bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 5 | 5 dat Hij het tot een goed einde
2 Prol, 22| 22 Als wij in zijn tent, dat wil zeggen in dat Rijk,
3 Prol, 22| tent, dat wil zeggen in dat Rijk, willen wonen, zullen
4 Prol, 27| kwaad doet, die niet duldt dat zijn naaste belasterd wordt"; ~
5 Prol, 29| maar die overtuigd zijn, dat zij tot het goede, dat in
6 Prol, 29| dat zij tot het goede, dat in hen is, niet uit eigen
7 Prol, 29| kracht in staat zijn, maar dat het door de Heer bewerkt
8 Prol, 33| 33 Vandaar dat ook de Heer in het Evangelie
9 Prol, 34| en zij stortten zich op dat huis, maar het viel niet
10 Prol, 35| en verwacht nu van ons, dat wij nu ook metterdaad elke
11 Prol, 37| Apostel zegt: "Weet gij niet, dat Gods geduld u tot boetvaardigheid
12 Prol, 38| dood van de zondaar, maar dat hij zich bekere en leve".~
13 Prol, 40| uitrusten voor de strijd, dat wil zeggen voor de heilige
14 Prol, 41| vragen wij dan aan de Heer, dat Hij ons met de hulp van
15 Prol, 46| hopen wij niets te bepalen dat te moeilijk, niets dat te
16 Prol, 46| bepalen dat te moeilijk, niets dat te zwaar is. ~
17 Prol, 47| toch iets in voorkomen, dat wel wat streng lijkt, maar
18 1, 2 | is die van de cenobieten: dat wil zeggen monniken die
19 1, 3 | die van de anachoreten: dat wil zeggen kluizenaars;
20 2, 6 | Altijd moet de abt bedenken, dat zijn eigen leer én de gehoorzaamheid
21 2, 7 | De abt moet goed weten dat het de herder zal worden
22 2, 8 | Anderzijds is eveneens waar, dat de herder bij het oordeel
23 2, 12 | 12 dat wil zeggen: hij moet hun
24 2, 19 | op rechtvaardige gronden, dat dat inderdaad zo is, dan
25 2, 19 | rechtvaardige gronden, dat dat inderdaad zo is, dan handele
26 2, 24 | 24 Dat wil zeggen, dat hij naar
27 2, 24 | 24 Dat wil zeggen, dat hij naar tijd en omstandigheden
28 2, 25 | 25 Dat betekent, dat hij ongebreidelde
29 2, 25 | 25 Dat betekent, dat hij ongebreidelde en ongedurige
30 2, 30 | en hij moet goed weten, dat van hem, wien meer is toevertrouwd,
31 2, 32 | zich zó naar hem plooien, dat hij niet enkel aan de hem
32 2, 34 | moet juist altijd bedenken, dat hij het bestuur van zielen
33 2, 34 | op zich heeft genomen, en dat hij over dezen dan ook rekenschap
34 2, 35 | 35 Om nu te voorkomen, dat hij een uitvlucht zou gaan
35 2, 35 | hij zich te herinneren, dat er geschreven staat: "Zoekt
36 2, 37 | 37 Hij wete dus, dat wie de leiding van zielen
37 2, 38 | hij ervan overtuigd zijn, dat hij op de dag van het oordeel
38 2, 39 | denken aan het onderzoek, dat hem als herder te wachten
39 3, 3 | wij hebben vastgesteld, dat allen voor het beraad bijeengeroepen
40 3, 3 | bijeengeroepen moeten worden, is, dat de Heer vaak aan een jongere
41 3, 11 | de Regel, omdat hij weet, dat hij zonder twijfel over
42 4, 9 | zelf niet wil ondergaan, dat ook een ander niet aandoen.~
43 4, 49 | 49 Overtuigd zijn, dat God ons overal ziet.~
44 4, 76 | ons het loon uitbetalen, dat Hijzelf beloofd heeft:~
45 5, 9 | onmiddellijk op elkaar: het bevel dat de meester uitspreekt en
46 5, 9 | meester uitspreekt en het werk dat de leerling volbrengt.~
47 5, 10 | trekken naar het eeuwig leven dat hen aandrijft. ~
48 5, 13 | richten juist zij zich naar dat woord van de Heer, waar
49 6, 2 | Hier wijst de profeet erop, dat als men goede gesprekken
50 6, 8 | echter en ieder gepraat dat enkel dient om de lachlust
51 6, 8 | hand en wij staan niet toe, dat een leerling zijn mond opent
52 7, 2 | te zeggen toont zij ons, dat iedere zelfverheffing een
53 7, 3 | profeet maakt ons duidelijk, dat hij zich hiervoor wacht,
54 7, 4 | verheffen? Als een kind, dat niet meer drinken mag aan
55 7, 7 | niets anders zeggen dan dat men door hoogmoed afdaalt
56 7, 10 | nederigheid bestaat hierin, dat men door de vreze Gods altijd
57 7, 13 | mens moet overtuigd zijn, dat God hem altijd vanuit de
58 7, 13 | vanuit de hemel gadeslaat en dat zijn doen en laten overal
59 7, 14 | voor, waar hij aantoont, dat God altijd aanwezig is in
60 7, 19 | 19 Dat wij onze eigen wil niet
61 7, 20 | in het gebed des Heren, dat zijn wil in ons moge geschieden. ~
62 7, 23 | betreft moeten wij geloven, dat God altijd bij ons tegenwoordig
63 7, 31 | nederigheid bestaat hierin, dat men niet gehecht is aan
64 7, 34 | nederigheid bestaat hierin, dat men uit liefde tot God zich
65 7, 35 | nederigheid bestaat hierin, dat men bij het beoefenen van
66 7, 38 | 38 En om te tonen, dat men om trouw te zijn zelfs
67 7, 41 | En om ons erop te wijzen, dat wij onder een overste moeten
68 7, 44 | nederigheid bestaat hierin, dat men alle slechte gedachten
69 7, 44 | hart opkomen en alle kwaad dat men in het verborgene bedreven
70 7, 49 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik met het allerarmste
71 7, 51 | nederigheid bestaat hierin, dat men niet alleen met de mond
72 7, 51 | van allen te zijn, maar dat men ook in zijn hart hier
73 7, 54 | Het is goed voor mij, dat Gij mij vernederd hebt om
74 7, 55 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik alleen dat doet
75 7, 55 | hierin, dat de monnik alleen dat doet wat de algemene leefregel
76 7, 56 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik zijn tong belet
77 7, 57 | Want de Schrift leert ons, dat bij veel spreken de zonde
78 7, 58 | 58 en dat een man die veel spreekt
79 7, 59 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik niet gemakkelijk
80 7, 60 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik, wanneer hij spreekt,
81 7, 62 | nederigheid bestaat hierin, dat de monnik niet enkel in
82 7, 62 | zijn hart nederig is, maar dat ook zijn hele lichaamshouding
83 8, 1 | 1 In de winter, dat wil zeggen van begin november
84 8, 4 | van opstaan zo gekozen, dat de nachtgetijden - na een
85 10, 1 | het volle aantal psalmen, dat hierboven is vastgesteld,
86 10, 3 | plaats zoals reeds gezegd is. Dat wil dus zeggen, dat er in
87 10, 3 | is. Dat wil dus zeggen, dat er in de nachtgetijden nooit
88 11, 12 | ongelukkigerwijs gebeuren dat men te laat opstaat, want
89 11, 13 | zorgvuldig gewaakt worden, dat dit nooit voorkomt. Mocht
90 13, 9 | het boek Deuteronomium, dat verdeeld wordt met twee
91 13, 11 | 11 Na dat kantiek volgen de lofpsalmen;
92 13, 11 | Evangelie, de litanie en dat is het besluit.~
93 13, 12 | beëindigd worden zonder dat helemaal op het einde het
94 14, 1 | zoals wij gezegd hebben, dat ze op zondag gevierd worden. ~
95 17, 8 | litanie en het Onze Vader, dat als slotgebed dient.~
96 17, 10 | Daarna volgt de hymne van dat uur, één les, het vers,
97 18, 5 | aan psalm 19, maar dan zó dat psalm 9 en 17 in tweeën
98 18, 9 | 119 tot en met psalm 127: dat zijn samen negen psalmen.~
99 18, 11 | 11 Dat wil dus zeggen, dat men
100 18, 11 | 11 Dat wil dus zeggen, dat men op zondag altijd weer
101 18, 14 | voorbehouden zijn voor andere uren, dat wil zeggen psalm 117 tot
102 18, 18 | 18 Dat is dan de volgorde van de
103 18, 18 | worden uitgevoerd zoals wij dat hierboven hebben vastgesteld.~
104 18, 21 | 21 maar zó, dat de langste van die psalmen
105 18, 23 | onverkort aan vasthoudt, dat iedere week het volledige
106 18, 23 | psalmen gezongen wordt en dat dit telkens opnieuw van
107 18, 25 | 25 als wij immers lezen, dat onze heilige Vaders, met
108 19, 1 | 1 Wij geloven, dat God overal tegenwoordig
109 19, 1 | overal tegenwoordig is, en dat "de ogen van de Heer op
110 19, 7 | wij ons psalmgezang zó, dat ons hart in harmonie is
111 20, 3 | laten wij wel beseffen, dat wij niet verhoord zullen
112 21, 3 | zodanige mannen gekozen, dat de abt hun veilig een deel
113 22, 2 | beschikking van hun abt beddegoed, dat in overeenstemming is met
114 22, 4 | 4 In dat vertrek moet er voortdurend
115 22, 5 | gordel of koord, maar zo, dat zij hun messen niet bij
116 22, 5 | slapen, om te voorkomen dat zij er zich in hun slaap
117 23, 2 | wordt hij, zoals onze Heer dat bevolen heeft eenmaal en
118 24, 6 | 6 dat wil zeggen: als de broeder
119 25, 3 | alleen zijn bij het werk dat hem is opgedragen, volhardend
120 25, 4 | 4 "dat deze mens naar het vlees
121 25, 6 | zegenwens, en ook het eten dat hij ontvangt wordt niet
122 27, 2 | stuurt "senpecten" uit, dat wil zeggen ervaren en wijze
123 27, 6 | Want hij moet goed weten, dat hij de zorg voor zieke zielen
124 27, 8 | achterliet om het ene schaap, dat verdwaald was, te gaan zoeken. ~
125 27, 9 | had Hij zoveel medelijden, dat Hij het op zijn heilige
126 28, 1 | op hem worden toegepast; dat wil zeggen, dat men zijn
127 28, 1 | toegepast; dat wil zeggen, dat men zijn toevlucht neemt
128 28, 4 | 4 en hij bemerkt dan dat al zijn moeite vruchteloos
129 28, 4 | namelijk zijn eigen gebed en dat van alle broeders,~
130 29, 1 | terugkeren, eerst beloven, dat hij zich geheel zal beteren
131 29, 3 | maar hij moet wel weten, dat hem nadien iedere terugkeer
132 31, 8 | van de Apostel indachtig, dat "wie zijn taak goed volbrengt,
133 31, 9 | en de armen, wel wetend, dat hij over hen allen rekenschap
134 31, 10 | beschouwen als vaatwerk dat aan de altaardienst gewijd
135 33, 5 | moeten erop vertrouwen, dat ze alles wat ze nodig hebben
136 33, 5 | niets ter beschikking hebben dat de abt hun niet heeft gegeven
137 33, 7 | 7 Wanneer men bemerkt dat iemand voldoening vindt
138 34, 2 | willen wij niet zeggen, dat er aanzien van persoon mag
139 34, 2 | verre van dien; maar wel dat er rekening moet worden
140 34, 6 | alles moet voorkomen worden, dat het kwaad van ontevredenheid
141 35, 14 | 14 Op dagen dat niet gevast wordt echter
142 36, 4 | moeten er dan ook aan denken, dat zij ter ere Gods gediend
143 36, 6 | dag leggen om te voorkomen dat de zieken onder enige verwaarlozing
144 36, 10 | moet de abt ervoor waken, dat de zieken niet door de kellenaars
145 38, 2 | allen om voor hem te bidden, dat God hem beware voor de geest
146 38, 6 | elkaar zo aan te reiken, dat niemand om iets behoeft
147 38, 9 | zou de overste, als hij dat wenst, een kort woord ter
148 39, 1 | 1 Wij zijn van mening, dat twee gekookte gerechten
149 39, 5 | 5 Op een dag dat er avondmaal is, bewaart
150 39, 9 | Heer het zegt: "Ziet toe, dat uw geest niet afgestompt
151 40, 3 | zijn wij toch van mening, dat één maat wijn per dag voor
152 40, 5 | echter altijd moet toezien, dat er geen gevallen van overdaad
153 40, 6 | 6 Wij lezen weliswaar, dat wijn bij monniken volstrekt
154 40, 6 | in elk geval voor zorgen, dat wij niet drinken tot verzadigens
155 40, 9 | vooral met kracht op aan, dat de monniken zich onthouden
156 41, 5 | regelen en te beschikken, dat de zielen zalig worden en
157 41, 5 | de zielen zalig worden en dat de broeders tevens bij het
158 41, 8 | zo'n tijdstip gehouden, dat men voor de maaltijd geen
159 41, 9 | moet zo geregeld worden, dat alles bij daglicht kan gebeuren.~ ~ ~
160 42 | Hoofdstuk 42 DAT NA DE COMPLETEN NIEMAND
161 42, 3 | der Vaders" of iets anders dat de toehoorders kan stichten. ~
162 42, 4 | dit deel van de Schrift op dat uur te horen; ze worden
163 42, 11 | 11 Maar ook dat moet dan gebeuren met de
164 43, 4 | komt - daarom willen wij, dat die heel slepend en traag
165 43, 7 | waarom wij bepaald hebben, dat zij op de laatste of op
166 43, 7 | plaats moeten gaan staan, is dat zij zich, omdat zij door
167 43, 17 | aanwezig is bij het vers dat na tafel gezegd wordt.~
168 44, 3 | doen, tot de abt oordeelt, dat hij voldoening gegeven heeft. ~
169 47, 1 | die zo plichtsgetrouw is dat alles op de juiste uren
170 47, 3 | die taak zo te kwijten, dat de toehoorders erdoor gesticht
171 48, 5 | lezen, moet hij zo lezen, dat een ander er niet door gestoord
172 48, 7 | armoede van dien aard is, dat de broeders zelf de oogst
173 48, 11 | verrichten allen het werk dat hun wordt opgedragen. ~
174 48, 14 | tiende uur doen zij het werk dat hun wordt opgedragen.~
175 48, 15 | Bijbelboek, ieder het zijne, dat zij in volgorde van begin
176 48, 17 | de ronde te doen op uren dat de broeders aan het lezen
177 48, 23 | onverschillig of lusteloos is, dat hij niet wil of niet kan
178 48, 24 | iets te doen of te maken dat van dien aard is, dat ze
179 48, 24 | maken dat van dien aard is, dat ze niet ledig zijn maar
180 49, 6 | Geest aan God iets aanbieden dat boven de maat van zijn verplichting
181 49, 7 | vreugde van het verlangen, dat uit de Geest is, uitzien
182 51, 1 | zelfs niet als iemand hem dat met aandrang zou vragen, ~
183 53, 15 | ontvangt; want het ontzag dat de rijken inboezemen leidt
184 53, 24 | gaat voorbij, zeggende, dat hij geen verlof heeft om
185 54, 3 | 3 Als de abt goedvindt dat men het in ontvangst neemt,
186 55, 4 | 4 Zelf menen wij, dat in gematigde streken de
187 55, 10 | 10 Want het is voldoende dat een monnik twee tunieken
188 55, 19 | 19 dat wil zeggen: kovel, tuniek,
189 55, 19 | uitvlucht te voorkomen, dat men iets nodig had. ~
190 55, 20 | Apostelen in gedachte houden: "Dat aan iedereen gegeven werd
191 58, 14 | na rijp beraad belooft, dat hij alles zal onderhouden
192 58, 15 | Maar hij moet goed weten, dat de wet van de Regel bepaalt,
193 58, 15 | wet van de Regel bepaalt, dat hij van die dag af het klooster
194 58, 18 | heiligen. Zo zal hij weten, dat hij, als hij ooit anders
195 58, 24 | overdragen, zonder iets van dat alles voor zichzelf achter
196 58, 25 | 25 Hij weet immers, dat hij van die dag af zelfs
197 59, 3 | bewuste oorkonde onder ede, dat zij hem nooit zelf, en ook
198 59, 5 | ervan aan zichzelf, als zij dat wensen.~
199 60, 1 | te worden opgenomen, mag dat verzoek niet te spoedig
200 60, 2 | aandringen, moet hij weten, dat hij de wet van de Regel
201 60, 5 | 5 Zonder dat mag hij zich volstrekt niets
202 60, 5 | aanmatigen, wel wetend, dat hij aan de wet van de Regel
203 61, 4 | wellicht niet juist tot dat doel gezonden heeft.~
204 61, 6 | verblijf als gast gebleken is, dat hij veeleisend is of behept
205 61, 7 | beleefd te verstaan geven, dat hij vertrekken moet, om
206 61, 7 | vertrekken moet, om te voorkomen dat door zijn treurige levenswijze
207 61, 8 | Maar als hij niet zo is dat men hem de deur moet wijzen,
208 61, 11 | 11 Als de abt ziet dat hij het verdient, kan hij
209 61, 12 | meebrengt, als hij ziet dat hun gedrag dit rechtvaardigt. ~
210 61, 13 | monnik uit een klooster dat hem bekend is voorgoed in
211 61, 14 | geschreven: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook
212 61, 14 | wilt dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet".~ ~ ~
213 62, 3 | want hij dient te weten, dat hij voortaan nog veel meer
214 62, 7 | ook dan moet hij weten, dat hij zich te houden heeft
215 62, 11 | toch wel van die aard zijn, dat hij zich niet wil onderwerpen
216 63, 3 | hij moet altijd bedenken, dat hij van al zijn oordelen
217 63, 8 | aangekomen, moet hij weten dat hij jonger is dan degene
218 63, 14 | zijn en zich zó gedragen, dat hij zulk een eer waardig
219 64, 1 | altijd als grondregel gelden, dat ofwel hij wordt aangesteld,
220 64, 2 | levenswandel en een onderricht dat van wijsheid getuigt zijn
221 64, 5 | moeten zij verhinderen, dat het plan van de kwaadwilligen
222 64, 6 | 6 Zij moeten weten, dat zij daarvoor een rijk loon
223 64, 8 | 8 hij moet goed weten dat hij veeleer moet dienen
224 64, 13 | indachtig zijn, en bedenken, dat men het geknakte riet niet
225 64, 14 | willen wij niet zeggen, dat hij de ondeugden moet laten
226 64, 19 | zoveel maatgevoel regelen, dat er voor de sterken nog iets
227 65, 1 | komt maar al te vaak voor dat de aanstelling van een prior
228 65, 3 | 3 Dat gebeurt vooral daar waar
229 65, 5 | gedachten hem influisteren, dat hij aan het gezag van zijn
230 65, 8 | zijn is het onvermijdelijk, dat niet alleen hun eigen zielen,
231 65, 11 | van de vrede en de liefde, dat de abt naar eigen goeddunken
232 65, 12 | is moet men - zoals wij dat boven al hebben vastgesteld -
233 65, 16 | echter moet met eerbied dat ten uitvoer brengen wat
234 65, 20 | en wordt een ander, die dat waardig is, in zijn plaats
235 65, 22 | moet de abt eraan denken, dat hij over al zijn oordelen
236 65, 22 | moeten geven, om te voorkomen dat het vuur van de afgunst
237 66, 6 | klooster zó zijn ingericht, dat alles wat er nodig is zoals
238 66, 7 | behoeven rond te zwerven; want dat is volstrekt niet goed voor
239 66, 8 | 8 Wij willen dat deze Regel vaak aan de gemeente
240 67, 5 | gezien of gehoord heeft, want dat kan een heel grote verwoesting
241 68, 2 | 2 Als hij ziet dat de zwaarte van de opgelegde
242 68, 4 | wete de ondergeschikte, dat het zo het beste voor hem
243 69 | Hoofdstuk 69 DAT MEN IN HET KLOOSTER ELKAAR
244 69, 1 | Men moet ervoor waken, dat in het klooster onder geen
245 69, 3 | niet schuldig maken, want dat kan aanleiding geven tot
246 70 | Hoofdstuk 70 DAT NIEMAND EEN ANDER EIGENMACHTIG
247 70, 2 | 2 Daarom bepalen wij, dat niemand gerechtigd is de
248 70, 7 | geschreven: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook
249 70, 7 | wilt dat u geschiedt, doe dat ook aan een ander niet".~ ~ ~
250 71 | Hoofdstuk 71 DAT DE BROEDERS ELKAAR MOETEN
251 71, 2 | 2 in de overtuiging, dat zij langs deze weg der gehoorzaamheid
252 71, 3 | voorrang - en wij willen niet dat persoonlijke bevelen hierboven
253 71, 7 | 7 of als hij merkt, dat een van de ouderen innerlijk
254 72, 3 | vurigste liefde toeleggen; dat wil zeggen: ~
255 73 | Hoofdstuk 73 OVER HET FEIT DAT NIET DE VOLLEDIGE BEOEFENING
256 73, 1 | onze kloosters te tonen, dat wij reeds enigermate eerzaam
|