bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 39| vernomen op welke voorwaarden men er kan wonen. Als wij nu
2 Prol, 49| 49 Naarmate men echter voortgang maakt in
3 Prol, 49| verruimt zich het hart en snelt men met een onuitsprekelijk
4 1, 1 | 1 Men kan duidelijk vier soorten
5 1, 12 | levenswijze van al deze mensen kan men beter zwijgen dan spreken. ~
6 2, 1 | moet altijd bedenken, hoe men hem noemt, en de naam van
7 2, 20 | 20 want "of men nu slaaf is of vrije man,
8 2, 30 | wat hij is, bedenken hoe men hem noemt, en hij moet goed
9 4, 9 | 9 en wat men zelf niet wil ondergaan,
10 4, 41 | 41 Alles wat men verhoopt, aan God toevertrouwen.~
11 4, 42 | 42 Als men in zichzelf iets goed waarneemt,~
12 4, 62 | heilig willen heten voor men het is, maar het eerst zijn,
13 4, 73 | zonsondergang weer verzoenen met wie men onenigheid heeft.~
14 6, 2 | de profeet erop, dat als men goede gesprekken soms terwille
15 6, 2 | zwijgzaamheid moet achterwege laten, men dus zeker de slechte moet
16 6, 4 | geschreven: "Bij veel spreken kan men de zonde niet vermijden",~
17 6, 7 | 7 Heeft men dan ook iets te vragen aan
18 6, 7 | aan de overste, dan vraagt men het met alle nederigheid
19 7, 5 | hemelse hoogte waarnaar men opklimt langs de nederigheid
20 7, 7 | niets anders zeggen dan dat men door hoogmoed afdaalt en
21 7, 10 | nederigheid bestaat hierin, dat men door de vreze Gods altijd
22 7, 11 | houdt wat God bevolen heeft. Men overweegt dan voortdurend
23 7, 12 | 12 Te allen tijde wachte men zich voor zonden en misstappen
24 7, 21 | 21 Terecht leert men ons dan ook onze eigen wil
25 7, 31 | nederigheid bestaat hierin, dat men niet gehecht is aan zijn
26 7, 32 | 32 Maar men richt zich in zijn doen
27 7, 34 | nederigheid bestaat hierin, dat men uit liefde tot God zich
28 7, 35 | nederigheid bestaat hierin, dat men bij het beoefenen van de
29 7, 35 | van de gehoorzaamheid, als men harde en onaangename dingen
30 7, 38 | 38 En om te tonen, dat men om trouw te zijn zelfs alle
31 7, 38 | dood gebracht en beschouwt men ons als schapen voor de
32 7, 40 | in het vuur gekeurd zoals men zilver keurt in het vuur.
33 7, 42 | het gebod des Heren: als men hen op de wang slaat, bieden
34 7, 42 | ook nog hun mantel; als men hen dwingt één mijl te lopen,
35 7, 44 | nederigheid bestaat hierin, dat men alle slechte gedachten die
36 7, 44 | opkomen en alle kwaad dat men in het verborgene bedreven
37 7, 49 | is en zich bij alles wat men hem opdraagt als een onbekwaam
38 7, 51 | nederigheid bestaat hierin, dat men niet alleen met de mond
39 7, 51 | allen te zijn, maar dat men ook in zijn hart hier diep
40 7, 52 | 52 Men vernedert zich en zegt met
41 7, 56 | en spreekt niet voordat men hem iets vraagt.~
42 7, 61 | geschreven staat: "De wijze kan men kennen aan zijn spaarzame
43 8, 1 | november tot Pasen staat men op op het achtste uur van
44 8, 2 | 2 zodat men iets langer slaapt dan de
45 10, 1 | tot begin november moet men het volle aantal psalmen,
46 11, 1 | 1 's Zondags staat men vroeger op voor de nachtgetijden. ~
47 11, 2 | deze nachtgetijden moet men binnen de volgende maat
48 11, 6 | 6 Hierna zingt men drie kantieken uit de profeten,
49 11, 12 | ongelukkigerwijs gebeuren dat men te laat opstaat, want dan
50 12, 1 | ochtendgetijden op zondag zingt men eerst psalm 66 zonder antifoon
51 12, 3 | 3 Daarna zingt men psalm 117 en psalm 62. ~
52 13, 3 | 3 Daarna zingt men naar gewoonte twee andere
53 13, 10 | op de andere dagen zingt men iedere dag een eigen kantiek
54 14, 2 | eigen zijn aan die dag. Maar men houdt zich aan de orde van
55 15 | Hoofdstuk 15 OP WELKE TIJDEN MEN HET ALLELUIA ZINGT~ ~
56 15, 1 | Paasfeest tot Pinksteren zingt men zonder onderbreking het
57 15, 2 | begin van de Vasten zingt men het iedere nacht in de nachtgetijden
58 17, 6 | gemeenschap wat talrijker is zingt men de psalmen met antifoon,
59 18, 1 | 1 Eerst zingt men het vers "God, kom mij te
60 18, 4 | Primen van de maandag zingt men drie psalmen, namelijk 1,
61 18, 5 | 5 En zo zingt men iedere dag tot aan de zondag
62 18, 6 | 6 Op die manier kan men de nachtgetijden van de
63 18, 9 | en van dinsdag af zingt men in de Terts, Sext en Noon
64 18, 11 | Dat wil dus zeggen, dat men op zondag altijd weer begint
65 18, 16 | 16 Maar omdat men zo drie psalmen te kort
66 18, 16 | psalmen te kort komt, verdeelt men de langste psalmen van bovengenoemde
67 18, 19 | In de Completen herhaalt men iedere dag dezelfde psalmen,
68 20, 2 | Hoeveel te meer dan moet men tot de Heer, de God van
69 20, 4 | kort en zuiver zijn, tenzij men zich door een verlangen,
70 28, 1 | toegepast; dat wil zeggen, dat men zijn toevlucht neemt tot
71 29, 2 | 2 dan pas neemt men hem weer op, maar op de
72 29, 3 | nogmaals heengaat, moet men hem zo tot driemaal toe
73 30 | Hoofdstuk 30 HOE MEN KINDEREN VAN JEUGDIGE LEEFTIJD
74 30, 1 | en begripsvermogen moet men op een aangepaste wijze
75 33, 7 | 7 Wanneer men bemerkt dat iemand voldoening
76 34, 4 | op de barmhartigheid (die men hem betoont). ~
77 36, 1 | alles en boven alles moet men zorg dragen voor de zieken,
78 36, 5 | 5 Toch zou men hen dan geduldig moeten
79 36, 5 | moeten verdragen, omdat men bij dit soort mensen een
80 37, 3 | 3 Integendeel, men moet ten hunnen opzichte
81 41, 8 | n tijdstip gehouden, dat men voor de maaltijd geen lamplicht
82 42, 6 | 6 Men leest vier of vijf bladzijden
83 44, 5 | teken van de abt, neemt men hem weer op in het koor
84 49, 9 | 9 want wat men doet zonder verlof van zijn
85 52, 1 | zijn wat de naam zegt, en men mag er verder niets doen
86 52, 2 | grootste stilte naar buiten en men beware de eerbied voor God, ~
87 53 | Hoofdstuk 53 HOE MEN GASTEN MOET ONTVANGEN~ ~
88 53, 2 | wordt de eer bewezen die men hem verschuldigd is, maar
89 53, 5 | worden aangeboden voordat men gebeden heeft, om alle bedrog
90 53, 7 | ter aarde te werpen moet men Christus in hen aanbidden,
91 53, 7 | in hen aanbidden, zoals men die ook in hen ontvangt.~
92 53, 9 | 9 Ter stichting leest men hun iets voor uit de goddelijke
93 53, 9 | goddelijke Wet; en daarna laat men het hun aan geen goede zorg
94 53, 14 | na deze voetwassing zegt men het vers: "Wij hebben, o
95 53, 15 | armen en vreemdelingen moet men de grootste zorg besteden,
96 53, 15 | grootste zorg besteden, omdat men in hen Christus meer in
97 53, 20 | 20 heeft men hulp nodig dan krijgt men
98 53, 20 | men hulp nodig dan krijgt men die, heeft men daarentegen
99 53, 20 | dan krijgt men die, heeft men daarentegen niets te doen,
100 53, 20 | niets te doen, dan ontvangt men een opdracht en gehoorzaamt.~
101 54, 3 | Als de abt goedvindt dat men het in ontvangst neemt,
102 55, 1 | 1 Men verschaft de broeders kleren
103 55, 2 | want in koude streken heeft men meer nodig, in warme minder. ~
104 55, 11 | 11 Alles wat men méér heeft, is overdaad
105 55, 16 | dingen in kunnen bevinden die men zich heeft toegeëigend. ~
106 55, 17 | 17 Als men bij iemand iets vindt wat
107 55, 18 | abt alles verstrekken wat men nodig heeft, ~
108 55, 19 | uitvlucht te voorkomen, dat men iets nodig had. ~
109 57, 4 | 4 Als men iets moet verkopen van wat
110 57, 8 | 8 maar men moet juist alles iets goedkoper
111 58, 2 | 2 maar men doet wat de Apostel zegt: "
112 58, 3 | onvriendelijkheid waarmee men hem behandelt en de weigering
113 58, 8 | harde en moeilijke waardoor men tot God gaat moet hem worden
114 58, 10 | 10 en zegt men hem: "Dit is de wet, waaronder
115 58, 26 | 26 In het koor ontdoet men hem terstond van zijn eigen
116 58, 26 | zijn eigen kleren en kleedt men hem met de kleren van het
117 58, 27 | 27 De kleren die men hem heeft uitgetrokken worden
118 58, 28 | monnikskleed uitgetrokken en zet men hem buiten. ~
119 58, 29 | terugontvangen; deze blijft men in het klooster bewaren.~ ~ ~
120 60, 3 | 3 Men mag dan ook geen uitzonderingen
121 60, 4 | 4 Wel kan men hem de plaats na de abt
122 61, 5 | zou willen vestigen, moet men deze wens niet afwijzen,
123 61, 5 | afwijzen, te meer omdat men tijdens zijn verblijf als
124 61, 6 | behept met ondeugden, dan mag men hem niet alleen niet als
125 61, 7 | 7 maar men moet hem zelfs beleefd te
126 61, 8 | Maar als hij niet zo is dat men hem de deur moet wijzen,
127 61, 8 | de deur moet wijzen, zal men hem niet alleen wanneer
128 61, 9 | 9 maar moet men zelfs trachten hem te bewegen
129 61, 10 | 10 en omdat men overal dienaar is van dezelfde
130 64, 2 | getuigt zijn de gronden waarop men iemand kiest voor dit ambt,
131 64, 12 | iedere overdrijving, want als men al te hardhandig het roest
132 64, 12 | een pot wil schuren, zou men hem wel eens kunnen breken. ~
133 64, 13 | indachtig zijn, en bedenken, dat men het geknakte riet niet mag
134 65, 12 | Als het mogelijk is moet men - zoals wij dat boven al
135 69 | Hoofdstuk 69 DAT MEN IN HET KLOOSTER ELKAAR NIET
136 69, 1 | 1 Men moet ervoor waken, dat in
137 70, 1 | 1 Men moet in het klooster iedere
|