra die geheel gezongen is, leest
100 11, 10 | 10 Als die geëindigd is, antwoorden
101 12, 4 | één les uit de Apocalyps, die uit het hoofd wordt opgezegd
102 13, 2 | kunnen komen voor psalm 50 die met antifoon gezongen wordt. ~
103 13, 10 | Profeten zoals de kerk van Rome die zingt. ~
104 13, 11 | daarna één les uit de Apostel die uit het hoofd wordt opgezegd,
105 13, 12 | de doornen van tweedracht die telkens weer de kop opsteken. ~
106 13, 13 | gehouden door de overeenkomst die zij aangaan in dit gebed
107 14, 2 | antifonen en lessen gezongen die eigen zijn aan die dag.
108 14, 2 | gezongen die eigen zijn aan die dag. Maar men houdt zich
109 14, 2 | de orde van dienst zoals die boven omschreven is.~ ~ ~
110 17, 10 | Kyrie eleison, en de zegen die het slot vormt.~ ~ ~
111 18, 6 | 6 Op die manier kan men de nachtgetijden
112 18, 7 | telkens drie in elk van die uren. ~
113 18, 10 | 10 Deze psalmen worden in die uren tot aan de zondag telkens
114 18, 10 | lessen en verzen voor al die dagen dezelfde. ~
115 18, 14 | 14 met uitzondering van die welke voorbehouden zijn
116 18, 20 | van de dag. Alle psalmen die overblijven worden gelijkmatig
117 18, 21 | maar zó, dat de langste van die psalmen gedeeld worden en
118 18, 22 | hij dan een andere maken die hij beter oordeelt, ~
119 18, 24 | hebben tonen zich monniken, die in de loop van een week
120 21, 5 | iemand zou blijken te zijn, die zich door een of andere
121 21, 6 | ambt ontzet, en een ander, die het wel waardig is, wordt
122 22, 3 | gezelschap van de ouderlingen, die met de zorg over hen belast
123 23, 4 | hij tenminste beseft wat die straf betekent, uitgesloten
124 25, 1 | De broeder daarentegen, die zich aan een ernstig vergrijp
125 26 | Hoofdstuk 26 OVER DEGENEN DIE ZICH ZONDER OPDRACHT INLATEN
126 26 | OPDRACHT INLATEN MET HEN DIE IN DE BAN ZIJN~ ~
127 26, 1 | te laten met een broeder die in de ban is of met hem
128 27 | BEZORGD MOET ZIJN VOOR HEN DIE IN DE BAN ZIJN~ ~
129 27, 1 | besteden aan de broeders die misdoen, omdat "niet de
130 27, 3 | 3 die de wankele broeder als het
131 27, 5 | geen enkel van de schapen, die hem zijn toevertrouwd te
132 27, 8 | de goede Herder navolgen, die negen-en-negentig schapen
133 28 | Hoofdstuk 28 OVER HEN DIE HERHAALDELIJK GESTRAFT ZIJN
134 28, 5 | 5 opdat de Heer die alles vermag, de genezing
135 29 | Hoofdstuk 29 OF BROEDERS DIE UIT HET KLOOSTER ZIJN HEENGEGAAN
136 29, 1 | 1 Een broeder, die uit eigen schuld heengaat
137 29, 1 | zal beteren van de fout die zijn weggaan veroorzaakt
138 30, 2 | of jonge monniken of zij, die niet in staat zijn in te
139 31, 1 | uit de gemeente gekozen, die wijs is, rijp van karakter,
140 31, 12 | maar ook geen verkwister die het bezit van het klooster
141 31, 15 | niet inlaten met zaken, die hem verboden zijn. ~
142 31, 16 | geven, indachtig de straf die volgens een woord van God
143 31, 16 | woord van God hij verdient "die reden tot ontevredenheid
144 31, 17 | hulp, zodat ook hijzelf met die bijstand gelijkmoedig de
145 31, 17 | gelijkmoedig de taak kan vervullen, die hem is toevertrouwd.~
146 32, 2 | bewaren en opbergen van al die dingen. ~
147 32, 3 | als de broeders elkaar in die taken aflossen. ~
148 34, 4 | groot op de barmhartigheid (die men hem betoont). ~
149 35 | Hoofdstuk 35 OVER HEN DIE DE WEEKBEURT HEBBEN IN DE
150 35, 5 | keukendienst; en eveneens zij, die zoals we gezegd hebben belangrijke
151 35, 9 | allen verrichten zowel hij die zijn week beëindigt als
152 35, 9 | zijn week beëindigt als hij die zijn week begint. ~
153 35, 10 | 10 De voorwerpen die hij voor zijn werk gekregen
154 35, 11 | wijst ze weer toe aan hem die de nieuwe week ingaat: zo
155 35, 12 | 12 Zij die de weekbeurt hebben, krijgen,
156 35, 15 | 15 Zij die hun week beginnen en zij
157 35, 15 | hun week beginnen en zij die haar beëindigen werpen zich '
158 35, 16 | 16 Hij die zijn week beëindigt zegt
159 35, 16 | Gezegend zijt Gij, God en Heer, die mij hebt bijgestaan en geholpen".~
160 35, 17 | 17 Als hij die de week beëindigt dit vers
161 35, 17 | ontvangen heeft, volgt hij die zijn week begint en zegt: "
162 36 | Hoofdstuk 36 OVER DE BROEDERS DIE ZIEK ZIJN~ ~
163 36, 7 | met een ziekenverpleger die godvrezend is, dienstvaardig
164 37, 1 | zijn voor deze leeftijden, die van de bejaarden namelijk
165 37, 1 | de bejaarden namelijk en die van de kinderen, toch moet
166 38, 1 | niet de eerste de beste, die zich van het boek meester
167 38, 1 | aanmerking, maar iemand die opdracht heeft om gedurende
168 38, 2 | 2 Die zijn week ingaat vraagt
169 38, 5 | stem gehoord wordt buiten die van de lezer. ~
170 38, 10 | 10 De broeder die de week heeft om te lezen,
171 38, 11 | maaltijd met de broeders die in de keuken en aan tafel
172 38, 12 | af, maar alleen diegenen die in staat zijn hun toehoorders
173 39, 1 | de dagelijks maaltijd, of die nu op het zesde of het negende
174 39, 2 | 2 zodat iemand die misschien van het ene niet
175 39, 11 | viervoeters, behalve de zieken die erg zwak zijn.~ ~ ~
176 40, 1 | gekregen, de ene deze, de ander die", ~
177 40, 4 | er zich van te onthouden, die mogen rekenen op een bijzonder
178 40, 5 | beoordeling toe aan de overste, die echter altijd moet toezien,
179 40, 8 | helemaal niets, moeten zij die er wonen God zegenen en
180 42, 7 | langere lezing voegt ieder, die nog bezig was met een opgedragen
181 43 | Hoofdstuk 43 OVER DEGENEN DIE BIJ HET WERK GODS OF AAN
182 43, 4 | daarom willen wij, dat die heel slepend en traag gezongen
183 43, 5 | de afzonderlijke plaats die de abt voor dit soort nalatigen
184 43, 8 | blijven, is er wellicht iemand die weer naar bed gaat en slaapt,
185 43, 10 | Vader" van de eerste psalm die na het vers gezongen wordt,
186 43, 10 | het vers gezongen wordt, die moeten overeenkomstig het
187 43, 11 | het koor voegen van hen die de psalmen zingen, totdat
188 43, 17 | Dezelfde straf ondergaat hij, die niet aanwezig is bij het
189 44 | Hoofdstuk 44 HOE DEGENEN DIE VAN DE GEMEENSCHAP UITGESLOTEN
190 44, 1 | 1 Hij die voor ernstige vergrijpen
191 44, 2 | liggen voor de voeten van hen die de bidplaats verlaten. ~
192 44, 5 | in het koor op de plaats die de abt heeft vastgesteld; ~
193 45 | Hoofdstuk 45 OVER DEGENEN DIE FOUTEN MAKEN IN HET KOOR~ ~
194 46 | Hoofdstuk 46 OVER DEGENEN DIE OP WELK ANDER GEBIED OOK
195 46, 5 | een zonde in de ziel gaat die uiteraard verborgen is,
196 46, 5 | uiteraard verborgen is, moet hij die alleen voor de abt blootleggen
197 46, 5 | de geestelijke vaders, 6 die weet hoe hij zijn eigen
198 47, 1 | met deze zorg een broeder, die zo plichtsgetrouw is dat
199 47, 2 | rangorde door hen ingezet die hiermee belast zijn. ~
200 47, 3 | alleen gebeuren door hem die in staat is zich van die
201 47, 3 | die in staat is zich van die taak zo te kwijten, dat
202 47, 4 | eerbied, en enkel door hem die de abt ermee belast heeft.~ ~ ~
203 48, 2 | 2 Wij menen dan ook die beide bezigheden op de juiste
204 48, 18 | een lusteloze broeder is, die de tijd doorbrengt met niets
205 48, 18 | lezing bezig te houden, en die zodoende niet alleen zichzelf
206 48, 20 | vastgestelde berisping op een wijze die de anderen vrees inboezemt. ~
207 48, 21 | een andere broeder op uren die daar niet voor bestemd zijn.~
208 48, 22 | aan lezing, behalve zij die met de verschillende diensten
209 49, 2 | wij de monnik aan om in die dagen van de veertigdaagse
210 49, 5 | toevoegen aan de gewone dagtaak die wij al verschuldigd zijn:
211 49, 6 | 6 Op die manier kan ieder uit eigen
212 50 | Hoofdstuk 50 OVER BROEDERS DIE VER VAN DE BIDPLAATS HUN
213 50 | BIDPLAATS HUN WERK HEBBEN OF DIE OP REIS ZIJN~ ~
214 50, 1 | 1 Broeders, die heel ver weg aan het werk
215 50, 4 | 4 Eveneens mogen zij die op reis gestuurd worden
216 50, 4 | overslaan, maar zij moeten die voor zichzelf bidden zo
217 51 | Hoofdstuk 51 OVER DE BROEDERS DIE NIET VER WEG GAAN~ ~
218 51, 1 | 1 Een broeder, die voor een of andere boodschap
219 52, 3 | 3 zodat een broeder die misschien in afzondering
220 53, 1 | 1 Alle gasten die aankomen moeten worden ontvangen
221 53, 2 | ieder wordt de eer bewezen die men hem verschuldigd is,
222 53, 6 | opzichte van alle gasten die komen of vertrekken.~
223 53, 7 | hen aanbidden, zoals men die ook in hen ontvangt.~
224 53, 10 | een voorname vastendag is die niet geschonden mag worden; ~
225 53, 16 | afzonderlijke keuken, zodat gasten die onverwachts in het klooster
226 53, 17 | 17 Twee broeders die vakbekwaam zijn, worden
227 53, 18 | hulp nodig dan wordt hun die gegeven, zodat zij zonder
228 53, 20 | hulp nodig dan krijgt men die, heeft men daarentegen niets
229 54, 5 | 5 Iemand die anders durft te handelen,
230 55, 1 | verschaft de broeders kleren die aangepast zijn aan de gesteldheid
231 55, 7 | te krijgen zijn of dingen die goedkoop kunnen worden aangeschaft. ~
232 55, 8 | niet te kort zijn voor hen die ze dragen, maar goed op
233 55, 13 | 13 Zij die op reis gestuurd worden
234 55, 13 | de kleerkamer een broek, die ze daar bij hun thuiskomst
235 55, 14 | moeten wat beter zijn dan die ze gewoonlijk dragen. Zij
236 55, 14 | gewoonlijk dragen. Zij krijgen die uit de kleerkamer bij hun
237 55, 16 | dingen in kunnen bevinden die men zich heeft toegeëigend. ~
238 56, 2 | zijn, staat het hem vrij die broeders uit te nodigen,
239 56, 2 | broeders uit te nodigen, die hij zelf verkiest. ~
240 57, 5 | Saphira, om niet de dood die hen in het lichaam trof, ~
241 57, 6 | ondergaan, zij en allen die enig bedrog plegen met het
242 58, 6 | wordt een ouderling belast die de kunst verstaat hun zielen
243 58, 6 | hun zielen te winnen en die zeer nauwkeurig op hen let. ~
244 58, 15 | Regel bepaalt, dat hij van die dag af het klooster niet
245 58, 23 | gebed te vragen: en van die dag af wordt hij beschouwd
246 58, 25 | weet immers, dat hij van die dag af zelfs niet meer zal
247 58, 27 | 27 De kleren die men hem heeft uitgetrokken
248 58, 29 | 29 Maar de oorkonde, die de abt van het altaar heeft
249 59 | VAN AANZIENLIJKEN OF ARMEN DIE WORDEN OPGEDRAGEN~ ~
250 59, 1 | opdragen in het klooster en die jongen is nog minderjarig,
251 59, 5 | schenking van de goederen die zij aan het klooster willen
252 59, 6 | 6 Op die manier moeten alle wegen
253 59, 6 | aan bezit meer overblijft, die hem zou kunnen misleiden
254 59, 7 | 7 Zij die minder vermogend zijn gaan
255 59, 8 | 8 Zij die daarentegen helemaal niets
256 60 | Hoofdstuk 60 OVER PRIESTERS, DIE IN HET KLOOSTER ZOUDEN WILLEN
257 60, 7 | neemt hij de plaats in, die hem volgens zijn intrede
258 60, 7 | klooster toekomt, en niet die welke hem uit eerbied voor
259 61, 2 | de plaatselijke gebruiken die hij aantreft en geen stoornis
260 62, 1 | onder de zijnen iemand uit die waardig is het priesterschap
261 62, 7 | houden heeft aan de regeling die voor de dekenen en de prioren
262 62, 11 | hardnekkigheid toch wel van die aard zijn, dat hij zich
263 63, 1 | het klooster de rangorde die bepaald wordt door hen moment
264 63, 4 | 4 In de volgorde die hij vaststelt of die de
265 63, 4 | volgorde die hij vaststelt of die de broeders zelf al hadden
266 63, 7 | rang heeft aangewezen of die hij om bepaalde redenen
267 63, 7 | behouden allen de rang die hun volgens hun intrede
268 63, 8 | hij jonger is dan degene die op het eerste uur gekomen
269 63, 13 | 13 De abt, die als vertegenwoordiger van
270 64, 1 | ofwel hij wordt aangesteld, die de hele gemeente, geleid
271 64, 1 | gekozen heeft; ofwel hij, die slechts door een gedeelte
272 64, 3 | eenstemmig iemand kiezen, die het eens is met haar wangedrag, ~
273 64, 4 | bisschop in wiens bisdom die plaats ligt, of aan de abten
274 64, 7 | 7 Degene die tot abt is aangesteld moet
275 64, 14 | liefde uitroeien op een wijze die hem - zoals we reeds gezegd
276 64, 17 | bevelen, en of de opdracht die hij geeft op de goddelijke
277 64, 18 | gematigdheid van de heilige Jacob, die zeide: "Als ik mijn kudde
278 64, 19 | voorbeelden van gematigdheid, die de moeder der deugden is,
279 64, 21 | goede knecht te horen kreeg, die op tijd de tarwe aan zijn
280 65, 2 | 2 Er zijn er inderdaad, die door een kwaadaardige geest
281 65, 3 | bisschop en dezelfde abten, die ook de abt aanstellen. ~
282 65, 8 | hun eigen zielen, zolang die tweedracht duurt, gevaar
283 65, 10 | allereerste plaats bij hen die een dergelijke wantoestand
284 65, 15 | diegene tot zijn prior, die hij met de raad van godvrezende
285 65, 20 | prior en wordt een ander, die dat waardig is, in zijn
286 66, 1 | wijze monnik geplaatst, die in staat is een boodschap
287 66, 1 | en antwoord te geven, en die bezadigd genoeg is om niet
288 66, 4 | volmaakte zachtmoedigheid, die uit de vreze Gods voortkomt,
289 67 | Hoofdstuk 67 OVER DE BROEDERS DIE OP REIS GESTUURD ZIJN~ ~
290 67, 1 | 1 Broeders, die op het punt staan op reis
291 67, 7 | Hetzelfde geldt voor hem, die het waagt om het slot van
292 68, 4 | 4 Als na die uiteenzetting de overste
293 70, 3 | 3 Die hiertegen misdoen krijgen
294 71, 8 | neerwerpen en zo lang in die houding blijven om voldoening
295 71, 8 | voldoening te geven, tot die verstoordheid door een zegen
296 72 | Hoofdstuk 72 OVER DE GOEDE IJVER DIE DE MONNIKEN MOET BEZIELEN~ ~
297 72, 1 | vrucht van verbittering -, die van God verwijdert en naar
298 72, 2 | er ook een goede ijver, die van de ondeugd verwijdert
299 72, 12 | 12 die ons allen tezamen tot het
300 73, 8 | 8 Wie u dan ook bent, u die met zoveel haast op weg
301 73, 9 | u onder Gods bescherming die hogere toppen van wijsheid
|