Hoofdstuk 35 OVER HEN DIE DE WEEKBEURT HEBBEN IN DE
KEUKEN
1 De
broeders moeten elkander dienen en niemand mag dan ook ontslagen worden van de
keukendienst, tenzij hij ziek is of in beslag genomen door bezigheden van groot
belang.
2 Want
dit is een bron van rijke beloning en liefde.
3 Aan
zwakken wordt hulp gegeven, opdat zij het niet met tegenzin doen.
4 Trouwens,
iedereen krijgt hulp naarmate de grootte van de gemeenschap en de plaatselijke
gesteldheid dit eisen.
5 Als
de gemeente talrijk is, wordt de kellenaar vrijgesteld van de keukendienst; en
eveneens zij, die zoals we gezegd hebben belangrijke bezigheden hebben.
6 De
overigen dienen elkaar met liefde.
7 Wie
zijn week gaat beëindigen, houdt 's zaterdags schoonmaak:
8 hij
wast het linnen waarmee de broeders hun handen en voeten afdrogen.
9 De
voetwassing van allen verrichten zowel hij die zijn week beëindigt als hij die
zijn week begint.
10 De
voorwerpen die hij voor zijn werk gekregen heeft levert hij schoon en in goede
staat weer bij de kellenaar in.
11 De
kellenaar op zijn beurt wijst ze weer toe aan hem die de nieuwe week ingaat: zo
weet hij wat hij geeft en wat hij terugkrijgt.
12 Zij
die de weekbeurt hebben, krijgen, als er maar één maaltijd is, van te voren
buiten het vastgesteld rantsoen iets te drinken met wat brood,
13 zodat
zij tijdens de maaltijd hun broeders zonder ontevredenheid en zonder grote
inspanning kunnen dienen.
14 Op
dagen dat niet gevast wordt echter moeten zij daarmee wachten tot na het
slotgebed.
15 Zij
die hun week beginnen en zij die haar beëindigen werpen zich 's zondags onmiddellijk
na de ochtendgetijden in het koor voor de voeten van allen neer om hun gebed te
vragen.
16 Hij
die zijn week beëindigt zegt het vers: "Gezegend zijt Gij, God en Heer,
die mij hebt bijgestaan en geholpen".
17 Als
hij die de week beëindigt dit vers driemaal herhaald heeft en de zegen
ontvangen heeft, volgt hij die zijn week begint en zegt: "God, kom mij
te hulp; Heer, haast u mij te helpen".
18 Dit
wordt eveneens door allen tot driemaal toe herhaald en, nadat hij de zegen
ontvangen heeft, begint hij zijn weekdienst.
|