bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 7 | slechte dienaren, die Hem niet hebben willen volgen naar
2 Prol, 10| hoort, maakt dan uw hart niet ongevoelig", ~
3 Prol, 13| duisternis van de dood u niet overvalle".~
4 Prol, 27| naaste geen kwaad doet, die niet duldt dat zijn naaste belasterd
5 Prol, 29| de Heer vrezen en daarom niet groot gaan op hun goede
6 Prol, 29| het goede, dat in hen is, niet uit eigen kracht in staat
7 Prol, 30| met de profeet te zeggen: "Niet aan ons, Heer, niet aan
8 Prol, 30| zeggen: "Niet aan ons, Heer, niet aan ons, maar aan uw Naam
9 Prol, 34| dat huis, maar het viel niet in, want het was gegrondvest
10 Prol, 37| Apostel zegt: "Weet gij niet, dat Gods geduld u tot boetvaardigheid
11 Prol, 38| goedheid zegt de Heer: "Ik wil niet de dood van de zondaar,
12 Prol, 41| 41 En als er iets niet mogelijk blijkt te zijn
13 Prol, 48| 48 laat u dan niet aanstonds afschrikken en
14 Prol, 48| afschrikken en ontvlucht niet de weg van het heil, die
15 1, 3 | kluizenaars; monniken, die niet meer door de eerste ijver
16 1, 6 | de sarabaieten. Zij zijn niet als goud in de oven beproefd
17 1, 8 | zelfs alleen zonder herder, niet in de schaapstal van de
18 1, 9 | dan ook heilig, en wat hun niet bevalt houden ze voor ongeoorloofd. ~
19 2, 9 | Uw gerechtigheid heb ik niet in mijn hart verborgen gehouden,
20 2, 15 | broeder staan kijken, maar niet de balk gezien in uw eigen
21 2, 17 | 17 De een mag hij niet meer liefhebben dan de ander,
22 2, 19 | deze maatstaf. Is die reden niet aanwezig, dan houdt ieder
23 2, 26 | die in overtreding zijn niet verhelen, maar ze, zo goed
24 2, 28 | De dwaas is met woorden niet te verbeteren", ~
25 2, 32 | naar hem plooien, dat hij niet enkel aan de hem toevertrouwde
26 2, 33 | die hem zijn toevertrouwd niet uit het oog verliezen of
27 3, 4 | zij hun eigen inzichten niet hardnekkig verdedigen.~
28 3, 13 | raad, dan hoeft het u later niet te berouwen".~ ~ ~
29 4, 3 | 3 Vervolgens: niet doodslaan,~
30 4, 5 | 5 niet stelen,~
31 4, 6 | 6 niet begeren,~
32 4, 9 | 9 en wat men zelf niet wil ondergaan, dat ook een
33 4, 9 | ondergaan, dat ook een ander niet aandoen.~
34 4, 12 | 12 zich niet vastklampen aan het genot;~
35 4, 22 | 22 Zijn toorn niet de vrije loop laten.~
36 4, 23 | 23 Niet met zijn misnoegdheid bezig
37 4, 26 | 26 de liefde niet loslaten.~
38 4, 27 | 27 Niet zweren uit vrees voor meineed;~
39 4, 34 | 34 Niet hoogmoedig zijn,~
40 4, 35 | 35 niet verslaafd zijn aan wijn,~
41 4, 36 | 36 niet onmatig zijn bij het eten,~
42 4, 37 | 37 niet vlug toegeven aan slaap.~
43 4, 38 | 38 Niet lui zijn,~
44 4, 39 | 39 niet klaagziek;~
45 4, 42 | het aan God toeschrijven, niet aan zichzelf.~
46 4, 52 | 52 Er niet van houden om veel te spreken.~
47 4, 53 | 53 Niet praten óm te praten of om
48 4, 54 | 54 Er niet van houden om voortdurend
49 4, 61 | wat zij zeggen, maar doet niet wat zij doen".~
50 4, 62 | 62 Niet heilig willen heten voor
51 4, 66 | 66 Niet jaloers zijn.~
52 4, 68 | 68 Er niet op uit zijn om tegen te
53 5, 8 | laten hun werk, ook als het niet af is, liggen en geven op
54 5, 12 | 12 Zij leven dan ook niet naar eigen inzicht en gehoorzamen
55 5, 12 | eigen inzicht en gehoorzamen niet aan hun eigen verlangens
56 5, 13 | waar Hij zegt: "Ik ben niet mijn eigen wil komen doen,
57 5, 14 | mensen, wanneer het bevolene niet uit angst, niet traag, niet
58 5, 14 | bevolene niet uit angst, niet traag, niet onverschillig
59 5, 14 | niet uit angst, niet traag, niet onverschillig of met gemopper
60 5, 17 | tegenzin gehoorzaamt, en niet alleen met de mond, maar
61 5, 18 | wat bevolen is, dit toch niet aangenaam zijn aan God,
62 6, 1 | wegen zal ik bewaken om niet te zondigen met mijn tong.
63 6, 1 | een wacht gesteld; ik heb niet gesproken, maar ben bescheiden
64 6, 4 | spreken kan men de zonde niet vermijden",~
65 6, 8 | van de hand en wij staan niet toe, dat een leerling zijn
66 7, 3 | zegt: "Heer, mijn hart is niet hoogmoedig, mijn ogen zijn
67 7, 3 | hoogmoedig, mijn ogen zijn niet trots omhoog; ik wandelde
68 7, 3 | trots omhoog; ik wandelde niet in grootse dingen, niet
69 7, 3 | niet in grootse dingen, niet in dingen die te wonderbaar
70 7, 4 | wat zou er gebeuren als ik niet nederig dacht, als ik mijzelf
71 7, 4 | verheffen? Als een kind, dat niet meer drinken mag aan de
72 7, 18 | hij dan ook moet zijn om niet te zondigen in zijn gedachten,
73 7, 19 | 19 Dat wij onze eigen wil niet mogen doen, zegt ons de
74 7, 21 | ons dan ook onze eigen wil niet te doen, als wij ons willen
75 7, 25 | Gij zult uw begeerten niet volgen".~
76 7, 30 | barmhartig is en wacht of wij niet tot inkeer willen komen,
77 7, 31 | bestaat hierin, dat men niet gehecht is aan zijn eigen
78 7, 32 | woord van de Heer: "Ik ben niet gekomen om mijn eigen wil
79 7, 47 | ongerechtigheden heb ik niet voor U verborgen gehouden. ~
80 7, 51 | bestaat hierin, dat men niet alleen met de mond zegt
81 7, 56 | het stilzwijgen en spreekt niet voordat men hem iets vraagt.~
82 7, 57 | bij veel spreken de zonde niet te vermijden is, ~
83 7, 58 | spreekt zijn weg op aarde niet vindt.~
84 7, 59 | bestaat hierin, dat de monnik niet gemakkelijk klaar staat
85 7, 62 | bestaat hierin, dat de monnik niet enkel in zijn hart nederig
86 7, 65 | sprak: "Heer, ik zondaar ben niet waardig mijn ogen ten hemel
87 7, 69 | 69 Hij handelt niet langer uit angst voor de
88 10, 2 | worden de lessen uit het boek niet gelezen, omdat de nachten
89 10, 3 | worden, psalm 3 en psalm 94 niet meegerekend.~ ~ ~
90 13, 12 | ochtend- en avondgetijden niet beëindigd worden zonder
91 17, 2 | gezongen, elk afzonderlijk en niet onder één "Eer aan de Vader". ~
92 18, 22 | iemand deze psalmverdeling niet zou bevallen, laat hij dan
93 20, 3 | wij wel beseffen, dat wij niet verhoord zullen worden omwille
94 21, 4 | 4 zij worden dan ook niet volgens hun rang gekozen,
95 21, 6 | 6 en als hij zich niet wil beteren, wordt hij uit
96 22, 3 | wanneer echter hun aantal dit niet toelaat, slapen ze met tien
97 22, 5 | maar zo, dat zij hun messen niet bij zich hebben als zij
98 22, 7 | De jonge broeders slapen niet naast elkaar maar tussen
99 23, 3 | 3 Als hij zich niet betert, wordt hij publiek
100 23, 4 | 4 Als hij zelfs hierna niet tot inkeer komt, wordt hij,
101 25, 6 | eten dat hij ontvangt wordt niet gezegend.~ ~ ~
102 27, 1 | broeders die misdoen, omdat "niet de gezonden een geneesheer
103 27, 3 | hem bemoedigen, "opdat hij niet door al te grote droefheid
104 28 | HERHAALDELIJK GESTRAFT ZIJN EN ZICH NIET WILLEN BETEREN~ ~
105 28, 1 | in de ban gedaan te zijn, niet betert, moet er een gevoeliger
106 28, 2 | 2 Als hij zich dan nog niet betert of zich zelfs ongelukkigerwijze
107 28, 6 | Als hij ook op deze wijze niet geneest, dan tenslotte gebruikt
108 30, 2 | jonge monniken of zij, die niet in staat zijn in te zien
109 31, 1 | karakter, sober en matig, niet verwaand, niet wispelturig,
110 31, 1 | en matig, niet verwaand, niet wispelturig, niet bars,
111 31, 1 | verwaand, niet wispelturig, niet bars, niet traag en niet
112 31, 1 | wispelturig, niet bars, niet traag en niet verkwistend, ~
113 31, 1 | niet bars, niet traag en niet verkwistend, ~
114 31, 6 | 6 Hij mag de broeders niet grieven.~
115 31, 7 | vragen, dan moet hij hem niet grieven door hem vanuit
116 31, 12 | 12 Hij mag niet gierig zijn, maar ook geen
117 31, 15 | toevertrouwd; maar hij mag zich niet inlaten met zaken, die hem
118 32, 5 | 5 Indien hij zich niet betert, ondergaat hij de
119 33, 4 | 4 ze hebben immers niet eens het vrije beschikkingsrecht
120 33, 5 | beschikking hebben dat de abt hun niet heeft gegeven of toegestaan.~
121 33, 8 | 8 Als hij zich niet betert krijgt hij een strenge
122 34, 2 | 2 Daarmee willen wij niet zeggen, dat er aanzien van
123 34, 3 | nodig heeft danke God en zij niet ontstemd; ~
124 34, 4 | zich om zijn zwakheid en ga niet groot op de barmhartigheid (
125 35, 3 | hulp gegeven, opdat zij het niet met tegenzin doen. ~
126 35, 14 | 14 Op dagen dat niet gevast wordt echter moeten
127 36, 4 | zij mogen het hun broeders niet moeilijk maken door hun
128 36, 10 | ervoor waken, dat de zieken niet door de kellenaars of de
129 37, 2 | betreft mag de Regel beslist niet in al zijn gestrengheid
130 38, 1 | lezing nooit ontbreken. En niet de eerste de beste, die
131 38, 12 | broeders lezen of zingen niet op de rij af, maar alleen
132 39, 2 | die misschien van het ene niet kan eten, zijn maaltijd
133 39, 9 | Ziet toe, dat uw geest niet afgestompt wordt door onmatigheid".~
134 39, 10 | jeugdige leeftijd wordt niet evenveel gegeven maar minder
135 40, 6 | wijn bij monniken volstrekt niet past; maar omdat het vandaag
136 40, 6 | geval voor zorgen, dat wij niet drinken tot verzadigens
137 40, 8 | de genoemde hoeveelheid niet te krijgen is, maar veel
138 40, 8 | er wonen God zegenen en niet mopperen. ~
139 41, 2 | de hitte van de zomer hen niet al te zeer drukt, op woensdag
140 42, 4 | 4 Maar niet de Heptateuch of de boeken
141 42, 4 | het voor zwakke hoofden niet goed zou zijn dit deel van
142 43, 4 | gezongen wordt - gaat hij niet op zijn plaats staan in
143 43, 9 | naar binnen gaan om althans niet alles te missen en zich
144 43, 10 | daggetijden in het werk Gods nog niet aanwezig is na het vers
145 43, 11 | en zij mogen zich beslist niet bij het koor voegen van
146 43, 13 | 13 Wie aan tafel niet vóór het vers aanwezig is -
147 43, 14 | uit nalatigheid of schuld niet op tijd is, krijgt hiervoor
148 43, 15 | hij zich in het vervolg niet betert, mag hij niet langer
149 43, 15 | vervolg niet betert, mag hij niet langer aan de gemeenschappelijke
150 43, 17 | straf ondergaat hij, die niet aanwezig is bij het vers
151 45, 1 | les voordraagt, en zich niet ter plaatse voor de ogen
152 45, 2 | 2 omdat hij niet door nederigheid heeft willen
153 46, 3 | 3 en niet onmiddellijk uit eigen beweging
154 48, 5 | lezen, dat een ander er niet door gestoord wordt. ~
155 48, 7 | moeten doen, moeten ze daar niet ontevreden over zijn, ~
156 48, 18 | houden, en die zodoende niet alleen zichzelf schaadt,
157 48, 20 | 20 Als hij zich niet betert, ondergaat hij de
158 48, 21 | broeder op uren die daar niet voor bestemd zijn.~
159 48, 23 | of lusteloos is, dat hij niet wil of niet kan studeren
160 48, 23 | is, dat hij niet wil of niet kan studeren of lezen, wordt
161 48, 23 | doen gegeven, zodat hij niet zonder bezigheid is.~
162 48, 24 | van dien aard is, dat ze niet ledig zijn maar ook niet
163 48, 24 | niet ledig zijn maar ook niet bezwijken onder de overmatige
164 49, 9 | eer worden aangerekend en niet als verdienste. ~
165 50, 1 | werk zijn en de bidplaats niet op tijd kunnen bereiken - ~
166 50, 4 | worden de voorgeschreven uren niet overslaan, maar zij moeten
167 50, 4 | zo goed als zij kunnen en niet nalaten zich te kwijten
168 51 | 51 OVER DE BROEDERS DIE NIET VER WEG GAAN~ ~
169 51, 1 | zijn klooster, mag zich niet veroorloven om buiten het
170 51, 1 | klooster te eten, zelfs niet als iemand hem dat met aandrang
171 52, 3 | afzondering wil bidden, niet door de onbetamelijkheid
172 52, 4 | alleen binnengaan en bidden, niet met luid geroep maar met
173 52, 5 | een dergelijke bedoeling niet heeft, mag als het werk
174 52, 5 | Gods geëindigd is, zich niet in de bidplaats ophouden,
175 52, 5 | gezegd is, opdat een ander niet gestoord wordt.~ ~ ~
176 53, 5 | 5 Deze vredekus mag niet worden aangeboden voordat
177 53, 10 | voorname vastendag is die niet geschonden mag worden; ~
178 53, 16 | er altijd - de broeders niet hoeven te ontrieven.~
179 53, 19 | 19 Deze regel geldt niet alleen voor hen maar voor
180 53, 23 | heeft, mag zich beslist niet met de gasten inlaten of
181 54, 1 | Het is een monnik beslist niet geoorloofd om van zijn familieleden
182 54, 1 | of van wie dan ook, ook niet onder elkaar, brieven gewijde
183 54, 2 | iets toesturen, mag hij het niet aannemen, voordat de abt
184 54, 4 | toevallig gericht was, mag daar niet boos over zijn, om geen
185 55, 7 | moeten de monniken zich niet druk maken, maar ze nemen
186 55, 8 | letten, zodat de kleren niet te kort zijn voor hen die
187 55, 17 | iemand iets vindt wat hij niet van de abt gekregen heeft,
188 55, 21 | zwakheid van de behoeftigen, niet met de kwaadwilligheid van
189 57, 3 | verwijderd en komt hij er niet opnieuw in terug, tenzij
190 57, 5 | aan Ananias en Saphira, om niet de dood die hen in het lichaam
191 57, 7 | ondeugd van de hebzucht niet binnensluipen, ~
192 58, 1 | aanmelden, mag hem de intrede niet gemakkelijk gemaakt worden, ~
193 58, 10 | treed dan in; als je het niet kunt, ga dan vrij heen." ~
194 58, 15 | die dag af het klooster niet meer mag verlaten ~
195 58, 16 | en het juk van deze Regel niet meer van zijn hals kan schudden,
196 58, 20 | eigenhandig, of anders, als hij niet schrijven kan, vraagt hij
197 58, 21 | ik zal leven, en stel mij niet teleur in mijn verwachting". ~
198 58, 25 | hij van die dag af zelfs niet meer zal kunnen beschikken
199 58, 28 | hij namelijk ooit - wat niet te hopen is - zou ingaan
200 58, 29 | heeft meegenomen, mag hij niet terugontvangen; deze blijft
201 59, 4 | 4 Of als zij dit niet willen doen, maar liever
202 60, 1 | opgenomen, mag dat verzoek niet te spoedig worden ingewilligd. ~
203 60, 7 | het klooster toekomt, en niet die welke hem uit eerbied
204 61, 4 | of de Heer hem wellicht niet juist tot dat doel gezonden
205 61, 5 | vestigen, moet men deze wens niet afwijzen, te meer omdat
206 61, 6 | ondeugden, dan mag men hem niet alleen niet als lid opnemen
207 61, 6 | mag men hem niet alleen niet als lid opnemen in de kloosterfamilie, ~
208 61, 8 | 8 Maar als hij niet zo is dat men hem de deur
209 61, 8 | moet wijzen, zal men hem niet alleen wanneer hij het vraagt
210 61, 12 | 12 Overigens niet alleen aan een monnik, maar
211 61, 14 | staat geschreven: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe
212 61, 14 | doe dat ook aan een ander niet".~ ~ ~
213 62, 8 | durft te handelen wordt niet de priester in hem maar
214 62, 9 | vaak berispt te zijn, zich niet betert, dan wordt tenslotte
215 62, 10 | 10 Als hij ook dan nog niet tot inkeer komt en er aan
216 62, 10 | komt en er aan zijn schuld niet meer valt te twijfelen,
217 62, 11 | aard zijn, dat hij zich niet wil onderwerpen en aan de
218 63, 2 | hem toevertrouwde kudde niet in verwarring brengen en
219 63, 13 | Heer" en "Abt" genoemd, niet omdat hij hierop zelf aanspraak
220 63, 16 | aan: en de jongere gaat niet opnieuw zitten, vooraleer
221 64, 13 | dat men het geknakte riet niet mag breken. ~
222 64, 14 | 14 Daarmee willen wij niet zeggen, dat hij de ondeugden
223 64, 16 | 16 Hij mag niet gejaagd of angstig zijn,
224 64, 16 | gejaagd of angstig zijn, niet overdreven of koppig, niet
225 64, 16 | niet overdreven of koppig, niet jaloers of al te achterdochtig,
226 64, 19 | verlangen blijft, en de zwakken niet worden afgeschrikt. ~
227 65, 8 | het onvermijdelijk, dat niet alleen hun eigen zielen,
228 65, 19 | 19 Als hij zich niet betert, wordt hij onderworpen
229 65, 20 | 20 Als hij zelfs dan nog niet tot inkeer komt, wordt hij
230 65, 21 | Als hij zich daarna nog niet rustig en gehoorzaam betoont
231 66, 1 | die bezadigd genoeg is om niet te gaan rondlopen. ~
232 66, 7 | 7 zodat de monniken niet buiten het klooster behoeven
233 66, 7 | zwerven; want dat is volstrekt niet goed voor hun zielen.~
234 69 | MEN IN HET KLOOSTER ELKAAR NIET MAG VERDEDIGEN~ ~
235 69, 2 | 2 zelfs niet als zij enigermate door
236 69, 3 | de monniken zich beslist niet schuldig maken, want dat
237 70, 7 | staat geschreven: "Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe
238 70, 7 | doe dat ook aan een ander niet".~ ~ ~
239 71, 1 | van de gehoorzaamheid moet niet alleen door allen ten aanzien
240 71, 3 | voorrang - en wij willen niet dat persoonlijke bevelen
241 73 | Hoofdstuk 73 OVER HET FEIT DAT NIET DE VOLLEDIGE BEOEFENING
|