bold = Main text
Chapter, Verse grey = Comment text
1 Prol, 29| daarom niet groot gaan op hun goede levenswandel, maar
2 1, 3 | door de eerste ijver van hun monnikenleven gedreven worden,
3 1, 5 | aanvechtingen van het vlees en hun gedachten. ~
4 1, 7 | 7 Doordat zij met hun werken de wereld trouw blijven
5 1, 7 | wereld trouw blijven is hun kruinschering een kennelijke
6 1, 8 | Als enige wet hebben zij hun begeerten en verlangens; ~
7 1, 9 | 9 alles wat hun aanstaat en wat zij verkiezen
8 1, 9 | ze dan ook heilig, en wat hun niet bevalt houden ze voor
9 1, 10 | zogenaamde gyrovagen, die hun hele leven lang de verschillende
10 1, 11 | Zij zijn de slaven van hun eigen grillen en hun onmatige
11 1, 11 | van hun eigen grillen en hun onmatige zucht tot eten,
12 2, 8 | mogelijke wijzen getracht heeft hun ziekelijk gedrag te genezen. ~
13 2, 12 | dat wil zeggen: hij moet hun al wat goed en heilig is
14 2, 13 | heeft voorgehouden, moet hij hun ook door zijn eigen daden
15 2, 22 | echter wel rekening houdt met hun verdiensten.~
16 2, 36 | Aan niets ontbreekt het hun, die Hem vrezen".~
17 3, 4 | Intussen moeten de broeders hun raad geven in alle nederigheid
18 3, 4 | onderdanigheid, en mogen zij hun eigen inzichten niet hardnekkig
19 3, 6 | het aan leerlingen past hun meester te gehoorzamen,
20 3, 7 | alles de Regel te volgen als hun meester, en niemand mag
21 4, 32 | kwaad terugwensen, maar hun veeleer het goede toewensen.~
22 5, 7 | verlaten dan ook terstond hun eigen bezigheden en doen
23 5, 7 | bezigheden en doen afstand van hun eigen wil; ~
24 5, 8 | alles uit handen, laten hun werk, ook als het niet af
25 5, 8 | aan het woord van hem, die hun iets beveelt. ~
26 5, 12 | en gehoorzamen niet aan hun eigen verlangens en begeerten,
27 7, 11 | het hellevuur omwille van hun zonden hen doet branden
28 7, 22 | door de opwellingen van hun eigen wil".~
29 7, 38 | moet verdragen, legt zij hun, die lijden, deze woorden
30 7, 42 | onrecht vervullen zij door hun geduld het gebod des Heren:
31 7, 42 | de andere aan; als iemand hun kleed rooft, geven zij hem
32 7, 42 | rooft, geven zij hem ook nog hun mantel; als men hen dwingt
33 9, 4 | daarna zes psalmen met hun antifonen.~
34 9, 5 | uit, en terwijl allen op hun banken gezeten zijn, lezen
35 9, 7 | aanheft, staan allen van hun banken op uit eerbied en
36 11, 4 | in numerieke volgorde met hun antifonen evenals de voorafgaande,
37 17, 7 | beperkt tot vier psalmen met hun antifonen. ~
38 21, 2 | moeten in alle opzichten voor hun dekanieën zorg dragen volgens
39 21, 2 | en de voorschriften van hun abt. ~
40 21, 3 | mannen gekozen, dat de abt hun veilig een deel van zijn
41 21, 4 | worden dan ook niet volgens hun rang gekozen, maar met het
42 21, 4 | oog op de verdienste van hun levenswandel en de wijsheid
43 21, 4 | levenswandel en de wijsheid van hun denkbeelden. ~
44 22, 2 | volgens de beschikking van hun abt beddegoed, dat in overeenstemming
45 22, 3 | vertrek; wanneer echter hun aantal dit niet toelaat,
46 22, 5 | koord, maar zo, dat zij hun messen niet bij zich hebben
47 22, 5 | voorkomen dat zij er zich in hun slaap mee verwonden. ~
48 31, 16 | Hij verstrekt de broeders hun vastgestelde rantsoenen
49 31, 16 | en zonder vertraging om hun geen reden tot ontevredenheid
50 33, 4 | vrije beschikkingsrecht over hun lichaam en over hun wil. ~
51 33, 4 | over hun lichaam en over hun wil. ~
52 33, 5 | beschikking hebben dat de abt hun niet heeft gegeven of toegestaan.~
53 35, 8 | linnen waarmee de broeders hun handen en voeten afdrogen. ~
54 35, 13 | zij tijdens de maaltijd hun broeders zonder ontevredenheid
55 35, 15 | 15 Zij die hun week beginnen en zij die
56 35, 15 | voeten van allen neer om hun gebed te vragen. ~
57 36, 4 | 4 De zieken van hun kant moeten er dan ook aan
58 36, 4 | worden, en zij mogen het hun broeders niet moeilijk maken
59 36, 4 | niet moeilijk maken door hun veeleisendheid. ~
60 37, 1 | het gezag van de Regel in hun geval voorzien.~
61 37, 2 | 2 Altijd moet hun zwakheid in aanmerking genomen
62 38, 12 | diegenen die in staat zijn hun toehoorders te stichten.~ ~ ~
63 39, 5 | pond om het de broeders bij hun avondmaal te geven.~
64 41, 5 | tevens bij het verrichten van hun werk geen reden tot klagen
65 43, 11 | gebracht, tenzij de abt hun er toestemming voor geeft
66 43, 11 | toestemming voor geeft doordat hij hun kwijtschelding schenkt. ~
67 44, 4 | vervolgens voor al de anderen om hun gebed te vragen. ~
68 47, 2 | worden na de abt volgens hun rangorde door hen ingezet
69 48, 4 | zingen houden zij vrij voor hun lezing.~
70 48, 5 | in alle stilte rusten op hun bed; als iemand soms liever
71 48, 7 | plaatselijke gesteldheid of hun armoede van dien aard is,
72 48, 8 | als zij van het werk van hun handen leven zoals onze
73 48, 10 | vasten moeten de broeders hun tijd tot aan het einde van
74 48, 11 | verrichten allen het werk dat hun wordt opgedragen. ~
75 48, 13 | het eten benutten zij om hun lessen en psalmen te leren.~
76 48, 14 | het derde uur bezig met hun lezing en tot aan het einde
77 48, 14 | uur doen zij het werk dat hun wordt opgedragen.~
78 48, 18 | schaadt, maar ook anderen van hun plicht afhoudt. ~
79 48, 25 | 25 Hun onvermogen moet door de
80 50 | DIE VER VAN DE BIDPLAATS HUN WERK HEBBEN OF DIE OP REIS
81 50, 3 | ze bezig zijn en buigen hun knieën met de vreze Gods.~
82 53, 8 | 8 Na hun ontvangst worden de gasten
83 53, 9 | Ter stichting leest men hun iets voor uit de goddelijke
84 53, 9 | en daarna laat men het hun aan geen goede zorg ontbreken. ~
85 53, 11 | de broeders gaan door met hun gewone vasten.~
86 53, 18 | zij hulp nodig dan wordt hun die gegeven, zodat zij zonder
87 53, 18 | zij zonder ontevredenheid hun taak kunnen verrichten.
88 53, 18 | elders werken naargelang het hun wordt opgedragen. ~
89 55, 12 | 12 Ook hun kousen en alles wat versleten
90 55, 13 | een broek, die ze daar bij hun thuiskomst gewassen teruggeven. ~
91 55, 14 | 14 Zowel hun kovels als hun tunieken
92 55, 14 | 14 Zowel hun kovels als hun tunieken moeten wat beter
93 55, 14 | die uit de kleerkamer bij hun vertrek en geven ze daar
94 55, 14 | vertrek en geven ze daar bij hun thuiskomst weer terug.~
95 57, 1 | ambachtslieden zijn kunnen zij hun ambacht in alle nederigheid
96 58, 6 | 6 Met hun zorg wordt een ouderling
97 58, 6 | belast die de kunst verstaat hun zielen te winnen en die
98 58, 23 | van allen neerwerpen om hun gebed te vragen: en van
99 59, 3 | 3 Met betrekking tot hun bezittingen beloven zij
100 59, 8 | de offerande dragen zij hun zoon op in aanwezigheid
101 61, 12 | hogere plaats geven dan hun intrede meebrengt, als hij
102 61, 12 | meebrengt, als hij ziet dat hun gedrag dit rechtvaardigt. ~
103 63, 1 | hen moment van intrede, hun verdiensten en de beschikking
104 63, 6 | en Daniël hebben ondanks hun jeugd ouderlingen geoordeeld. ~
105 63, 7 | behouden allen de rang die hun volgens hun intrede toekomt. ~
106 63, 7 | de rang die hun volgens hun intrede toekomt. ~
107 63, 10 | 10 De jongeren moeten dus hun ouderen eren, de ouderen
108 63, 10 | ouderen eren, de ouderen hun jongeren liefhebben. ~
109 63, 12 | 12 maar de ouderen noemen hun jongeren "broeder" en de
110 63, 12 | broeder" en de jongeren hun ouderen "nonnus", wat "eerwaarde"
111 63, 18 | aan tafel in goede orde hun vaste plaats innemen. ~
112 65, 8 | onvermijdelijk, dat niet alleen hun eigen zielen, zolang die
113 65, 9 | 9 maar ook hun onderhorigen hun ondergang
114 65, 9 | maar ook hun onderhorigen hun ondergang tegemoet gaan
115 66, 2 | altijd iemand vinden om hun te woord te staan. ~
116 66, 7 | volstrekt niet goed voor hun zielen.~
117 67, 3 | Wanneer de broeders van hun reis terugkeren, moeten
118 67, 3 | zich op de dag zelf van hun thuiskomst in alle getijden,
119 67, 4 | 4 en allen om hun gebed vragen omwille van
120 67, 4 | gebed vragen omwille van hun fouten; want ze zouden onderweg
121 70, 4 | De kinderen staan wel tot hun vijftiende jaar onder het
122 72, 10 | 10 Hun abt beminnen zij met een
123 73, 5 | Gesprekken van de Vaders, hun Instellingen en hun levensbeschrijvingen
124 73, 5 | Vaders, hun Instellingen en hun levensbeschrijvingen en
|