Chapter, Verse
1 Prol, 2 | gehoorzaamheid weer tot Hem terug te keren van wie u
2 Prol, 4 | u ook onderneemt, vraag Hem in een volhardend gebed, ~
3 Prol, 6 | Te allen tijde moeten wij Hem dan ook met zijn eigen gaven,
4 Prol, 7 | als slechte dienaren, die Hem niet hebben willen volgen
5 Prol, 17| goede, zoek de vrede en jaag hem na. ~
6 Prol, 21| voort op zijn wegen, om Hem te mogen aanschouwen, die
7 Prol, 28| arglistige duivel, als deze hem iets influistert, samen
8 Prol, 28| de ogen van zijn hart en hem volkomen machteloos maakt
9 Prol, 33| hoort en ernaar handelt, hem vergelijk Ik met een verstandig
10 2, 1 | altijd bedenken, hoe men hem noemt, en de naam van overste
11 2, 14 | zijn zonden wel eens tot hem kunnen zeggen: "Hoe waagt
12 2, 21 | enige grond, waarop wij door Hem verschillend beoordeeld
13 2, 25 | de tucht, dan manen wij hem aan hen streng te straffen
14 2, 30 | hij is, bedenken hoe men hem noemt, en hij moet goed
15 2, 30 | moet goed weten, dat van hem, wien meer is toevertrouwd,
16 2, 32 | aanpassen en zich zó naar hem plooien, dat hij niet enkel
17 2, 32 | dat hij niet enkel aan de hem toevertrouwde kudde geen
18 2, 33 | het heil van de zielen die hem zijn toevertrouwd niet uit
19 2, 36 | niets ontbreekt het hun, die Hem vrezen".~
20 2, 39 | denken aan het onderzoek, dat hem als herder te wachten staat
21 2, 39 | betrekking tot de schapen die hem zijn toevertrouwd. Naarmate
22 3, 5 | voorbehouden, zodat allen hem gehoorzamen in wat hij het
23 4, 77 | bereid heeft voor hen die Hem liefhebben".~
24 5, 8 | gevolg aan het woord van hem, die hun iets beveelt. ~
25 5, 13 | komen doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft".~
26 7, 13 | overtuigd zijn, dat God hem altijd vanuit de hemel gadeslaat
27 7, 32 | te doen, maar de wil van Hem die Mij gezonden heeft". ~
28 7, 39 | overwinning door toedoen van Hem die ons heeft liefgehad". ~
29 7, 42 | hun kleed rooft, geven zij hem ook nog hun mantel; als
30 7, 45 | aan de Heer en vertrouw op Hem". ~
31 7, 49 | en zich bij alles wat men hem opdraagt als een onbekwaam
32 7, 56 | spreekt niet voordat men hem iets vraagt.~
33 7, 62 | nederigheid voor allen die hem zien: ~
34 7, 64 | zonden bewust en is het hem alsof hij reeds voor Gods
35 16, 5 | nachts moeten wij opstaan om Hem te loven.~ ~ ~
36 23, 5 | worden lijfstraffen op hem toegepast.~ ~ ~
37 25, 2 | zich op enigerlei wijze met hem inlaten of met hem spreken. ~
38 25, 2 | wijze met hem inlaten of met hem spreken. ~
39 25, 3 | alleen zijn bij het werk dat hem is opgedragen, volhardend
40 25, 5 | het uur welke de abt voor hem geschikt geoordeeld heeft. ~
41 25, 6 | 6 Niemand groet hem in het voorbijgaan met de
42 26, 1 | die in de ban is of met hem durft spreken of hem een
43 26, 1 | met hem durft spreken of hem een boodschap doet toekomen, ~
44 27, 3 | voldoening te brengen. Zij moeten hem bemoedigen, "opdat hij niet
45 27, 4 | verder zegt: "De liefde voor hem moet nog groeien", en door
46 27, 4 | en door allen moet voor hem gebeden worden.~
47 27, 5 | enkel van de schapen, die hem zijn toevertrouwd te laten
48 28, 1 | een gevoeliger straf op hem worden toegepast; dat wil
49 28, 7 | de trouweloze heen, laat hem gaan", 8 anders zou één
50 29, 2 | 2 dan pas neemt men hem weer op, maar op de laatste
51 29, 3 | nogmaals heengaat, moet men hem zo tot driemaal toe opnieuw
52 29, 3 | hij moet wel weten, dat hem nadien iedere terugkeer
53 31, 5 | Hij houdt zich aan wat hem bevolen wordt. ~
54 31, 7 | 7 Zou een broeder hem iets onredelijks komen vragen,
55 31, 7 | komen vragen, dan moet hij hem niet grieven door hem vanuit
56 31, 7 | hij hem niet grieven door hem vanuit de hoogte te behandelen,
57 31, 13 | niets geven kan, moet hij hem minstens een vriendelijk
58 31, 15 | 15 Alles waarmee de abt hem belast heeft, is aan zijn
59 31, 15 | niet inlaten met zaken, die hem verboden zijn. ~
60 31, 17 | taak kan vervullen, die hem is toevertrouwd.~
61 34, 4 | barmhartigheid (die men hem betoont). ~
62 35, 11 | beurt wijst ze weer toe aan hem die de nieuwe week ingaat:
63 38, 2 | Communie aan allen om voor hem te bidden, dat God hem beware
64 38, 2 | voor hem te bidden, dat God hem beware voor de geest van
65 38, 10 | heilige Communie en omdat het hem wellicht zwaar zou vallen
66 43, 5 | aangewezen, zodat ze door hem en door alle anderen gezien
67 43, 16 | alleen gebruiken, waarbij hem zijn rantsoen wijn onthouden
68 44, 4 | 4 Als de abt hem laat roepen en hij komt
69 44, 5 | teken van de abt, neemt men hem weer op in het koor op de
70 44, 6 | aanheffen, alvorens de abt hem ook dit weer toestaat. ~
71 44, 8 | voldoening brengen, totdat de abt hem nogmaals zegt deze voldoening
72 47, 3 | echter alleen gebeuren door hem die in staat is zich van
73 47, 4 | grote eerbied, en enkel door hem die de abt ermee belast
74 48, 23 | studeren of lezen, wordt hem iets te doen gegeven, zodat
75 51, 1 | eten, zelfs niet als iemand hem dat met aandrang zou vragen, ~
76 51, 2 | 2 tenzij zijn abt hem er opdracht toe gegeven
77 53, 2 | wordt de eer bewezen die men hem verschuldigd is, maar heel
78 53, 3 | de overste en de broeders hem tegemoet met de meest liefdevolle
79 54, 2 | zijn eigen familieleden hem iets toesturen, mag hij
80 56, 2 | geen gasten zijn, staat het hem vrij die broeders uit te
81 58, 1 | monniksleven komt aanmelden, mag hem de intrede niet gemakkelijk
82 58, 3 | onvriendelijkheid waarmee men hem behandelt en de weigering
83 58, 3 | behandelt en de weigering om hem binnen te laten gedurende
84 58, 8 | waardoor men tot God gaat moet hem worden voorgehouden.~
85 58, 9 | belooft te blijven, wordt hem na verloop van twee maanden
86 58, 10 | 10 en zegt men hem: "Dit is de wet, waaronder
87 58, 12 | verloop van zes maanden wordt hem de Regel weer voorgelezen
88 58, 12 | Regel weer voorgelezen om hem te doen weten waartoe hij
89 58, 13 | nu nog stand houdt, wordt hem na vier maanden nogmaals
90 58, 14 | zal onderhouden en al wat hem wordt bevolen zal volbrengen,
91 58, 18 | anders mocht handelen, door Hem verworpen zal worden met
92 58, 20 | hij een ander om het voor hem te doen; maar de novice
93 58, 26 | In het koor ontdoet men hem terstond van zijn eigen
94 58, 26 | eigen kleren en kleedt men hem met de kleren van het klooster. ~
95 58, 27 | 27 De kleren die men hem heeft uitgetrokken worden
96 58, 28 | klooster te verlaten, dan wordt hem het monnikskleed uitgetrokken
97 58, 28 | uitgetrokken en zet men hem buiten. ~
98 59, 2 | altaardwaal, en zo dragen zij hem op.~
99 59, 3 | oorkonde onder ede, dat zij hem nooit zelf, en ook nooit
100 59, 6 | bezit meer overblijft, die hem zou kunnen misleiden en
101 59, 6 | en te gronde richten, wat hem bespaard moge blijven. De
102 60, 3 | geen uitzonderingen voor hem maken, om gevolg te geven
103 60, 4 | 4 Wel kan men hem de plaats na de abt toewijzen;
104 60, 4 | maar alleen als de abt het hem toestaat.~
105 60, 7 | neemt hij de plaats in, die hem volgens zijn intrede in
106 60, 7 | toekomt, en niet die welke hem uit eerbied voor het priesterschap
107 61, 4 | zichzelf na te gaan, of de Heer hem wellicht niet juist tot
108 61, 6 | met ondeugden, dan mag men hem niet alleen niet als lid
109 61, 7 | 7 maar men moet hem zelfs beleefd te verstaan
110 61, 8 | als hij niet zo is dat men hem de deur moet wijzen, zal
111 61, 8 | deur moet wijzen, zal men hem niet alleen wanneer hij
112 61, 9 | moet men zelfs trachten hem te bewegen om te blijven,
113 61, 11 | hij het verdient, kan hij hem zelfs een ietwat hogere
114 61, 13 | monnik uit een klooster dat hem bekend is voorgoed in het
115 62, 3 | niets tenzij wat de abt hem opdraagt, want hij dient
116 62, 4 | mag geen aanleiding voor hem zijn om de gehoorzaamheid
117 62, 6 | de beschikking van de abt hem een hogere plaats hebben
118 62, 8 | wordt niet de priester in hem maar de opstandige aan een
119 63, 2 | abt van zijn kant mag de hem toevertrouwde kudde niet
120 63, 16 | staat de jongere op en biedt hem zijn plaats aan: en de jongere
121 63, 16 | vooraleer zijn oudere het hem zegt. ~
122 64, 12 | pot wil schuren, zou men hem wel eens kunnen breken. ~
123 64, 14 | uitroeien op een wijze die hem - zoals we reeds gezegd
124 64, 22 | zo staat er - hij stelde hem aan over al zijn goederen".~ ~ ~
125 65, 5 | 5 omdat zijn gedachten hem influisteren, dat hij aan
126 65, 16 | uitvoer brengen wat zijn abt hem opdraagt, zonder iets te
127 66, 4 | Gods voortkomt, staat hij hem zonder dralen te woord met
128 67, 7 | 7 Hetzelfde geldt voor hem, die het waagt om het slot
129 68, 2 | gaan uitleggen, waarom het hem onmogelijk is, ~
130 68, 4 | dat het zo het beste voor hem is ~
131 69, 1 | ander durft verdedigen of hem als het ware in bescherming
132 70, 2 | broeders te verbreken of hem te slaan, tenzij hij daartoe
133 71, 3 | van de abt of van de door hem aangestelde gezagsdragers
134 71, 7 | innerlijk wat geprikkeld over hem is of slechts een weinig
|